Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2012
Uitspraken van 07-11-2012 tot 13-11-2012
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak

Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2012-0307 buigt de Hoge Raad zich over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor onder meer het selectief betalen van schuldeisers. De bestuurder zou alle schuldeisers betaald hebben op twee leningen van eiser na. De bestuurder stelt zich op het standpunt dat de ene lening een looptijd had van 20 jaar en nog niet opeisbaar was en het andere bedrag geen lening was, maar een borgsom. Het arrest draait voornamelijk over het voldoen aan de stelplicht door de bestuurder.
De rechtbank had de vordering van de schuldeiser afgewezen, maar het hof oordeelde anders. Het hof was daarbij van mening dat de bestuurder onvoldoende aan zijn stelplicht had voldaan. De Hoge Raad en A-G Timmerman zijn echter van mening dat de bestuurder wel aan zijn stelplicht voldaan heeft en toegelaten moet worden tot bewijsvoering.

Ook in OR 2012-0304 stond de aansprakelijkheid van een bestuurder wegens het niet netjes omgaan met (alle) crediteuren centraal. In casu had de bestuurder bepaalde vorderingen van schuldeisers/aandeelhouders verrekend door hen de goederen (lees: bungalows) van de onderneming tegen aankoopprijs te laten verwerven. Zelf had hij op die manier ook enkele bungalows in zijn bezit gekregen. Andere schuldeisers zijn hierdoor benadeeld, omdat afgesproken was dat alle schuldeiser naar evenredigheid betaald zouden worden. Hierdoor is de bestuurder van de bv op grond van onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk, volgens de rechtbank Dordrecht, aangezien hij toegelaten en bewerkstelligd heeft dat de bv haar verplichtingen niet nakwam terwijl hij wist/behoorde te weten dat de bv geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade. 

Reikwijdte bevoegdheid tot voordracht commissarissen
In OR 2012-0306 kwam de vraag aan de orde hoever de bevoegdheid tot voordracht van commissarissen van een Stichting door een daartoe aangewezen vereniging reikte. De vereniging was in casu bevoegd om twee commissarissen te benoemen. Een van de twee commissarissen was reeds vertrokken, maar de stichting wilde geen beslissing nemen op de voordracht van een nieuwe commissaris door de vereniging voor deze vacature omdat de beoogde commissaris niet aan de profielschets van de stichting voldeed. Daarnaast speelde de vraag over de herbenoeming van een eerder door de vereniging voorgedragen commissaris. De vereniging wilde de commissaris niet meer, maar de stichting heeft hem toch herbenoemd. De laatste vraag zag op een voorgenomen uitbreiding van de rvc van vijf naar zes personen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de stichting in ieder geval een beslissing dient te nemen ten aanzien van de voorgedragen commissaris voor de nieuwe vacature. Verder stelt de voorzieningenrechter dat hij niet bij voorlopige voorziening het besluit van de herbenoeming nietig kan verklaren en ook de bestuurder niet zal schorsen omdat daartoe vereist is dat de voorzieningenrechter verwacht dat die nietigheid in een bodemprocedure zal worden uitgesproken. Als laatste oordeelt de voorzieningenrechter dat de rvc bevoegd is zelf over uitbreiding te beslissen zonder overleg met de vereniging.

Vernietiging ontslagbesluit bestuurder
In OR 2012-0305 speelde de vraag of het buiten de ava genomen besluit van de enig aandeelhouder om de bestuurder te ontslaan vernietigd kon worden op de grond dat de bestuurder niet adequaat gehoord was. De rechtbank Rotterdam wijst de vorderingen van de bestuurder toe omdat de aandeelhouder in strijd met een statutaire bepaling gehandeld heeft en vernietigt het ontslagbesluit wegens strijd met artikel 2:15 lid 1 onder a BW.

Adviesrecht ondernemingsraad ING bij de verkoop van Aziatische tak.
Ten slotte wijs ik u nog op OR 2012-0303. Hierin verzocht de ondernemingsraad van ING haar adviesrecht uit te mogen oefenen met betrekking tot de verkoop van het Aziatische Verzekerings- en Investment Managementbedrijf van ING. De voorzieningenrechter gaat een heel eind mee in hetgeen gesteld werd door de ondernemingsraad. Echter, omdat in kort geding niet uitgegaan kan worden van de juistheid van de cijfers van de ondernemingsraad met betrekking tot het effect van de verkoop op het aantal arbeidsplaatsen binnen ING kan de vordering van de ondernemingsraad niet toegewezen worden. Daarbij zij opgemerkt dat ING de in haar verweer genoemde cijfers in vertrouwen aan de ondernemingsraad zal toelichten. Indien de ondernemingsraad daarna redenen heeft om aan de juistheid van deze cijfers te twijfelen dan kan de ondernemingsraad zich alsnog tot de voorzieningenrechter wenden voor een spoedvoorziening.

Hoge Raad

Rechtbank