Uitkoopprocedure Fortuna Entertainment Group N.V.
Na een openbaar bod houdt een aandeelhouder de meerderheid van de aandelen in het kapitaal van een naamloze vennootschap. De meerderheidsaandeelhouder start een uitkoopprocedure ex artikel 2:92a BW. De OK veroordeelt de minderheidsaandeelhouders bij verstek tot overdracht van hun aandelen aan de meerderheidsaandeelhouder. De minderheidsaandeelhouders tekenen verzet aan tegen het verstekarrest. In de verzetprocedure draait het onder meer om de vragen of tijdig verzet is aangetekend, welke partijen moeten worden opgeroepen in de verzetprocedure en wie die oproeping moet doen. De OK oordeelt dat tijdig verzet is aangetekend, dat alle aandeelhouders hadden moeten worden opgeroepen en dat het aan de meerderheidsaandeelhouder is om die oproeping alsnog te doen. De meerderheidsaandeelhouder gaat tegen dit arrest in cassatie. De Hoge Raad oordeelt net als de OK dat de minderheidsaandeelhouders tijdig verzet hebben ingesteld. Tevens oordeelt de Hoge Raad, net als eerder de OK, dat een vordering op grond van artikel 2:92a BW slechts kan worden ingesteld tegen alle gezamenlijke aandeelhouders, hetgeen volgt uit artikel 2:92a lid 4 BW. In zoverre is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit geldt eveneens voor de vaststelling van de prijs van de over te nemen aandelen, aldus de Hoge Raad, nu deze vaststelling deel uitmaakt van de beslissing van de rechter op de hiervoor bedoelde, uitsluitend tegen de gezamenlijke andere aandeelhouders in te stellen vordering. De OK bepaalde dat de meerderheidsaandeelhouder de andere aandeelhouders diende op te roepen. Anders dan de OK komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de andere aandeelhouders moeten worden opgeroepen door de minderheidsaandeelhouders die verzet hebben aangetekend, omdat de oproeping dient te worden gedaan door degene die een beslissing wil uitlokken en dat waren in deze verzetsprocedure de minderheidsaandeelhouders. De Hoge Raad vernietigt daarom het arrest van de OK en verwijst het geding terug naar de OK.
Hoge Raad, 01-10-2021