Naar boven ↑

Update

Nummer 4, 2013
Uitspraken van 24-01-2013 tot 30-01-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak

Afgelopen week bevatte voornamelijk veel uitspraken van de Ondernemingskamer. Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken.

Vervangen van de door de OK aangewezen bestuurder en/of beheerder
In twee gevallen is geprobeerd de door de OK aangewezen bestuurder en/of beheerder te vervangen (OR 2013-41 en OR 2013-45). Uit de beschikkingen van de OK blijkt dat de OK hier niet snel in mee zal gaan. De OK overweegt onder meer dat de taak van de tijdelijk aangestelde bestuurder in overwegende mate inhoudt dat hij, op basis van zijn (voorlopige) waardering van de stand van zaken binnen de vennootschap, besluiten neemt en maatregelen treft gericht op het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en dat hem daarbij een ruime beoordelingsmarge toekomt (zie OR 2013-45). Verder overweegt de OK dat tot de taak van de tijdelijke bestuurder in beginsel niet het doen van uitvoerig onderzoek naar de feiten en omstandigheden die de Ondernemingskamer in haar beschikking heeft aangemerkt als gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid van de vennootschap behoort (zie OR 2013-41). In beide gevallen wijst de OK de vordering tot vervanging af.

Ontvankelijkheid OK
In OR 2013-34 werd gesteld dat de OK niet bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil gelet op artikel 2 EEX-Verordening. In casu ging het om een buitenlandse vennootschap die alle aandelen hield van de Nederlandse vennootschap en om een door de ondernemingsraad van de Nederlandse vennootschap ingesteld beroep tegen een genomen besluit tot het beëindigen van bepaalde activiteiten. De OK overweegt dat het beroep op de voet van artikel 26 WOR moet worden beschouwd als een geschil met betrekking tot een interne aangelegenheid van een in Nederland in stand gehouden onderneming als bedoeld in artikel 1 lid 1, aanhef en onder c WOR. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kan de behandeling van een dergelijk geschil niet worden aangemerkt als een burgerlijke of handelszaak als bedoeld in artikel 1 lid 1 EEX-Verordening. De Ondernemingskamer verwerpt derhalve dit verweer. Hierbij heeft de Ondernemingskamer mede in aanmerking genomen, dat een anders luidende opvatting mee zou brengen, dat het stelsel van artikel 25 en 26 WOR in de
 – frequent voorkomende – gevallen waarin een buitenlandse rechtspersoon de betrokken ondernemer of mede-ondernemer in de zin van artikel 1 lid 1 aanhef en onder d WOR is, niet voldoende tot haar recht zou komen. Overigens is dit oordeel ook in overeenstemming met de in artikel 5 aanhef en onder 5 EEX-Verordening neergelegde regel dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging, kan worden opgeroepen in een andere lidstaat voor het gerecht van de plaats waar zij gelegen zijn.

Bestuurdersaansprakelijkheid
Ten slotte vermeld ik nog dat er afgelopen week slechts één zaakje speelde waarin een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gehouden werd op grond van art. 6:162 BW (OR 2013-0047).

Hof

Rechtbank