Verzoek tot ontslag bestuurder en ontbinding stichting
Twee bestuurders van een stichting die zich richt op de ontwikkeling van veilige software raken in conflict met elkaar. Over en weer worden beschuldigingen gedaan van onder meer fraude, onrechtmatige concurrentie en vermogensonttrekkingen. In eerste aanleg verzoekt een van de bestuurders op grond van artikel 2:298 lid 1 BW de schorsing en het ontslag van de andere bestuurder. Daarnaast verzoekt deze bestuurder ontbinding van de stichting op grond van artikel 2:301 BW. Beide verzoeken worden door de rechtbank afgewezen. In hoger beroep wordt de beschikking van de rechtbank in stand gehouden. Het hof overweegt dat er in deze fase geen reden is om tot ontbinding, schorsing en ontslag over te gaan. De stichting functioneert en de continuïteit is niet in gevaar, zodat ontbinding naar het oordeel van de stichting niet in het belang van de stichting is. Ten aanzien van het ontslagverzoek oordeelt het hof dat in een parallel lopende dagvaardingsprocedure moet worden geoordeeld of de besluiten van het bestuur rechtsgeldig zijn genomen. Omdat verder niet voldoende is gesteld dat de bestuurder in strijd met de statuten heeft gehandeld en niet is komen vast te staan dat de betreffende bestuurder de stichting heeft geschaad, wordt ook het schorsings- en ontslagverzoek afgewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 09-10-2023