Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Is de OK een bestuursorgaan?
In OR 2014-0186 werd aangevoerd dat de Ondernemingskamer een bestuursorgaan zou zijn en daarom geen onmiddellijke voorzieningen kan treffen. De Hoge Raad doet de zaak af met artikel 80a lid 1 RO. De A-G concludeert tot niet-ontvankelijkheidverklaring omdat het cassatieverzoekschrift niet ondertekend is door een advocaat bij de Hoge Raad, omdat het griffierecht niet betaald is en omdat verzoeker niet in vorige instantie verschenen is. Ook concludeert de A-G dat de Ondernemingskamer niet aangemerkt dient te worden als bestuursorgaan en dus onmiddellijke voorzieningen kan gelasten.
Geldt artikel 1:89 BW ook tegenover een Duitse bank?
In OR 2014-0187 staat de vraag centraal of een Nederlandse borg een beroep kan doen op de bescherming van 1:89 BW tegenover een Duitse bank. De rechtbank oordeelt dat de Duitse bank zich kan beroepen op bescherming tegen een voor haar onverwacht inroepen van de onbevoegdheid van X door diens echtgenote. Dit betekent dat de Duitse Bank zich op de borgtochtovereenkomst kan beroepen en de door X gevorderde verklaring voor recht dat de borgtochtovereenkomst is vernietigd moet worden afgewezen.
Overdracht kredietovereenkomst van vof naar cv
In OR 2014-0183 is een oorspronkelijke kredietovereenkomst tussen de bank en een vof overgedragen aan een commanditaire vennootschap. De bank stelt echter dat de vennoten de bank gevrijwaard hebben van de schade die bestaat uit de debetsaldi van de rekeningen. Het hof laat de bank toe tot tegenbewijs tegen het oordeel dat de bank heeft ingestemd met de kredietovereenkomstoverdracht.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0185 failleert een dochtervennootschap. De moeder en haar bestuurder zijn aansprakelijk voor het faillissementstekort ex 2:248 BW en 2:11 BW. Het zonder AVA-besluiten en in tegenspraak met vastgestelde jaarrekeningen uitkeren van het gehele eigen vermogen als dividend, het uitvoeren van onrechtmatige correcties in de rekening-courant van de dochter door de Holding en het zonder rechtsgrond overmaken van gelden van de dochtervennootschap aan de bestuurder in privé leveren zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd kennelijk onbehoorlijk bestuur op. Dit kennelijk onbehoorlijke bestuur is een belangrijke oorzaak van het faillissement van de dochtervennootschap, nu de bestuurder er niet in is geslaagd het bewijsvermoeden te ontkrachten.
In OR 2014-0189 worden ook bestuurders aansprakelijk gehouden onder meer wegens het schenden van de boekhoudplicht ex 2:10 BW. Het hof oordeelt dat het bewijsvermoeden – dat dit een belangrijke oorzaak in faillissement is – niet wordt weerlegd.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Appellanten I en II zijn bij tussenarrest aansprakelijk gesteld wegens het schenden van de boekhoudplicht ex artikel 2:10 BW. Het hof oordeelt dat het bewijsvermoeden dat dit een belangrijke oorzaak in faillissement is niet wordt weerlegd. Inzake toegenomen concurrentie uit Oost-Europa en de gevolgen voor de financiën daarvan spreken de verklaringen elkaar tegen. Verliezen op een bouwproject kwamen voort uit te scherpe berekeningen, niet uit halsstarrigheid van de klant. Niet duidelijk is voorts hoe het verdisconteren van de bedrijfskosten van appellant III een belangrijke oorzaak voor het faillissement vormde. Tot slot is, gezien de omstandigheden, ten aanzien van een gedeelte van de geïnde vorderingen sprake van samenspanning conform artikel 47 Fw tussen X BV en appellant III. 22-04-2014
- Gerechtshof Den Haag Uitleg statuten van de commanditaire vennootschap inzake uittreding van een commanditaire vennoot. In casu bepaalt het hof dat een reserve voor nog niet vaststaande verliezen, welke nog moeten worden verrekend, kan worden ingehouden op het aan de uittredende commanditair toekomende vermogensaandeel. 16-04-2014
- Gerechtshof Amsterdam De aandelen van BV X, die zich bezighoudt met het kweken van bloemen en planten, worden middellijk voor 50% gehouden door A en middellijk voor 50% door B. A en B, broers, zijn met elkaar in onmin geraakt en hebben een overeenkomst gesloten om de onderneming te ontvlechten. Over de uitleg van deze overeenkomst ontstaat naderhand onenigheid en de overeenkomst wordt niet nagekomen. De situatie is dermate ernstig dat ook externe partijen last ondervinden van de problemen tussen de broers. De Ondernemingskamer oordeelt dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt door de ontstane situatie. Er zijn gegronde redenen om aan een juist beleid en aan de juistheid van de gang van zaken te twijfelen. De Ondernemingskamer beveelt een onderzoek, oordeelt dat er een nog te benoemen bestuurder zal worden aangesteld, schorst B als bestuurder en beveelt beide partijen een aandeel ten titel van beheer over te dragen aan de nog te benoemen bestuurder. 04-04-2014
- Gerechtshof Amsterdam Een oorspronkelijke kredietovereenkomst tussen de bank en een vof wordt overgedragen aan een commanditaire vennootschap. De bank stelt echter dat de vennoten de bank gevrijwaard hebben van de schade die bestaat uit de debetsaldi van de rekeningen. Het hof laat de bank toe tot tegenbewijs tegen het oordeel dat de bank heeft ingestemd met de kredietovereenkomstoverdracht. 17-12-2013
- Gerechtshof Amsterdam De dochtervennootschap van de Holding failleert. De Holding en haar bestuurder X zijn aansprakelijk voor het faillissementstekort ex artikel 2:248 BW en artikel 2:11 BW. Het zonder AVA-besluiten en in tegenspraak met vastgestelde jaarrekeningen uitkeren van het gehele eigen vermogen als dividend, het uitvoeren van onrechtmatige correcties in de rekening-courant van de dochter door de Holding en het zonder rechtsgrond overmaken van gelden van de dochtervennootschap aan X in privé leveren zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd kennelijk onbehoorlijk bestuur op. Dit kennelijk onbehoorlijk bestuur is een belangrijke oorzaak van het faillissement van de dochtervennootschap, nu X er niet in is geslaagd het bewijsvermoeden te ontkrachten. 22-04-2008
Rechtbank
- Rechtbank Oost-Brabant Kan een Nederlandse borg een beroep doen op de bescherming van artikel 1:89 BW tegenover een Duitse bank? De rechtbank oordeelt dat de Duitse bank zich kan beroepen op bescherming tegen een voor haar onverwacht inroepen van de onbevoegdheid van X door diens echtgenote. Dit betekent dat VR-Bank zich op de borgtochtovereenkomst kan beroepen en dat de door X gevorderde verklaring voor recht dat de borgtochtovereenkomst is vernietigd, moet worden afgewezen. 16-04-2014
- Rechtbank Limburg Een uitzendbureau vordert een bedrag van ruim € 40.000 van de bestuurder-aandeelhouder van een bouwbedrijf wegens een eerder gedane betalingstoezegging. Toestemming echtgenote in casu is niet vereist, aangezien sprake is van een normale uitoefening van het bedrijf voor de vennootschap ex artikel 1:88 lid 5 BW. De zaak wordt aangehouden totdat het uitzendbureau bewijs heeft geleverd dat gedaagde de vaststellingsovereenkomst wel degelijk heeft getekend. 04-09-2013