Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

472 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0257

Kippersluis Holding/Geïntimeerde

In deze uitspraak gaat het om de vraag of X gecontracteerd heeft met het advocatenkantoor, met de eerste behandelende advocaat of met zijn kantoorgenoot (Y), die de dienstverlening heeft overgenomen. Y is door tussenkomst van zijn praktijkvennootschap maat van het advocatenkantoor. Voor het antwoord op de vraag wie als contractspartij heeft te gelden onderzoekt het hof wat partijen daaromtrent tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Het advocatenkantoor is in deze contractspartij, gelet op het feit dat het naar hedendaagse verkeersopvattingen gebruikelijk is dat, ingeval iemand zich tot een advocatenkantoor wendt voor advies zonder dat hij daarbij te kennen geeft met een individuele advocaat te willen contracteren, het advocatenkantoor als contractspartij wordt aangemerkt. Op basis van, kort gezegd, deze gang van zaken concludeert het hof ook dat X niet met het advocatenkantoor heeft gecontracteerd met het oog op Y in de zin van artikel 7:404 BW. Het hof overweegt ten slotte dat X ervoor kon kiezen om een individuele maat (of meerdere maten) die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst deel uitmaakten van de maatschap aan te spreken. De aansprakelijkheid ex artikel 7:407 lid 2 BW geldt slechts voor de gezamenlijke maten als gezamenlijke opdrachtnemers. Omdat Y geen maat van het advocatenkantoor was, kan Y dus niet op grond van artikel 7:404 lid 2 BW worden aangesproken. Voor doorbreking van de gekozen structuur waarbij een praktijkvennootschap en niet de advocaat zelf deel uitmaakt van de maatschap, bestaat in beginsel geen mogelijkheid.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 16-06-2015

Rechtspraak

OR 2015-0251

Uitgetreden Vennoten/Trapezium Vastgoed B.V.

De verhuurder (geïntimeerde) heeft appellanten aangesproken in verband met een door de vof, waarvan appellanten vennoten waren, onbetaald gelaten huurachterstand. De huurovereenkomst is namens de vof aangegaan door appellanten. Appellanten zijn later uitgetreden, waarna de zoons van appellanten de activiteiten en de huurovereenkomst van de vof hebben overgenomen. Appellanten stellen dat er door de zoons een nieuwe vof is opgericht, dat Trapezium akkoord is gegaan met voortzetting van het huurcontract met deze nieuwe vof en dat Trapezium wist van de uittreding. Hiermee heeft Trapezium hen ontslagen uit hun hoofdelijke verplichtingen, althans in de gegeven omstandigheden mochten appellanten de gedragingen van Trapezium op deze wijze opvatten. Het hof volgt appellanten niet in hun betoog. De stelling dat de zoons een nieuwe vof hebben opgericht had onderbouwd moeten worden nu uit het handelsregister blijkt dat de vof dezelfde is gebleven. Het hof oordeelt verder dat het enkele feit dat de verhuurder weet dat appellanten zijn uitgetreden en dat de verhuurder zich niet meer tot appellanten als uitgetreden vennoten richt, niet betekent dat de uitgetreden vennoten niet meer hoofdelijk aansprakelijk zijn. Dat verhuurder steeds communiceerde met de zonen kan niet leiden tot de gerechtvaardigde verwachting dat de uittredende vennoten werden ontslagen van hun hoofdelijke verplichtingen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015

Rechtspraak

OR 2015-0236

Hoofdelijke verbondenheid vennoten van vof. Centraal staat de vraag of een van de later toegetreden vennoten (die ook kort daarna weer is uitgetreden) hoofdelijk aansprakelijk is voor verplichtingen van de vof die voor haar toetreden zijn ontstaan. Toepassing door het hof van HR 13 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:588) leidt tot een bevestigend antwoord op de vraag of artikel 18 WvK zo moet worden uitgelegd dat de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten van een vof alle schulden betreft die ten tijde van hun toetreding tot de vennootschap bestaan of nadien ontstaan. Het hof maakt geen uitzondering, omdat geïntimeerde geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden waarmee aan de belangen van diegenen die overwegen toe te treden tot een bestaande vof wordt tegemoetgekomen. Zij had voor toetreding immers inzage kunnen bedingen in de bestaande schuldenpositie van de vennootschap, daar zelf onderzoek naar kunnen doen, garanties kunnen bedingen van de andere vennoten of afspraken kunnen maken over de draagplicht van bestaande schulden. Verwijzing door de rechtbank naar HR 15 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY7840), waar de aansprakelijkheid van maten van een maatschap ter toetsing stond, is onjuist, nu in HR 13 maart 2015 uitdrukkelijk overwogen wordt dat de wettelijke regeling van de maatschap anders luidt dan die van de vof of CV, zodat de in het arrest van 15 maart 2013 voor de maatschap geformuleerde regels niet bepalend zijn voor een vof of CV.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 26-05-2015