Geschil tussen de aandeelhouders van Buro Antares B.V. over de ‘bad leaver’ clausule en het non-concurrentiebeding in de aandeelhoudersovereenkomst
De aandeelhouders van een besloten vennootschap hebben een aandeelhoudersovereenkomst gesloten met daarin onder meer een aanbiedingsplicht, een bad leaver bepaling en een non-concurrentiebeding. Nadat de vennootschap de managementovereenkomst met één van de aandeelhouders heeft opgezegd, vordert een andere aandeelhouder dat de aandeelhouder wiens managementovereenkomst is opgezegd zijn aandelen levert tegen de nominale waarde conform de bad leaver bepaling. De aandeelhouder wiens managementovereenkomst is opgezegd, vordert in reconventie dat de aandelen worden gewaardeerd volgens de good leaver bepaling. Verder vordert hij dat hij niet aan het non-concurrentiebeding kan worden gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de ene aandeelhouder toegewezen en de andere aandeelhouder veroordeeld tot levering van zijn aandelen conform de bad leaver bepaling. De reden voor toewijzing door de rechtbank ligt in het feit dat de aandeelhouder onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van het ontbreken van draagvlak onder de werknemers, wat toepassing van de bad leaver bepaling met zich brengt. De vordering in reconventie van de laatstgenoemde aandeelhouder, om niet langer aan het non-concurrentiebeding gebonden te zijn, wordt door de rechtbank afgewezen. Het hoger beroep daartegen van de veroordeelde aandeelhouder slaagt niet. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Het hof legt de bad leaver bepaling uit volgens de Haviltex-methode. De wijze van het eindigen van de betrokkenheid, in casu het opzeggen van de managementovereenkomst in plaats van ontbinding van de arbeidsovereenkomst (zoals in de aandeelhoudersovereenkomst staat), doet er volgens het hof niet toe. De aandeelhouders, die bij het opstellen van de aandeelhoudersovereenkomst geen deskundige bijstand hebben gehad, hadden voor ogen om de bad leaver regeling toe te passen als de betrokkenheid van de aandeelhouder eindigt, ongeacht de wijze waarop die eindigt. Het hof vindt toepassing van de non-concurrentiebepaling niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid; het is aan de aandeelhouder zelf te wijten dat de aandelenoverdracht op zich laat wachten waardoor de duur van het non-concurrentiebeding navenant langer is geworden.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 28-03-2023