Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2013
Uitspraken van 13-06-2013 tot 19-06-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

De Hoge Raad en de turbo-liquidatie
In OR 2013-0226 oordeelt de Hoge Raad dat het oordeel van het bestuur van een ontbonden rechtspersoon dat geen baten aanwezig zijn, zodat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan, niet alleen in een procedure op grond van artikel 2:23c lid 1 BW of een faillissementsprocedure vatbaar is voor toetsing door de rechter, maar ook in andere procedures waarin in geschil is of een ontbonden rechtspersoon over baten beschikt. Hierdoor wordt de mogelijkheid om op te komen tegen (misbruik van) een zogeheten ‘turbo-liquidatie’ door de Hoge Raad verruimd. Voor meer informatie over de turbo-liquidatie en de belangen van crediteuren verwijs ik u naar mijn noot bij OR 2012-0217.

Collectieve actie VEB
Ook in OR 2013-0225 stond artikel 2:23 BW centraal in een collectieve actie van de VEB. De VEB stelt daarin onder meer dat de vereffenaar geen uitkeringen had mogen doen zonder dat de schuldeisers de mogelijkheid van verzet hadden en dat de ex-werknemers en de ex-aandeelhouders op grond van de paritas creditorum gelijk dienen te worden behandeld en daarom de uitkering aan de ex-werknemers niet had mogen plaatsvinden. De rechtbank wijst de vorderingen van de VEB af.

De gevolgen van artikel 2:207c BW na de invoering van de Flex-BV
In OR 2013-0224 staat de vernietiging/nietigheid van een financieringsconstructie op grond van artikel 2:207c BW (oud) centraal. Door de invoering van de Flex-BV is artikel 2:207c BW komen te vervallen. De voorzieningenrechter oordeelt dat een financieringsconstructie die voor 1 augustus 2012 op grond van artikel 2:207c (oud) BW nietig was, maar ten aanzien waarvan geen geldig beroep op die nietigheid is gedaan, na 1 augustus 2012 geldig blijft.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2013-0223 worden de bestuurders/feitelijke beleidsbepalers van een failliete vennootschap hoofdelijke aansprakelijk gehouden door de curator op grond van artikel 2:248 BW. Rechtbank Rotterdam oordeelt dat twee aansprakelijk zijn, maar dat de derde dusdanig kort als bestuurder heeft gefungeerd dat er sprake is van mede-beleidsbepalerschap. De vorderingen van de curator tegen deze derde, voor zover gebaseerd op artikel 2:248 BW, worden dus afgewezen. Echter, op grond van artikel 6:162 BW wordt deze derde alsnog aansprakelijk gehouden, omdat zij heeft meegeholpen met het overdragen van bedrijfsdebiet waardoor de boedel benadeeld is. Het resultaat is dat de schade waarvoor zij aansprakelijk wordt gehouden niet gelijk is aan de schade van totale boedel (zoals in het geval van de twee andere bestuurders/beleidsbepalers).

In OR 2013-0222 worden de (indirect) bestuurders van een failliete vennootschap tevens aansprakelijk gehouden, aangezien zij overeenkomsten waren aangegaan zonder dat zij de bedoeling hebben gehad deze overeenkomsten ooit uit te gaan voeren.

In OR 2013-0219 wordt Rechtbank Rotterdam gedwongen het bestuurdersaansprakelijkheidvraagstuk toe te passen naar Engels recht. De rechtbank wijst de vorderingen af, onder meer omdat niet aan het ‘proximity-vereiste’ voldaan is.

In OR 2013-0218 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden, omdat hij concurreert met de vennootschap.

Voorzetting procedure ondanks ontbinding vennootschap
In OR 2013-0214 oordeelt Hof Amsterdam dat een van rechtswege geschorste appelprocedure na opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten kan worden voortgezet, ondanks de ingetreden ontbinding van de rechtspersoon.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen