Naar boven ↑

Update

Nummer 5, 2013
Uitspraken van 30-01-2013 tot 05-02-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak
Afgelopen week bevatte voornamelijk veel uitspraken van de Ondernemingskamer. Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken.

Geen aansprakelijkheid (grootmoeder) Royal Dutch Shell voor olielek Nigeria
In OR 2013-0055 doet de rechtbank Den Haag een uitspraak over de aansprakelijkheid van (grootmoeder) Royal Dutch Shell ten opzichte van olielekkages in Nigeria. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de oorzaak van de lekkages vast komt te staan dat de olielekkages in 2006 en 2007 feitelijk door sabotage zijn veroorzaakt. Uit de rechtsregel naar Nigeriaans recht dat men geen algemene duty of care heeft om te voorkomen dat derden schade toebrengen aan anderen, volgt dat ook moedervennootschappen zoals Royal Dutch Shell naar Nigeriaans recht in het algemeen geen verplichting hebben om te voorkomen dat hun (klein)dochtervennootschappen zoals SPDC door hun bedrijfsactiviteiten schade toebrengen aan anderen. Aan moedervennootschap Royal Dutch Shell kan hooguit worden verweten dat zij haar (klein)dochtervennootschap SPDC er niet toe heeft bewogen en/of er niet toe in staat heeft gesteld om schade door sabotage voor omwonenden te voorkomen en te beperken. Er is daarom niet sprake van een naar het Nigeriaanse recht ‘tort of negligence' jegens Mileudefensie en Akpan. De rechtbank is in onderhavige casus wel van oordeel dat SPDC een specifieke tort of negligence heeft gepleegd en wordt dus wel aansprakelijk gehouden.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2013-0049 wordt een (indirect) bestuurder aansprakelijk gehouden mede omdat te lang gewacht is met het staken van de activiteiten.
In OR 2013-0053 oordeelt het Hof Amsterdam dat een bestuurder van een stichting persoonlijk aansprakelijk is omdat hij nagelaten heeft zijn taak behoorlijk uit te oefenen, mede door op de blauwe ogen van zijn medebestuurder te vertrouwen. Hierdoor heeft hij zijn medebestuurder de gelegenheid gegeven gelden van de stichting over te maken naar zijn eigen rekening.

Overdracht aandelen en schorsing bestuurder in kort geding
In OR 2013-0050 vroeg men in een kort geding om de verregaande voorziening over te gaan tot gedwongen overdracht van aandelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat er sprake is van een dergelijke uitzonderlijke situatie dat een gedwongen overdracht van aandelen/uitstoting van een aandeelhouder is gerechtvaardigd. Op zich is tussen partijen niet in geschil dat zij in een impasse verkeren en dat die impasse ten behoeve van de continuïteit van (de bedrijfsvoering van) de onderneming moet worden doorbroken. Op dit moment kan echter niet in genoegzame mate worden vastgesteld dat die impasse enkel het gevolg is van (min of meer voortdurende) gedragingen van B in haar hoedanigheid van aandeelhouder. Wel wordt B als bestuurder geschorst.

Annotatie Maarten Mussche
Ten slotte wijs ik u graag op de nieuwe annotatie van Maarten Mussche bij OR 2013-0011 inzake de aansprakelijkheid van de bestuurders van een failliet circus en de vraag of artikel 3:15i BW gelijk gesteld kan worden aan artikel 2:394 BW en 2:10 BW met betrekking tot artikel 2:138 BW/2:248 BW.