Naar boven ↑

Update

Nummer 27, 2012
Uitspraken van 28-11-2012 tot 04-12-2012
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak

Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken. 

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2012-0335 verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep van een bestuurder die door het hof aansprakelijk gehouden werd op grond van art. 81 RO. De conclusie van A-G Timmerman, waarin hij de verschillende stappen voor bestuurdersaansprakelijkheid uiteenzet, is echter het lezen waard.

In OR 2012-0334 worden de voorzitter van de raad van bestuur en de voorzitter van de raad van commissarissen van Nedfield (voorheen Tulip Computers NV) persoonlijk aansprakelijk gehouden en wordt doorbraak van aansprakelijkheid van de dochter naar de moedervennootschap aangevoerd met verwijzing naar Sobi/Hurks II (Hoge Raad 21 december 2001, NJ 2005, 96) en Comsys (Hoge Raad 11 september 2009, NJ 2009, 565). De rechtbank Utrecht wijst de vorderingen echter af.

In OR 2012-0333 wordt een werknemer hoofdelijk aansprakelijk gesteld als feitelijk leidinggevende (zie art. 2:138 lid 7 BW en 2:248 lid 7 BW). Het hof 's-Hertogenbosch oordeelde echter dat de in die artikelen bedoelde vordering slechts kan worden ingesteld door de curator in het faillissement van de desbetreffende rechtspersoon. Aansprakelijkstelling door derden van een persoon als feitelijk leidinggevende kan dus niet op grond van deze artikelen. Wel kan de desbetreffende persoon aansprakelijk worden gehouden op grond van onrechtmatig handelen. Het hof laat eisers toe voor deze laatste stelling bewijs te leveren.

In OR 2012-0331 ten slotte doet een bestuurder een beroep op matiging nadat vastgesteld is dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur en er geen andere belangrijke oorzaak van het faillissement aanwezig is. De rechtbank Arnhem overweegt dat artikel 2:248 lid 4 BW de rechter de bevoegdheid geeft het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn te matigen tot het bedrag van de schade die door het kennelijk onbehoorlijke bestuur is veroorzaakt, maar komt in casu tot de slotsom dat er geen reden is om te matigen.

Toestemming kantonrechter wegens negatief advies OR
In OR 2012-0332 verzoekt Ravu de kantonrechter toestemming te geven om een voorgenomen besluit, inhoudende de invoering van een nieuw dienstrooster, te nemen als bedoeld in artikel 27 lid 4 WOR. Ravu stelt zich op het standpunt dat het voorgenomen besluit nodig is vanwege zwaarwegende bedrijfsorganisatorische en bedrijfssociale redenen. De kantonrechter Utrecht oordeelt dat de ondernemingsraad zijn instemming daaraan in redelijkheid niet heeft kunnen onthouden gezien de onevenredigheid tussen het belang van de ondernemer om het besluit te kunnen nemen en anderzijds het door de ondernemingsraad verdedigde belang dat daardoor wordt geschaad en verleent de toestemming.

Hof

Rechtbank