Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2013
Uitspraken van 21-02-2013 tot 26-02-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken.

Verjaring bestuurdersaansprakelijkheid
Afgelopen week waren er twee uitspraken waarin de verjaring van een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid aan de orde kwam (OR 2013-0072 en OR 2013-0079). In beide zaken werd geoordeeld dat de vordering daadwerkelijk verjaard was en werd de vordering afgewezen.

Bestuurdersaansprakelijkheid
Verder wijs ik u nog op twee andere uitspraken waarin bestuurdersaansprakelijkheid centraal stond. In OR 2013-0080 wordt een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gehouden wegens het onttrekken van gelden aan de vennootschap. Ook in OR 2013-0078 werd geoordeeld dat de bestuurders van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk zijn. Ditmaal op grond van selectieve betaling.

Aandeelhoudersovereenkomst
In OR 2013-0081 werd gevorderd een mede-aandeelhouder tevens bestuurder van de vennootschap in kort geding (1) te veroordelen tot het doen plaatsvinden van een aandeelhoudersvergadering waarin de dividenduitkering over 2009 en 2010 zal worden vastgesteld, (2) te veroordelen om tijdens de bedoelde aandeelhoudersvergadering te stemmen op een wijze die uitvoering geeft aan eerder gewezen arbitrale vonnissen, (3) te verbieden voorstellen te doen tijdens de aandeelhoudersvergadering die in strijd zijn met de arbitrale vonnissen en (4) te veroordelen tot betaling van verbeurde boetes van in totaal ruim € 150.000.
De voorzieningenrechter oordeelt dat, nu als verweer opgeworpen is dat er sprake is van liquiditeitsproblemen, gelet op de consequenties die dat voor de vennootschap en haar bestuur zou kunnen hebben, vordering (1) en (2) niet kunnen worden toegewezen. Aardig is dat de voorzieningenrechter daarbij (ten overvloede) tevens ingaat op het nieuwe artikel 2:216 BW dat geldt sinds de inwerkingtreding van de Flex-BV. Ook de overige vorderingen worden afgewezen.

Besluit in de zin van artikel 2:14 BW?
In OR 2013-0076, ten slotte, speelde de vraag of het niet nemen van een besluit om de aanstelling van een bestuurder te verlengen een besluit in de zin van artikel 2:14 BW is. De rechtbank is van mening dat in de desbetreffende vergadering in wezen niet is besloten de bestuurder te ontslaan. De rechtbank overweegt: ‘Het “besluit” om de bestuurder te handhaven behelst in wezen dat de ledenvergadering, in meerderheid, de bestaande situatie wilde handhaven. Aldus heeft dit “besluit” geen rechtsgevolgen in de organisatie van de rechtspersoon, zodat van een besluit in de zin van artikel 2:14 BW geen sprake is geweest.' Uiteindelijk krijgt de eiser overigens wel zijn zin en moet de bestuurder vertrekken, omdat in het reglement van de vereniging bepaald was dat de aanstelling slechts eenmaal voor drie jaar verlengd mocht worden en deze periode reeds lange tijd verstreken was.

Hof

Rechtbank