Naar boven ↑

Update

Nummer 36, 2013
Uitspraken van 19-09-2013 tot 25-09-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Responstijd van 180 dagen dient volgens de OK in acht te worden genomen
In OR 2013-0342 verzoekt de vennootschap aan de Ondernemingskamer (OK) om als onmiddellijke voorziening te treffen dat de aandeelhouders de responstijd van 180 dagen in acht nemen. Een van de aandeelhouders is namelijk van plan om in een buitengewone aandeelhoudersvergadering – die gehouden zal worden binnen de responstijd - het te voeren beleid uiteen te zetten en zichzelf als bestuurder van de vennootschap te (laten) benoemen. De OK overweegt allereerst dat niet valt in te zien dat toepassing van de best practice-bepalingen van de Corporate Governance Code in strijd zou zijn met de bepalingen van boek 2 BW omtrent het vergader- en agenderingsrecht. De genoemde bepalingen hebben geenszins als effect dat een aandeelhouder van zijn wettelijke vergader- of agenderingsrecht wordt afgehouden; zij voorzien slechts in een uitwerking van het (ook in artikel 2:8 BW tot uitdrukking gebrachte) principe dat een aandeelhouder zich ten opzichte van de vennootschap, haar organen en zijn medeaandeelhouders gedraagt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waaronder de bereidheid om een dialoog met het bestuur van de vennootschap aan te gaan indien hij het voornemen heeft in de algemene vergadering van aandeelhouders de agendering te verzoeken van een onderwerp dat kan leiden tot wijziging van de strategie van de vennootschap. Het inroepen van de responstijd strekt er in dit verband toe het bestuur een zekere termijn te gunnen om zich te bezinnen op de voornemens van de desbetreffende aandeelhouder en te bezien hoe die voornemens zich verhouden tot mogelijke alternatieven.
De OK oordeelt dan ook dat de aandeelhouders zich in beginsel de responstijd dienen te respecteren. Niettemin kan de responstijd worden doorbroken of doorkruist indien daarvoor voldoende zwaarwichtige redenen zijn. Het bestaan van zodanige redenen is naar het oordeel van de OK evenwel niet aannemelijk gemaakt.

Prejudiciële vraag aan de Hoge Raad
In OR 2013-0335 stelt de rechtbank de Hoge Raad ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing de volgende rechtsvraag: kan een rechtspersoon in de zin van artikel 3:305a lid 1 BW, uit hoofde van zijn aan dit artikel ontleende bevoegdheid, op de voet van artikel 3:317 lid 1 BW de verjaring stuiten van rechtsvorderingen van personen wier gelijksoortige belangen hij ingevolge zijn statuten behartigt, strekkend tot nakoming van verbintenissen tot schadevergoeding te voldoen in geld?

WCAM niet van toepassing in bijzondere Dexia-zaak
Dexia kan volgens de Hoge Raad in OR 2013-0337 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen betaling meer vorderen van de openstaande restschuld. Ook oordeelt de Hoge Raad dat in onderhavige casus de WCAM-overeenkomst geen betekenis heeft. Reden hiervoor is voornamelijk dat Dexia eerst reeds een afrekening heeft gestuurd en pas na 2,5 jaar alsnog meedeelde dat er sprake was van een restschuld.

Gelijkheid van partijen niet van toepassing bij hoofdelijke aansprakelijkheid
In OR 2013-0340 komt de conclusie van A-G IJzerman over de gelijke behandeling van hoofdelijk aansprakelijke bestuurders door de Ontvanger aan bod. De Ontvanger heeft met een van de twee aansprakelijke bestuurders een regeling getroffen waardoor de ene bestuurder minder heeft betaald dan de ander, terwijl zij beide hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 2:248 BW. De laatste bestuurder is van mening dat hij ongelijk behandeld is. A-G IJzerman neemt conclusie en overweegt evenals het hof dat de verschillende behandeling is gerechtvaardigd door het verschil in vermogenspositie.

Welk tijdstip moet aangehouden worden bij het uitstoten van een aandeelhouder
In OR 2013-0339 is er sprake van het uitstoten van een aandeelhouder. Aandeelhouders twisten over de vraag welk peilmoment moet worden aangehouden voor het berekenen van de aandelen. De OK oordeelt dat de prijs zo veel mogelijk naar de waarde die de aandelen hebben op het tijdstip van de overdracht dient te worden bepaald..

Aansprakelijkheid bestuurders/oprichters BV
In OR 2013-0341 worden zowel de formele bestuurder, als de feitelijk leidinggevende van een BV hoofdelijk aansprakelijk gehouden. Door een BV op te richten en deze door bekrachtiging vol te laden met een negatief vermogen, is er wat betreft de formele bestuurder en de feitelijk leidinggever naar het oordeel van de rechtbank sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:248 lid 1 BW. Nu aannemelijk is dat oprichting en bekrachtiging een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest, zijn formeel en feitelijk bestuurder jegens de boedel aansprakelijk voor het boedeltekort.

Annotatie Renzo Ter Haseborg: Is voor het bestaan van een vof een akte vereist?
Graag wijs ik u op de annotatie van Renzo Ter Haseborg, waarin hij ingaat op de vraag of er voor het bestaan van een vof een akte vereist is. De annotatie is geschreven bij de uitspraak van de Hoge Raad van 7 juni 2013 (HR 7 juni 2013 ECLI:NL:HR:2013:CA3786). Renzo knoopt voor de kwalificatievraag van een vof in zijn noot aan bij de gezichtspunten die de Hoge Raad heeft ontwikkeld om twee andere duurovereenkomsten van elkaar te onderscheiden: de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief of de website www.or-updates.nl, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank