Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2013
Uitspraken van 27-02-2013 tot 05-03-2013
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken.

Uitspraak Raad van State inzake onteigening SNS
In OR 2013-0093 vindt u de samenvatting van de uitspraak van de Raad van State inzake de onteigening van SNS. Volgens de Raad van State mocht de Minister van Financiën op 1 februari 2013 de effecten, waaronder aandelen, achtergestelde obligaties en participatiecertificaten, en de achtergestelde onderhandse leningen van SNS Bank en SNS REAAL onteigenen. Dat geldt niet voor de toekomstige vorderingen. De bepaling in het onteigeningsbesluit die op het onteigenen van deze toekomstige vorderingen ziet, wordt door de Raad van State vernietigd.
Voor het oordeel dat de minister bevoegd was tot onteigening van de effecten en de achtergestelde onderhandse leningen van SNS Bank en SNS REAAL heeft de Raad van State onder meer belang gehecht aan het feit dat SNS Bank niet op eigen kracht haar kapitaaltekort, dat met name door verliezen op de vastgoedportefeuille van SNS Bank was ontstaan, kon oplossen. Verder had De Nederlandsche Bank geëist dat voor 31 januari een structurele oplossing voor het kapitaaltekort zou zijn bereikt. Op deze datum was een aanvaardbare oplossing echter niet voorhanden. Zonder ingrijpen van de minister zou SNS zeer waarschijnlijk failliet zijn gegaan, wat eveneens het faillissement van ASN Bank en RegioBank zou hebben betekend. Verder zou een faillissement door het depositogarantiestelsel grote gevolgen hebben gehad voor de Nederlandse banken en de Staat. Gelet op deze feiten en omstandigheden mocht de minister zich op het standpunt stellen dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar was, aldus de hoogste bestuursrechter.
De Raad van State heeft het onteigeningsbesluit vernietigd voor zover de minister ook alle vorderingen heeft onteigend die voormalige aandeel- en obligatiehouders in de toekomst zouden kunnen instellen. De onteigening van deze vorderingen, die concurrente vorderingen zijn, is niet in overeenstemming met zijn eigen keuze om die vorderingen juist buiten de onteigening te houden. Bovendien verdraagt onteigening van deze toekomstige vorderingen zich slecht met het stelsel van schadeloosstelling zoals opgenomen in de Wet op het financieel toezicht, aldus de hoogste bestuursrechter.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2013-0089 wordt de bestuurder van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk gehouden op grond van artikel 2:248 lid 2 BW jo artikel 2:394 BW en artikel 2:10 BW. Het is de bestuurder volgens het gerechtshof Arnhem niet gelukt het wettelijke vermoeden dat zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is, te ontzenuwen.

Ondernemingsraad
Graag wijs ik u ook nog op OR 2013-0087, waarin de ondernemingsraad in kort geding vordert dat verboden wordt tot uitvoering van de voorgenomen besluiten over te gaan waar de ondernemingsraad negatief op had geadviseerd. In het bijzonder willen zij verbieden dat de moedervennootschap van de onderneming de landingsrechten op het vliegveld Eindhoven zal gaan verhandelen. De kantonrechter Rotterdam overweegt dat vaststaat dat er bij verhandeling van die rechten buiten het concern geen vluchten meer kunnen plaatsvinden door de onderneming vanuit Eindhoven. Aannemelijk is dat dit tot gevolg heeft dat aan de werkzaamheden van de onderneming op de basis Eindhoven in feite de grondslag komt te ontvallen. Indien dit zou gebeuren, wordt een procedure ex artikel 26 WOR tegen het besluit van de onderneming door de ondernemingsraad in feite zinloos, waarmee tekort wordt gedaan aan de medezeggenschapsrechten van de ondernemingsraad tegen de onderneming terzake dat besluit. De kantonrechter laat in het midden of er sprake is van medeondernemerschap van de moedervennootschap. Zoals partijen terecht hebben aangevoerd, is de Ondernemingskamer specifiek aangewezen voor beslissingen over deze materie. Bovendien leent een kort geding zich niet voor een vergaand onderzoek daarnaar.
De kantonrechter volstaat met het voorlopige oordeel dat niet valt uit te sluiten dat sprake is van medeondernemerschap van Y. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de mogelijkheid bestaat dat de ondernemingraad door het verhandelen van de landingsrechten op dit moment tekort wordt gedaan in de voor haar bestaande medezeggenschapsrechten ten opzichte van gedaagden en wijst een voorziening toe.

Vereenzelviging
Ten slotte wijs ik u nog op OR 2013-0090, waarin een beroep op grond van vereenzelviging ook ditmaal niet slaagt.

Hof

Rechtbank

Raad van State