DAM Invest/Elbertse en Deleye
Afwijzing van op (bestuurders)aansprakelijkheid gebaseerde vorderingen op de voorzitter van de raad van bestuur en de voorzitter van de raad van commissarissen van Nedfield. De rechtbank gaat er veronderstellenderwijs van uit dat de voorzitter van de raad van bestuur en de voorzitter van de raad van commissarissen de feitelijk bestuurders waren van een aantal vennootschappen van het concern en dat zij door middel van een aantal transacties en onttrekkingen hebben bewerkstelligd of toegelaten dat een dochtermaatschappij haar verplichtingen jegens een financieringsmaatschappij niet is nagekomen. Geen persoonlijk ernstig verwijt, onder meer in verband met beoogde (uiteindelijk niet geëffectueerde) beursgang van andere dochtermaatschappij, met de opbrengst waarvan de lening zou worden afgelost (r.o. 4.14-4.18). Ook geen schending van de Beklamelnorm (r.o. 4.19-4.22). Geen causaal verband tussen de gestelde schade en veronderstellenderwijs aangenomen onjuiste voorstelling van zaken (r.o. 4.23-4.24). Bestuurders hebben ook niet de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat Nedfield zou instaan voor aflossing van de lening (r.o. 4.25)
Rechtbank Midden-Nederland, 07-11-2012