Naar boven ↑

Update

Nummer 11, 2014
Uitspraken van 08-03-2014 tot 14-03-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Conclusie inzake de ontbinding van Vereniging Martijn
In OR 2014-0097 staat de conclusie van A-G Timmerman inzake de ontbinding van Vereniging Martijn centraal. De A-G adviseert tot een verbod op de Vereniging Martijn op grond van artikel 2:20 BW. Volgens de A-G is de werkzaamheid van de vereniging in strijd met de openbare orde.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0101 staat een interessante vraag omtrent bestuurdersaansprakelijkheid centraal. De curator verlangt in casu afgifte van stukken en houdt de gedaagden aansprakelijk voor het gehele faillissementstekort. De curator legt aan zijn vordering ten grondslag dat, hoewel de jaarrekeningen tijdig zijn gedeponeerd, in dat kader toch niet is voldaan aan de deponeringsplicht van artikel 2:394 BW. De deponeringsplicht ziet immers niet alleen toe op het deponeren van een jaarrekening, maar ook op het deponeren van een juiste jaarrekening. Het loopt vooralsnog met een sisser af, omdat de gedaagden ter comparitie te kennen hebben gegeven zo spoedig mogelijk aan de curator de administratie van Mesthandel bv ter hand te stellen.

In OR 2014-0107 worden de oud-bestuurders van een vennootschap aansprakelijk gehouden op grond van artikel 2:248 lid 1 BW. De dividenduitkering die de bestuurders voorafgaand aan het faillissement hebben gedaan wordt niet als onrechtmatig gezien.

In OR 2014-0106 vernietigt het hof de uitspraak van de rechtbank waarin een bestuurder persoonlijk aansprakelijk werd gehouden. Op basis van een deskundigenrapport kan geen uitsluitsel gegeven worden over de financiële positie van de vennootschap ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met de schuldeiser die bestuurdersaansprakelijkheid vordert. Het hof oordeelt dat niet kan worden aangenomen dat de bestuurder ten tijde van het sluiten van de overeenkomst wist, of redelijkerwijs behoorde te begrijpen, dat de vennootschap haar verplichtingen niet kon nakomen.

In OR 2014-0103 wordt de aansprakelijkheid van twee bestuurders niet aangenomen. Het vermeende onrechtmatig handelen van de bestuurders zit in het bijzonder op het uitbetalen van inkomsten via verkoop aan de grootmoeder in plaats van de moeder. Het hof overweegt dat de bestuurders voorafgaand aan de gewraakte transactie positieve (externe) adviezen hadden ingewonnen, waaraan zij niet hoefden te twijfelen.  Ook kon gezien de wijze van concernfinanciering verschillend gedacht worden over de vraag welke vennootschap als feitelijke schuldeiser gold. Daarnaast overweegt het hof dat de bestuurders geen persoonlijk belang hadden bij de wijze van uitvoering en zou het eindresultaat vanwege een overeenkomst met de bank hetzelfde zijn. Ten slotte beschikte de verkopende vennootschap op het moment van verkoop nog over voldoende activa om externe crediteuren te voldoen.

In OR 2014-0102, ten slotte, wordt de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk gehouden op grond van artikel 6:162 BW.

Geen aansprakelijkheid voor een vennoot van een vof voor bestaande schulden
In OR 2014-0100 oordeelt de rechtbank, op basis van het de uitspraak van de HR op 15 maart 2013 inzake de advocatenmaatschap, dat een nieuwe vennoot van een vof niet aansprakelijkheid is voor reeds bestaande schulden van de vennootschap onder firma.

Negeren statutair vereiste meerderheid rechtvaardigt onderzoek OK
In OR 2014-0105 oordeelt de OK dat, hoewel niet zij, maar de gewone burgerlijke rechter bevoegd is te oordelen over de vraag of een besluit nietig of vernietigbaar is omdat het niet met de vereiste meerderheid van stemmen is genomen, het bestuur van de vennootschap niet, althans onvoldoende, onder ogen heeft gezien dat voor het onderhavige besluit een versterkte meerderheid was vereist. Via een omweg oordeelt de OK dus wel over de vraag of een versterkte meerderheid vereist was of niet. Om die reden levert de gang van zaken met betrekking tot de besluitvorming naar het oordeel van de OK gegronde redenen op om aan een juist beleid te twijfelen.

Nietigheid of vernietigbaarheid van een besluit
In OR 2014-0104 staat ook de nietigheid of vernietigbaarheid van besluiten centraal. In casu bepalen de statuten van een stichting dat er in het bestuur van de stichting in ieder geval één bestuurder plaats moet hebben die ook bestuurder is van een andere vennootschap. De overige bestuurders ontslaan echter de bestuurder die ook bestuurder van deze andere vennootschap is als bestuurder van de stichting in een bestuursvergadering waar deze bestuurder niet aanwezig is en wijzigen de statuten. Voor wijziging van de statuten is het op grond van de statuten noodzakelijk dat het besluit door het voltallige bestuur en unaniem wordt genomen. De besluiten van het bestuur konden derhalve niet geldig worden genomen zonder dat op dat moment een bestuurslid van de andere vennootschap vertegenwoordigd was.

Annotatie Renzo ter Haseborg
Graag wijs ik u verder nogmaals op de annotatie van Renzo ter Haseborg bij OR 2013-0349. Renzo gaat in zijn annotatie in op de besluitvorming inzake het ontslag en het opzeggen van een managementovereenkomst van een statutair directeur. Daarbij passeren zowel Janssen Pers, als Wijsmuller de revue!

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR-Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank