Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2012
Uitspraken van 10-10-2012 tot 15-10-2012
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak

Afgelopen week was een drukke week, met name door een groot aantal zaken van de OK. Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
De meest interessante uitspraken van deze week zagen op bestuurdersaansprakelijkheid of waren ermee verbonden. De eerste uitspraak die ik in dat licht zou willen noemen is die van de rechtbank Haarlem inzake KPNQwest (OR 2012-0268). De aansprakelijk gestelde bestuurders en commissarissen die aangesproken worden op grond van art. 2:138 BW resp. art. 2:149 BW op kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en in het bijzonder vanwege schending van de administratieplicht, verzochten om inzage van de administratie om op basis daarvan verantwoording over het gevoerde beleid en het toezicht daarop te kunnen afleggen en zich op adequate wijze te kunnen verweren tegen de verwijten van de curatoren. De rechtbank keurde het verzoek goed.

In een volgende interessante zaak werd een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gehouden op grond van art. 2:248 BW (OR 2012-0271). De bestuurder heeft voor alle weren de exceptie van onbevoegdheid voorgesteld ten aanzien van de vorderingen van de curator, omdat de bestuurder in België woonachtig is. De rechtbank gaat daar niet in mee, onder meer omdat een vordering gebaseerd op artikel 2:248 BW betreffende kennelijk onbehoorlijk bestuur, volgens de rechtbank, kan worden aangemerkt als een vordering uit onrechtmatige daad. Ook sluit de rechtbank aan bij de vestigingsplaats van de failliete onderneming (Middelburg). Ten slotte oordeelt de rechtbank dat de onderhavige procedure geen faillissementsprocedure is. Het feit dat de EEX-Vo niet van toepassing is op faillissementen betekent niet dat daarmee iedere vordering die voortvloeit uit een faillissement ook buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt.

Ook zou ik u willen wijzen op OR 2012-0267. In deze zaak werd een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld waarbij naast de vaak aangehaalde maatstaf van Ontvanger/Roelofsen (HR 8 december 2006 NJ 2006, 659) ook het meer recente Zandvliet/ING (HR 26 maart 2010 NJ 2010, 189) wordt opgevoerd, omdat de bestuurder zou hebben beloofd dat de opbrengst van de uitverkoop van 2009 ten goede zou komen aan de vordering van eiser. Aangezien eiser zijn stelling echter niet voldoende onderbouwt, wordt zijn vordering op die grond afgewezen.

In dat licht is ten slotte OR 2012-0272 interessant. Een bestuurder had, ondanks een vaststellingsovereenkomst, de gelden die door de crediteur aan de vennootschap waren verschaft niet ten goede laten komen aan het project van de crediteur. Op grond van het feit dat de bestuurder heeft bewerkstelligd danwel heeft toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt, wordt de bestuurder behoudens tegenbewijs aansprakelijk gehouden door het hof Leeuwarden.

Overige zaken waarin aansprakelijkheid van bestuurders speelden: OR 2012-0266 en OR 2012-0262.

Hof

Rechtbank