Update
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2013-0255 staat de vraag centraal of er sprake is van een onbelangrijk verzuim als bedoeld in artikel 2:248 lid 2 BW. De opvatting dat indien het belang bij openbaarmaking van de jaarrekening betrekkelijk, is omdat de vennootschap geen of weinig activiteiten verricht dan wel zij geen of weinig relaties heeft, dit van belang kan zijn bij de beantwoording van de vraag of de niet-nakoming van de verplichting tot tijdige openbaarmaking een onbelangrijk verzuim oplevert als bedoeld in de slotzin van artikel 2:248 lid 2 BW, is onjuist. Zie hiervoor onder meer de Kamerstukken II, 16 631, 1980-1981, nr. 3, p. 4 en HR 20 mei 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0329, NJ 1989/676, rov. 3.4.
De Hoge Raad overweegt vervolgens dat er sprake is van een onbelangrijk verzuim als bedoeld in de slotzin van artikel 2:248 lid 2 BW indien het niet voldoen aan de boekhoudplicht en de niet-tijdige openbaarmaking van de jaarrekening in de omstandigheden van het desbetreffende geval er niet op wijst dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit is met name het geval indien voor het verzuim een aanvaardbare verklaring bestaat. In casu gaat het over een overschrijding van de termijn van artikel 2:394 lid 3 BW voor openbaarmaking van de jaarrekening. In een dergelijk geval geldt dat het antwoord op de vraag of een overschrijding als een onbelangrijk verzuim kan gelden, afhangt van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid. Hierbij moet worden opgemerkt dat hogere eisen moeten worden gesteld naarmate de termijnoverschrijding langer is en dat stelplicht en bewijslast op de aangesproken bestuurder rusten. In onderhavige casus is aangevoerd dat de te late openbaarmaking valt terug te voeren op een misverstand.
De Hoge Raad oordeelt dat daarvan uitgaande niet zonder meer valt in te zien dat in aanmerking is te nemen dat X maatregelen had moeten treffen om haar verplichting tot tijdige publicatie na te komen, zoals het hof heeft gedaan. De enkele omstandigheid dat de bestuurder zodanige maatregelen vooraf had kunnen treffen, brengt echter nog niet mee dat geen sprake is van een aanvaardbare verklaring. De Hoge Raad lijkt derhalve de aanwezigheid van een onbelangrijk verzuim aan te nemen.
Ook in OR 2013-0259 diende de Hoge Raad te oordelen over de aansprakelijkheid van een bestuurder. In casu wordt de bestuurder persoonlijk aansprakelijk gehouden op grond van artikel 6:162 BW, vanwege het feit dat de vennootschap niet meegewerkt heeft aan de levering van een tot stand gekomen koopovereenkomst. A-G Timmerman concludeert dat de cassatiemiddelen falen vanwege het missen van feitelijke grondslag. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep onder verwijzing naar artikel 81 RO.
In OR 2013-0258, ten slotte, oordeelt de Hoge Raad ook over de aansprakelijkheid van een bestuurder. In onderhavige casus had de bestuurder geschoven met derdengelden van een derdengeldrekening. De vennootschap gaat failliet en hij wordt persoonlijk aansprakelijk gehouden op grond van artikel 2:248 BW. A-G Langemeijer concludeert tot verwerping van het cassatieberoep onder verwijzing naar artikel 81 RO. Volgens de A-G is het misbruik van derdengelden en het vervolgens opnemen daarvan door het hof beschouwd als een ‘kennelijk onbehoorlijke taakvervulling’ in de zin van artikel 2:248 BW. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G en verwerpt het beroep met toepassing van artikel 81 RO.
Naast de uitspraken inzake bestuurdersaansprakelijkheid zijn er ook nog twee uitspraken gedaan over dit onderwerp op rechtbankniveau en eentje door het hof. In OR 2013-0253 oordeelde de Rechtbank Rotterdam dat de vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid inzake het niet voldoen van de huur wordt afgewezen ten aanzien van de bestuurder van een buitenlandse rechtspersoon, nu artikel 2:11 BW daarvoor ingevolge artikel 3 Wet Conflictenrecht Corporaties niet geldt. De overige bestuurders worden wel aansprakelijk gehouden op basis van betalingsonwil. De rechtbank overweegt daarbij dat een schuld niet noodzakelijk behoeft te worden voldaan uit voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen. Betaling kan ook plaatsvinden uit gelden die de vennootschap ter beschikking staan krachtens een kredietfaciliteit. Zie hiervoor ook het arrest van de HR van 3 april 1992 (NJ 1992, 411; AA 1993, 201) Van Waning/Van der Vliet, waar de Hoge Raad tot een gelijksoortig oordeel kwam.
In OR 2013-0257 worden de bestuurders/oprichters van een BV persoonlijk aansprakelijk gehouden vanwege het faillissement van de BV binnen een jaar. De vorderingen op grond van artikel 2:203 lid 2 en 3 en artikel 6:162 BW worden echter door de Rechtbank Rotterdam afgewezen.
In OR 2013-0252 staat de vraag centraal of de bestuurder persoonlijk aansprakelijk is ex artikel 248 lid 2 of artikel 2:248 lid 1 BW. Volgens het Hof ’s-Hertogenbosch is niet vast komen te staan dat de bestuurder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 2:10 of 2:394 BW. Wel acht het hof dat de curator voldoende gesteld heeft om aan te nemen dat de bestuurders hun taak onbehoorlijk vervuld hebben. De bestuurder is dus alsnog persoonlijk aansprakelijk.
Geen pluraliteit van schuldeisers bij achtergestelde vordering
In OR 2013-0256 staat de vraag centraal of sprake is van pluraliteit van schuldeisers, zodat het faillissement van de vennootschap terecht is aangevraagd. De rechtbank had de vennootschap reeds failliet verklaard. Het vonnis van de rechtbank was bekrachtigd door het hof. De Hoge Raad oordeelt echter anders. Volgens de Hoge Raad heeft het hof mede op basis van een achtergestelde vorderingen geoordeeld dat er sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat de vennootschappen verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen. Zoals de Hoge Raad echter in zijn beschikking van 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1380, NJ 2008/371 heeft beslist, kan, indien naast de vordering van de schuldeiser die het faillissement aanvraagt alleen blijkt van een achtergestelde schuld van de schuldenaar die pas bij liquidatie behoeft te worden voldaan, slechts onder bijzondere omstandigheden worden geoordeeld dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. In het licht hiervan is het aangevallen oordeel van het hof – dat geen bijzondere omstandigheden als zojuist bedoeld heeft vastgesteld – ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.
Doeloverschrijding vennootschap
In OR 2013-0257 wordt onder meer een beroep gedaan op doeloverschrijding van de vennootschap, artikel 2:7 BW. De Rechtbank Rotterdam acht van doeloverschrijding echter geen sprake en wijst de vordering af.
Beschikking VEB c.s./ Air France KLM
Voor de liefhebber hebben wij, na de publicatie van de beschikking van de Hoge Raad inzake VEB c.s./Air France KLM, ook de beschikking van de ondernemingskamer in samenvatting op de website gezet, zie OR 2013-0254.
Hoge Raad
- Hoge Raad Verzoek tot faillietverklaring; Omdat er sprake is van achtergestelde vordering, is er niet voldaan aan de pluraliteitseis 12-07-2013
- Hoge Raad Bestuurdersaansprakelijkheid op de voet van artikel 2:248 BW 12-07-2013
- Hoge Raad In casu is de vraag aan de orde of er sprake is van een onbelangrijk verzuim als bedoeld in artikel 2:248 lid 2 laatste zin BW. Hierbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegenomen, in het bijzonder de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid. In het onderhavige geval is de Hoge Raad van mening dat de door eisers aangevoerde omstandigheden een aanvaardbare verklaring kan opleveren voor de te late publicatie, op grond waarvan dat verzuim in dit geval niet aangemerkt hoeft te worden als een blijk van een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur 12-07-2013
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Centraal staat de vraag of de bestuurder persoonlijk aansprakelijk is ex artikel 248 lid 2 of artikel 2:248 lid 1 BW? Niet komt vast te staan dat de bestuurder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 2:10 of 2:394 BW. Wel acht het hof dat de curator voldoende gesteld heeft om aan te nemen dat de bestuurders hun taak onbehoorlijk vervuld hebben 16-07-2013
- Gerechtshof Amsterdam Een notaris vermeldt twee bestuursleden in een akte van vestiging opstalrecht. Het bestuur in kwestie kent op dat moment echter nog een derde, onvermeld, bestuurslid. De notaris valt echter geen verwijt te maken. Uit het handelsregister bleek namelijk niet dat deze derde persoon ook lid was van het bestuur van de Vereniging. Het is de plicht van het bestuur zelf om zorg te dragen voor een juiste inschrijving van al zijn bestuursleden in het handelsregister 08-01-2013
- Gerechtshof Amsterdam Beschikking ondernemingskamer inzake VEB c.s. tegen Air-France/KLM van november 2011 (zie voor de HR-uitspraak OR 2013-0249) 15-11-2011
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Bestuurdersaansprakelijkheid inzake het niet voldoen van de huur. De vordering wordt afgewezen ten aanzien van de bestuurder van een buitenlandse rechtspersoon, nu artikel 2:11 BW daarvoor ingevolge artikel 3 Wet Conflictenrecht Corporaties niet geldt. De rechtbank overweegt dat een schuld niet noodzakelijk behoeft te worden voldaan uit voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen. Betaling kan ook plaatsvinden uit gelden die de vennootschap ter beschikking staan krachtens een kredietfaciliteit 26-06-2013
- Rechtbank Rotterdam Cessie vordering; overeenkomst van borgtocht; solidariteitsverklaring, Beroep op doeloverschrijding, artikel 2:7 BW 26-06-2013