Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2013
Uitspraken van 16-05-2013 tot 24-05-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid/aansprakelijkheid aandeelhouder
In OR 2013-0196 wordt een bestuurder/enig aandeelhouder persoonlijk aansprakelijk gehouden voor het feit dat hij, bij de verkoop van de aandelen in de vennootschap, zich de belangen van de crediteuren van de vennootschap onvoldoende aan heeft getrokken. De rechtbank verwijt de bestuurder/enig aandeelhouder onder meer dat hij geen onderzoek heeft gedaan naar de verkoper, nu deze voor hem feitelijk een onbekende was en de omstandigheden in onderling samenhang en verband bezien volgens de rechtbank op zijn minst vraagtekens hadden moeten oproepen. Hierdoor treft de voormalige bestuurder/enig aandeelhouder een ernstig persoonlijk verwijt.

In OR 2013-0194 worden de vennootschap en haar bestuurders aansprakelijk gehouden wegens het plegen van fraude in kredietrelatie met de bank op grond van artikel 6:162 BW. Volgens de rechtbank is in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer van partijen mag worden verwacht. Daarbij merkt de rechtbank op dat het element ‘schuld’ in de zin van artikel 6:162 lid 2 BW in de onderhavige zaak neerkomt op ‘opzet’.

Nietig ontslagbesluit van de AVA
In OR 2013-0195 wordt de vernietiging, althans de nietigheid van een besluit van de AVA om de bestuurder te ontslaan, gevorderd. De voorzieningenrechter overweegt dat het ontbreken van een door de wet of de statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van een ander orgaan van een rechtspersoon dan het orgaan dat het besluit genomen heeft, leidt tot nietigheid van dat besluit. Het oproepen van de AVA vereiste in casu een besluit van het bestuur. Op grond van het Wijsmuller-criterium (een besluit door een meerhoofdig orgaan van een rechtspersoon is er slechts indien er gelegenheid was voor alle leden tot onderling overleg, vgl. HR 15 juli 1968, NJ 1969, 10) en de omstandigheid dat de bestuurder niet de gelegenheid is geboden om met de andere bestuursleden overleg te voeren over het bijeenroepen van de AVA met het voorgenomen ontslag van de bestuurder als agendapunt, acht de voorzieningenrechter de gestelde nietigheid van de door de AVA genomen besluiten aannemelijk.

Een beroep op artikel 2:8 BW, namelijk dat die nietigheid in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, wordt door de voorzieningenrechter afgewezen. Het is aan de vennootschap om aannemelijk te maken dat zich omstandigheden voordoen die meebrengen dat het beroep van de bestuurder daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvoor is niet voldoende dat de bestuurder de mogelijkheid heeft gehad om verweer te voeren tegen het voorgenomen ontslag en daarvan gebruik heeft gemaakt en als aandeelhouder haar stem heeft uitgebracht over het voorstel.

Rechtbank