Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Verplichting tot ontbinding in plaats van faillissement
In OR 2014-0128 overweegt de rechtbank Rotterdam dat, indien er geen baten meer aanwezig zijn, op grond van artikel 2:19 lid 4 BW een besluit tot ontbinding moet worden genomen, waarna aan de vereffening (in het bijzonder artikel 2:23a lid 4 BW) niet meer wordt toegekomen. Door niet de voornoemde weg te bewandelen, maar het faillissement aan te vragen is er in het onderhavige geval sprake van misbruik van recht.
Recht van een minderheidsaandeelhouder op informatie
In OR 2014-0124 staat het recht van een minderheidsaandeelhouder op informatie centraal. De OK gelast een onderzoek en treft onmiddellijke voorzieningen vanwege het feit dat de minderheidsaandeelhouder geen inzage krijgt in het beleid en er vermoedens zijn dat de overige aandeelhouders tevens bestuurder verkapt dividend uitkeren in de vorm van bonussen en managementvergoedingen.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0125 is er sprake van schending van artikel 2:10 BW (boekhoudplicht) en is er ten onrechte dividend uitgekeerd na een aandeelhoudersbesluit om het kapitaal in de vennootschap te verminderen. De bestuurder wordt aansprakelijk gehouden.
In OR 2014-0129 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden op grond van onbehoorlijk bestuur.
Aansprakelijkheid bij handelen namens een bv i.o.
In OR 2014-0122 staat de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van een bv i.o. centraal. De bv i.o. is uiteindelijk nooit een volwaardige bv geworden. De bestuurders zijn hoofdelijke aansprakelijk voor de door de bv i.o. aangegane verplichtingen.
Stichting voor gedupeerden tegen ING niet ontvankelijk verklaard
In OR 2014-0121 stelt een stichting op de voet van artikel 3:305a BW een vordering in tegen ING. De rechtbank is van oordeel dat het statutaire doel van de stichting – ‘het oplossen van macro-economische vraagstukken’ – te weinig specifiek is om te kunnen vaststellen dat de stichting ingevolge haar statuten de belangen van derden behartigt jegens wie ING onrechtmatig zou hebben gehandeld bij het aangaan van overeenkomsten van geldlening en hypotheekverstrekking. Daarbij komt dat niet is gebleken dat de stichting ook daadwerkelijk activiteiten heeft ontplooid om de belangen van ‘de gedupeerden’ te behartigen. De stichting is daarom niet-ontvankelijk.
Vennootschappelijk en arbeidsrechtelijk ontslag
In OR 2014-0126 staat de vraag of een (vennootschappelijk) ontslagbesluit, genomen door de ava, eveneens leidt tot onmiddellijke beëindiging van de arbeidsrechtelijke verhouding centraal. In beginsel blijkt uit artikel 2:134 BW en 2:244 BW dat dit samenvalt, tenzij er sprake is van een wettelijk ontslagverbod of indien partijen anders overeengekomen zijn. Ex-bestuurder betwist ook de later aangevoerde gronden van het ontslag op staande voet. Het hof ziet inderdaad niet in dat deze gronden het ontslag op staande voet afzonderlijk dan wel gezamenlijk rechtvaardigen; derhalve is het ontslag op staande voet niet geldig en worden de vorderingen van de ex-bestuurder op vergoeding toegewezen.
Vernietiging van tuchtrechtelijke uitspraak van vereniging
In OR 2014-0127 wordt een tuchtrechtelijke uitspraak van een vereniging vernietigd omdat bij de totstandkoming van de uitspraak het fundamentele procesrechtelijke beginsel van hoor en wederhoor niet in acht is genomen. Om die reden is het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW vernietigbaar.
Mogen bewindvoerders een bv oprichten ten behoeve van het te beheren kapitaal?
In OR 2014-0120 verzoeken de bewindhebbers om namens een rechthebbende een bv op te richten. De kantonrechter weigert dit. De kantonrechter stelt vast dat het doel dat wordt beoogd met het oprichten van een bv het ontwijken van het betalen van belasting en het ontwijken van het betalen van een hogere eigen bijdrage AWBZ is. De vraag die gesteld moet worden is of met het oprichten van een bv wordt gehandeld in strijd met het doel en de strekking van de wet. Deze vraag moet naar het oordeel van de kantonrechter bevestigend worden beantwoord. De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of de volstrekt overwegende beweegreden van de belastingplichtige belastingverijdeling is. Ook deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Dit betekent dat de belastinginspecteur het oprichten van deze bv enkel om belasting te ontwijken (en om de hoge bijdrage AWBZ te ontwijken) zou kunnen beschouwen als fraus legis. Dat wil niet zeggen dat belastingplichtigen niet de fiscaal voordeligste weg mogen bewandelen naar een overwegend niet-fiscaal doel. Dat mogen zij wél, mits de gekozen weg niet een volstrekt kunstmatige is (HR BNB 2009/123 en HR 15-3-2013, ECLI:NL:HR:2013:BY0548).
Rechtbank kiest voor ‘bruikleen’
In OR 2014-0119 sluit Dorigo een participatie-overeenkomst met Frentz. De beoogde aandelen-emissie vindt echter nooit plaats. De ter beschikking gestelde gelden zijn door X (bestuurder en enig aandeelhouder van Frentz) gebruikt voor het aflossen van een privéschuld. De rechtbank oordeelt dat de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst door Dorigo geen gevolgen heeft. Ook de aansprakelijkheidsstelling van X op grond van artikel 6:162 BW faalt wegens onvoldoende onderbouwing van het causaal verband tussen de aflossing in privé en de gestelde schade. Nu de beoogde aandelenemissie niet heeft plaatsgevonden, hebben partijen niet gehandeld overeenkomstig hetgeen hun bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond. De overeenkomst voorziet echter niet in een opzeggingsregeling. De rechtbank oordeelt echter dat in casu sprake is van verbruikleen voor onbepaalde tijd (7A:1791 e.v.), zodat Dorigo desondanks teruggave van de uitgeleende gelden kan vorderen.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR-Updates
Hof
- Gerechtshof Amsterdam OK. Enquête. Onderzoek bevolen. Onmiddellijke voorziening getroffen. Omgang met minderheidsaandeelhouder. Informatievoorziening. Dividendbeleid. Artikel 2:345, 349a lid 2, 350 lid 1 BW. 17-03-2014
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Dorigo sluit een participatie-overeenkomst met Frentz. De beoogde aandelenemissie vindt nooit plaats. De ter beschikking gestelde gelden zijn door X (bestuurder en enig aandeelhouder) gebruikt voor het aflossen van een privéschuld. De rechtbank oordeelt dat de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst door Dorigo geen gevolgen heeft. Ook de aansprakelijkheidsstelling van X op grond van artikel 6:162 BW faalt wegens onvoldoende onderbouwing van het causaal verband tussen de aflossing in privé en de gestelde schade. Nu de beoogde aandelenemissie niet heeft plaatsgevonden, hebben partijen niet gehandeld overeenkomstig hetgeen hen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond. De overeenkomst voorziet echter niet in een opzeggingsregeling. De rechtbank oordeelt echter dat in casu sprake is van verbruikleen voor onbepaalde tijd (7A:1791 e.v.), zodat Dorigo desondanks teruggave van de uitgeleende gelden kan vorderen. 11-03-2014
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In deze zaak is onder meer aan de orde of een (vennootschappelijke) ontslagbesluit, genomen door de ava, eveneens leidt tot onmiddellijke beëindiging van de arbeidsrechtelijke verhouding. In beginsel blijkt uit artikel 2:134 BW en 2:244 BW dat dit samenvalt, tenzij er sprake is van een wettelijk ontslagverbod of indien partijen anders overeengekomen zijn. Ondanks het vermoeden dat van laatstgenoemde uitzondering sprake is, wordt niettemin bepaald dat er samenval is. Derhalve is er geen onregelmatige beëindiging – door het niet in acht nemen van de overeengekomen termijn van twaalf maanden – van de arbeidsovereenkomst. Ex-bestuurder betwist echter ook de later aangevoerde gronden van het ontslag op staande voet. Het hof ziet inderdaad niet in dat deze gronden het ontslag op staande voet afzonderlijk dan wel gezamenlijk rechtvaardigen; derhalve is het ontslag op staande voet niet geldig geschied en wordt het bestreden vonnis bekrachtigd. 28-01-2014
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam De Rechtbank Rotterdam overweegt dat, indien er geen baten meer aanwezig zijn, op grond van artikel 2:19 lid 4 BW een besluit tot ontbinding moet worden genomen, waarna aan de vereffening (in het bijzonder art. 2:23a lid 4 BW) niet meer wordt toegekomen. Door niet de voornoemde weg te bewandelen, maar het faillissement aan te vragen is er in het onderhavige geval sprake van misbruik van recht. 20-03-2014
- Rechtbank Midden-Nederland Renvooiprocedure. In verband met de strekking daarvan is in een renvooiprocedure geen plaats voor de beantwoording van de vragen of de failliet een vordering heeft op haar moeder/bestuurder/schuldeiser uit hoofde van artikel 2:248 BW, of de failliet vorderingen heeft op haar moeder die zouden kunnen worden verrekend en of, met uitzondering van de toepassing van de regeling van artikel 49 Fw, voor de curator van de failliet de mogelijkheid bestaat een aan een schuld ten grondslag liggende rechtsverhouding te vernietigen. In verband met hoofdelijke aansprakelijkheid van de moeder voor de schuld van dochter aan de bank mocht de bank op grond van artikel 234 Fw haar schuld aan de moeder (creditsaldo) verrekenen met haar vordering op de moeder. Als gevolg daarvan heeft de moeder een regresvordering op haar dochter gekregen. Door aanzuivering van het debetsaldo van de dochter door de moeder heeft de moeder eveneens een regresvordering op haar dochter gekregen. Beroep op pauliana door schuldeiser afgewezen. 19-03-2014
- Rechtbank Midden-Nederland Vernietiging van een tuchtrechtelijke uitspraak van de Ereraad van de KNJV, waarbij een lid van de KNJV een berisping heeft gekregen. Bij de totstandkoming van de uitspraak is het fundamentele procesrechtelijke beginsel van hoor en wederhoor niet in acht genomen. Om die reden is het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW vernietigbaar. 19-03-2014
- Rechtbank Amsterdam Stichting stelt op de voet van artikel 3:305a een vordering in tegen ING. De rechtbank is van oordeel dat het statutaire doel van de Stichting – 'het oplossen van macro-economische vraagstukken' – te weinig specifiek is om te kunnen vaststellen dat de Stichting ingevolge haar statuten de belangen van derden behartigt jegens wie ING onrechtmatig zou hebben gehandeld bij het aangaan van overeenkomsten van geldlening en hypotheekverstrekking. Daarbij komt dat niet is gebleken dat de Stichting ook daadwerkelijk activiteiten heeft ontplooid om de belangen van 'de gedupeerden' te behartigen. De Stichting is daarom niet-ontvankelijk. 26-02-2014
- Rechtbank Gelderland Bestuurder wordt aansprakelijk gesteld en gehouden op grond van artikel 2:248 BW. 19-02-2014
- Rechtbank Amsterdam Hoofdelijke aansprakelijkheid voor rechtshandelingen van een BV i.o.? 15-01-2014
- Rechtbank Gelderland Schending artikel 2:10 BW (boekhoudplicht) en nietigheid aandeelhoudersbesluit kapitaalvermindering vennootschap. 16-10-2013