Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

4.296 resultaten

Rechtspraak

OR 2023-0123

M.A.C. ID B.V. c.s./PlantLab Groep B.V. c.s.

Een van de certificaathouders van een onderneming kondigt zijn terugtreden aan onder de voorwaarde dat de certificaathoudersovereenkomst, op grond waarvan hij zijn certificaten dient aan te bieden tegen de intrinsieke waarde van de met die certificaten corresponderende aandelen, geen effect heeft. Nadat de overige certificaathouders akkoord gaan met deze voorwaarde, ontdekken zij dat de uittredende certificaathouder ondertussen een concurrerende onderneming aan het opzetten was en daarvoor relaties/klanten en medewerkers van de onderneming benaderde. In navolging van de rechtbank vernietigt het hof de toezeggingen van de certificaathouders op grond van dwaling en veroordeelt de uittredende certificaathouder tot betaling van schadevergoeding. Ook de bestuurder van de onderneming is aansprakelijk naar het oordeel van het hof. De uittredende certificaathouder en de bestuurder van de onderneming stellen cassatieberoep in. Zij klagen in cassatie dat het hof de hoge drempel voor aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW heeft miskend, met name nu voor de uittredende certificaathouder geen non-concurrentiebeding of relatiebeding gold en hij slechts besprekingen voerde met enkele relaties. De A-G overweegt dat het persoonlijk ernstig verwijt is gelegen in het ‘heimelijk’ achter de klanten/relaties en medewerkers van de onderneming aangaan. A-G Drijber concludeert dat de klachten falen. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep nu de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 lid 1 RO.
Hoge Raad, 14-04-2023

Rechtspraak

OR 2023-0120

Enquête Steenfabriek De Rijswaard B.V.

OK; enquête. De meerderheid van de certificaathouders van een familiebedrijf heeft een enquêteverzoek ingediend naar het beleid en de gang van zaken naar het familiebedrijf, haar moedermaatschappij en de stichting administratiekantoor (STAK). De verzoekers hebben zorgen over de governance van het familiebedrijf, de informatievoorziening en de beperkte betrokkenheid in benoemingsprocessen van commissarissen en bestuurders. De OK is van oordeel dat sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juiste gang van zaken van het familiebedrijf en haar moedermaatschappij. Er wordt een commissaris door de OK benoemd die de rol van voorzitter zal vervullen binnen de raad van commissarissen bij zowel het familiebedrijf als bij de moedermaatschappij. In cassatie komen onder andere het familiebedrijf en haar moedermaatschappij op tegen het oordeel van de OK. Verzoekers klagen dat de OK het tweede vereiste voor de bevoegdheid van een concernenquête uit hoofde van de SNS-beschikking van de Hoge Raad onjuist heeft toegepast. De klacht behelst dat de moedermaatschappij het beleid of de gang van zaken van het familiebedrijf ten aanzien van de onderwerpen die aan het enquêteverzoek ten grondslag zijn gelegd, mede moet hebben bepaald om bevoegd te kunnen zijn om een concernenquête te verzoeken. Volgens A-G Assink is het voldoende als dat ter zake van één of meer onderwerpen het geval is. Daarnaast zou het handelen van de STAK ten onrechte zijn betrokken in het oordeel van de OK, omdat zij niet valt onder de personen die krachtens de wet en de statuten betrokken zijn (kring van betrokkenen) bij het familiebedrijf zoals bepaald in artikel 2:8 lid 1 BW. Tot slot zou de informatie- en consultatieplicht ten opzichte van certificaathouders minder ver strekken dan de OK heeft geoordeeld. A-G Assink oordeelt dat de klachten falen gezien de omstandigheden van het geval waarin sprake is van een besloten familiebedrijf, het de taak van het bestuur van de STAK is om ook de belangen van de certificaathouders te dienen, en sprake is van dubbelfuncties en informatieasymmetrie. A-G Assink concludeert dat alle klachten falen. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 lid 1 RO.
Hoge Raad, 14-04-2023