Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

4.303 resultaten

Rechtspraak

OR 2022-0052

Harlingen Holdings Industries B.V. c.s./ Poiesz q.q.

Een curator stelt de bestuurder, de feitelijk beleidsbepaler en commissaris, en de aandeelhouder van een failliete vennootschap aansprakelijk voor het faillissementstekort. De rechtbank en het hof wijzen de vorderingen van de curator toe. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het hof geen aandacht heeft besteed aan het bestaan van een causaal verband tussen de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement. De A-G wijdt in zijn conclusie uit over de vraag welke vereisten er aan het door artikel 2:248 lid 1 BW vereiste causale verband kunnen worden gesteld, indien er geen sprake is van de bewijsvermoedens van lid 2 van datzelfde artikel. De wettekst vereist dat de curator aannemelijk maakt dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is onvoldoende om enkel vast te stellen dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een voorwaarde voor het faillissement was, maar de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling hoeft ook niet dé belangrijkste oorzaak van het faillissement te zijn. Er kunnen verschillende belangrijke oorzaken van een faillissement bestaan, en blijkens de wetsgeschiedenis kan de curator ook een samenstel van kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en/of nalatigheden aanvoeren als belangrijke oorzaak van het faillissement. A-G Assink concludeert dat het hof in dit geval, op basis van de stellingen en bewijsmiddelen van de curator, heeft kunnen oordelen dat er sprake is van een causaal verband tussen kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en het faillissement. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Hoge Raad, 04-02-2022

Rechtspraak

OR 2022-0057

Enquête Funda B.V.

OK; enquête. In deze enquêteprocedure gaat het over de toekomst van Funda, de onderneming achter het bekende woningplatform Funda.nl. Grootaandeelhouder NVM meent dat Funda zich bij het bepalen van haar strategie dient te richten naar de belangen van NVM en haar leden. Funda vindt dat zij om succesvol te blijven autonoom haar strategie moet kunnen bepalen. De STAK en Vereniging FundaBelang zijn het daarmee eens en willen met het aantrekken van een strategisch investeerder de kans krijgen hun certificaten tegen een reële waarde te verkopen. Partijen worstelen al jaren met deze deels tegengestelde belangen, maar zijn er niet in geslaagd een oplossing te vinden. In haar overwegingen betrekt de OK bij deze discussie het vennootschappelijk belang, het groepsbelang, de belangen van minderheidsaandeelhouders en van belanghebbenden als de werknemers en de autonome positie die het bestuur heeft in de afweging van deze belangen. De OK acht het voldoende aannemelijk dat het gebrek aan heldere beslissingen op deze onderdelen in toenemende mate een wissel trekt op de verhoudingen binnen Funda en een belemmering vormt voor het bestendige succes van de door Funda gedreven onderneming. De OK oordeelt dat er gegronde redenen zijn tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken en gelast een onderzoek. Zij roept partijen op haar beschikking en het te gelasten onderzoek aan te grijpen om te reflecteren op hun eigen positie en handelen, opdat het gelasten van een onderzoek in zoverre al zal bijdragen aan het herstel van gezonde verhoudingen.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10-02-2022