Naar boven ↑

Update

Nummer 48, 2013
Uitspraken van 12-12-2013 tot 18-12-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
OR 2013-0434 ziet op de aansprakelijkheid van een bestuurder van een stichting die is gaan speculeren met stichtingsgelden. De klachten van het cassatiemiddel richten zich uitsluitend tegen het oordeel van het hof omtrent de hoogte van de te betalen schadevergoeding. A-G Timmerman concludeert tot verwerping van de cassatieberoep. De Hoge Raad volgt de A-G en verwerpt het beroep onder verwijzing naar artikel 81 RO.

In OR 2013-0433 zijn de bestuurders van een vennootschap opgehouden om vorderingen te innen bij een andere vennootschap. De bestuurders valt dit volgens het Hof Amsterdam persoonlijk ernstig te verwijten, aangezien zij de gang van zaken hebben bewerkstelligd of toegelaten, waardoor – naar zij redelijkerwijs behoorden te begrijpen – bestaande verplichtingen van de vennootschap niet (meer) konden worden nagekomen en de vennootschap voor de daardoor ontstane schade van haar schuldeisers ook geen verhaal zou bieden.

In OR 2013-0432 wordt de bestuurder aansprakelijk gehouden op grond van artikel 2:248 BW. Vast staat dat de vennootschap te laat voldaan heeft aan haar publicatieplicht uit artikel 2:394 BW. Centraal staat de vraag of er sprake is van een onbelangrijk verzuim conform artikel 2:248 lid 2 BW. Het hof oordeelt dat hiervan geen sprake is. De voormalig bestuurder wordt nog wel in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat het faillissement te wijten was aan een van buiten komende oorzaak. De opgeworpen oorzaak wordt betwist door de curator. De voormalig bestuurder krijgt van het hof de kans om te reageren op de betwisting van de curator.

In OR 2013-0429, ten slotte, wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden op grond van artikel 2:138 BW en 2:248 BW jo artikel 2:10 BW. De bestuurder kan in het onderhavige geval wel een beroep doen op matiging, nu hij slechts gedurende een korte periode bestuurder was

Ontvankelijkheid rechtspersoon ondanks verkeerde aanduiding
In OR 2013-0435 staat de ontvankelijkheid van een rechtspersoon die tussentijds gefuseerd is en een andere naam gekregen heeft centraal. De Hoge Raad ziet in onderhavige casus aanleiding om terug te komen op een eerdere uitspraak van de HR inzake de ontvankelijkheid van een rechtspersoon in algemene zin (HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN7324, NJ 2005/222.). Reden hiervoor is onder andere dat het in dergelijke gevallen meestal gaat om louter formele fouten en dat met herstel daarvan in de regel geen materiële belangen van de wederpartij worden geschaad.

De Hoge Raad oordeelt dat voortaan bij de beoordeling of de aanduiding van een procespartij kan worden gewijzigd nadat de procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, de volgende regels zullen gelden:
(i) Een procedure in een volgende instantie dient in beginsel plaats te vinden tussen de partijen uit de vorige instantie;
(ii) Indien een procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, kan een verschenen partij wijziging verzoeken van haar aanduiding in de procedure op de grond dat een vergissing is begaan in die aanduiding of een partijwisseling heeft plaatsgevonden;
(iii) Het verzoek is toewijsbaar, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad (vgl. artikel 122 lid 1 Rv);
(iv) Indien de wederpartij niet in de door het rechtsmiddel ingeleide procedure is verschenen, beveelt de rechter dat zij wordt opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging uit te laten.

OK geeft geen concrete instructies aan de door haar benoemde bestuurder(s)
In OR 2013-0430 overweegt de OK nogmaals dat aan een door de OK benoemde bestuurder alle bevoegdheden toekomen die de wet en de statuten aan een bestuurder toekennen. De benoemde bestuurder verricht zijn of haar taken in beginsel zelfstandig. De OK geeft daarom geen concrete instructies tot het verrichten van bepaalde bestuursbesluiten. Wel kan de OK, indien de omstandigheden dit vergen, een (statutair) vereiste van voorafgaande goedkeuring voor bepaalde bestuursbesluiten, bij wijze van voorlopige voorziening, voor de duur van het geding buiten werking stellen.

Curator persoonlijk aansprakelijk wegens overschrijden zorgvuldigheidsnorm

In OR 2013-0431 oordeelt het verwijzingshof over de aansprakelijkheid van een curator na verwijzing door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft even daarvoor het arrest van het hof vernietigd die de curator nog aansprakelijk achtte. De Hoge Raad overweegt daarin onder meer dat de faillissementscurator wegens een onzorgvuldige uitoefening van zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van de boedel persoonlijk aansprakelijk kan zijn jegens degenen in wier belang hij die taak uitoefent, te weten de (gezamenlijke) schuldeisers, en jegens derden met de belangen van wie hij bij de uitoefening van die taak rekening heeft te houden, zoals de gefailleerde. Voor zover de faillissementscurator bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, komt hem in beginsel een ruime mate van vrijheid toe. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop hij rekening houdt met andere bij het beheer en de afwikkeling van de boedel betrokken belangen en voor de wijze waarop hij bij dat beheer of die afwikkeling uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen tegen elkaar afweegt. Het verwijzingshof volgt de Hoge Raad en oordeelt dat de curator niet persoonlijk aansprakelijk is.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof