ABN AMRO/Echtgenote
In casu is terecht een beroep gedaan door echtgenote op vernietiging ex 1:89 jo. 1:88 lid 1 sub c BW van een door haar echtgenoot aangegane borgstelling. De uitzondering van art. 1:88 lid 5 gaat niet op. In beginsel wordt het aangaan van een kredietovereenkomst met inbegrip van de borgstelling die gesloten is met het oog op een langlopende financiering van de vennootschap gezien als een handeling die valt onder de normale bedrijfsuitoefening. In dit geval is echter toch toestemming van de echtgenote vereist. De borgstelling is namelijk aangegaan bij de omzetting van een bestaand krediet, waarbij de borgstelling in privé door de echtgenoot in de plaats kwam van een aantal zekerheden dat door de persoonlijke vennootschap van de echtgenoot was aangegaan. De echtgenoot is daardoor in privé aansprakelijk geworden voor een vordering waarvoor hij voordien niet persoonlijk aansprakelijk was, zonder dat door de bank extra krediet werd verstrekt. Deze omstandigheid maakt dat het aangaan van de persoonlijke borgtocht niet geacht kan worden te behoren tot de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap, zodat daarvoor de toestemming van de echtgenote was vereist
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 25-04-2012