Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2014
Uitspraken van 28-04-2014 tot 02-05-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Is de OK een bestuursorgaan?
In OR 2014-0186 werd aangevoerd dat de Ondernemingskamer een bestuursorgaan zou zijn en daarom geen onmiddellijke voorzieningen kan treffen. De Hoge Raad doet de zaak af met artikel 80a lid 1 RO. De A-G concludeert tot niet-ontvankelijkheidverklaring omdat het cassatieverzoekschrift niet ondertekend is door een advocaat bij de Hoge Raad, omdat het griffierecht niet betaald is en omdat verzoeker niet in vorige instantie verschenen is. Ook concludeert de A-G dat de Ondernemingskamer niet aangemerkt dient te worden als bestuursorgaan en dus onmiddellijke voorzieningen kan gelasten.

Geldt artikel 1:89 BW ook tegenover een Duitse bank?
In OR 2014-0187 staat de vraag centraal of een Nederlandse borg een beroep kan doen op de bescherming van 1:89 BW tegenover een Duitse bank. De rechtbank oordeelt dat de Duitse bank zich kan beroepen op bescherming tegen een voor haar onverwacht inroepen van de onbevoegdheid van X door diens echtgenote. Dit betekent dat de Duitse Bank zich op de borgtochtovereenkomst kan beroepen en de door X gevorderde verklaring voor recht dat de borgtochtovereenkomst is vernietigd moet worden afgewezen.

Overdracht kredietovereenkomst van vof naar cv
In OR 2014-0183 is een oorspronkelijke kredietovereenkomst tussen de bank en een vof overgedragen aan een commanditaire vennootschap. De bank stelt echter dat de vennoten de bank gevrijwaard hebben van de schade die bestaat uit de debetsaldi van de rekeningen. Het hof laat de bank toe tot tegenbewijs tegen het oordeel dat de bank heeft ingestemd met de kredietovereenkomstoverdracht.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0185 failleert een dochtervennootschap. De moeder en haar bestuurder zijn aansprakelijk voor het faillissementstekort ex 2:248 BW en 2:11 BW. Het zonder AVA-besluiten en in tegenspraak met vastgestelde jaarrekeningen uitkeren van het gehele eigen vermogen als dividend, het uitvoeren van onrechtmatige correcties in de rekening-courant van de dochter door de Holding en het zonder rechtsgrond overmaken van gelden van de dochtervennootschap aan de bestuurder in privé leveren zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd kennelijk onbehoorlijk bestuur op. Dit kennelijk onbehoorlijke bestuur is een belangrijke oorzaak van het faillissement van de dochtervennootschap, nu de bestuurder er niet in is geslaagd het bewijsvermoeden te ontkrachten.

In OR 2014-0189 worden ook bestuurders aansprakelijk gehouden onder meer wegens het schenden van de boekhoudplicht ex 2:10 BW. Het hof oordeelt dat het bewijsvermoeden – dat dit een belangrijke oorzaak in faillissement is – niet wordt weerlegd.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank