Naar boven ↑

Update

Nummer 26, 2012
Uitspraken van 21-11-2012 tot 27-11-2012
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak

Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken, waarbij ik in het bijzonder de nadruk wil leggen op een uitspraak van de Hoge Raad inzake persoonlijke aansprakelijkheid van een ‘vertegenwoordiger' (tevens bestuurder) van de vennootschap (OR 2012-0326).

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2012-0326 speelt de vraag in hoeverre een vertegenwoordig zijnde bestuurder van de vennootschap naast de vennootschap aansprakelijk kan worden gehouden wegens gedragingen die in het maatschappelijk verkeer te gelden hebben als onrechtmatige gedragingen. In casu wordt een ‘vertegenwoordiger' (hierna: X) van een vennootschap aansprakelijk gehouden, omdat hij villa's in Spanje had verkocht terwijl hij wist dat er problemen waren met de bouwvergunningen van deze villa's en de reële mogelijkheid bestond dat de villa's afgebroken zouden worden. X stelt dat hij slechts persoonlijk aansprakelijk gehouden kan worden op basis van de maatstaf van HR 8 december 2006, LJN AZ0758, (Ontvanger/Roelofsen). Volgens X heeft het hof dus miskend dat, indien onrechtmatige gedragingen van een bestuurder van een vennootschap in het maatschappelijk verkeer hebben te gelden als onrechtmatige gedragingen van die vennootschap (zodat die vennootschap deswege aansprakelijk is op grond van art. 6:162 BW), de desbetreffende bestuurder slechts naast de vennootschap aansprakelijk kan zijn indien hem (persoonlijk), mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Althans heeft het hof volgens X miskend dat aan een bestuurder geen voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt, als hij niet heeft toegelaten of bewerkstelligd dat de vordering van de benadeelde op de vennootschap onbetaald of onverhaalbaar is gebleven. Voorts heeft het hof volgens X miskend dat slechts sprake kan zijn van een voldoende ernstig verwijt dat tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder leidt, indien het niet een verwijt betreft ter zake van een gedraging die in het maatschappelijk verkeer te gelden heeft als een onrechtmatige daad van de vennootschap.
A-G Timmerman maakt in zijn conclusie onderscheid tussen rechtstreeks en secundair daderschap (met verwijzing naar het proefschrift van S.N. de Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden, 2009). In casus is volgens Timmerman sprake van rechtstreeks daderschap en kan de vertegenwoordiger (het hof houdt X als vertegenwoordig van de vennootschap en vermijdt het noemen van X als bestuurder) persoonlijk aansprakelijk gehouden worden zonder dat een voldoende ernstig verwijt nodig is dat hem kan worden aangerekend. De Hoge Raad volgt de AG en verwerpt het cassatieberoep van X. Een uitspraak die absoluut stof zal doen opwaaien!

In OR 2012-0322 houdt de curator de voormalige bestuurders van de failliete vennootschap aansprakelijk. Ook houdt de curator de bestuurders (in casu dezelfde personen) van een andere vennootschap persoonlijk aansprakelijk omdat zij gebruik hadden gemaakt van diensten van de failliete vennootschap terwijl zij wisten dat deze andere rechtspersoon de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet kon nakomen en daarvoor onvoldoende verhaal bood, dan wel bewerkstelligd hebben dat deze vennootschap haar verplichtingen niet na is gekomen.
De rechtbank Rotterdam wijst de vorderingen jegens de bestuurders van de failliete vennootschap af, evenals de vordering jegens de bestuurders van de andere vennootschap die gegrond is op de stelling dat deze bestuurders wisten dat deze andere rechtspersoon de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet kon nakomen en daarvoor onvoldoende verhaal bood. De rechtbank houdt echter de zaak aan om bestuurders van de andere vennootschap in de gelegenheid te stellen te bewijzen dat er geen sprake is geweest van onwil/selectieve betaling (de tweede maatstaf van het Ontvanger/Roelofsen-arrest).
 
In OR 2012-0323 wordt geoordeeld dat de bestuurder en de rechtspersoon onrechtmatig hebben gehandeld jegens twee ex-werknemers, omdat zij de rechtspersoon failliet hebben laten gaan met als doel zich op goedkope wijze van deze twee ex-werknemers te ontdoen. De rechtbank Zwolle stuurt aan op een minnelijke schikking.

Ontvankelijkheid rechtspersoon na ontbinding
In OR 2012-0325 gaat de rechtbank Almelo in op de ontvankelijkheid van een rechtspersoon na ontbinding. De slotsom is dat de rechtspersoon, ondanks inschrijving van de ontbinding in het Handelsregister, voor de duur van de vereffening is blijven bestaan en zelfstandig in rechte kan optreden.

Ontvankelijkheid in Fortiszaak en een bestuurder woonachtig in België
Ten slotte wijs ik u nog op OR 2012-0320 waarin de rechtbank Utrecht bepaalt dat de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de door Stichting Investor Claims Against Fortis aangespannen zaak.
In OR 2012-0321 komt het hof 's-Hertogenbosch tot dezelfde conclusie met betrekking tot de bevoegdheid inzake de aansprakelijkheid van een bestuurder die in België woonachtig is. Deze bestuurder is opgetreden als vermogensbeheerder en belegger voor een cliënt zonder voldoende deskundig te zijn. Op grond van HR 14 november 1997, NJ 1998, 270 (JMG-Henkel) en HR 20 november 1998, NJ 1999, 684 (Mokster/Wijsmuller) wordt deze bestuurder aansprakelijk gehouden.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank