Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn/Bestuurder
Een pensioenfonds stelt een bestuurder aansprakelijk voor het niet afdragen door de vennootschap van bij werknemers ingehouden pensioenpremie. De vennootschap heeft haar activa inmiddels overgedragen aan een stichting. De schuld van de vennootschap uit hoofde van de pensioenpremieachterstand is daarom als gevolg van overgang van onderneming van de vennootschap overgegaan op de stichting. De vennootschap blijft echter (ingevolge art. 7:663 BW) gedurende een jaar naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schuld. Anders dan de rechtbank heeft het hof de vordering afgewezen wegens het verstrijken van de vervaltermijn van artikel 7:663 BW. Het hof oordeelde namelijk dat het vorderingsrecht op de hoofdelijk aansprakelijke bestuurder afhankelijk is van het vorderingsrecht op de betalingsplichtige vennootschap. Door het vervallen van het vorderingsrecht op de vennootschap, is volgens het hof dus ook het vorderingsrecht op de bestuurder teniet gegaan. Het hof stoelt zijn oordeel, dat de bestuurder niet aansprakelijk is, daarnaast op het feit dat de betalingsonmacht tijdig is gemeld, althans dat het pensioenfonds voldoende op de hoogte was. Tegen deze oordelen keert het pensioenfonds zich in cassatie. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof dat tijdig mededeling van van betalingsonmacht is gedaan, althans dat het pensioenfonds voldoende op de hoogte was, in stand (art. 81 RO). Anders dan het hof oordeelt de Hoge Raad dat het vorderingsrecht op de hoofdelijk aansprakelijke bestuurder niet teniet gaat wanneer de rechtspersoon niet meer aansprakelijk kan worden gehouden wegens het verstrijken van de vervaltermijn van artikel 7:663 BW. Volgens de Hoge Raad is dat vorderingsrecht zelfstandig en niet, zoals het hof oordeelde, afhankelijk van het vorderingsrecht op de rechtspersoon. Dit leidt echter niet tot cassatie, aangezien het oordeel van het hof dat de bestuurder niet aansprakelijk is zelfstandig wordt gedragen door het in cassatie tevergeefs bestreden oordeel dat betalingsonmacht tijdig was gemeld, althans dat het pensioenfonds voldoende op de hoogte was.
Hoge Raad, 14-01-2022