Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2014
Uitspraken van 03-05-2014 tot 09-05-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bonusbeleid geeft redenen tot enquêteonderzoek
In OR 2014-0195 oordeelt de OK dat er ernstig moet worden getwijfeld aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming over de toekenning van bonussen. Daarnaast heeft er geen adequate beoordeling plaatsgevonden van een besluitvorming over de wenselijkheid en de mogelijkheid van nieuwe activiteiten en is er sprake van een gebrekkige informatievoorziening. De OK oordeelt derhalve dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken, die een onderzoek naar dat beleid en de gang van zaken rechtvaardigen. Als onmiddellijke voorziening wordt door de OK een niet-uitvoerend bestuurder met doorslaggevende stem benoemd.

Nieuwe vennoot vof niet aansprakelijk voor oude schulden

In OR 2014-0190 staat de persoonlijke aansprakelijkheid van een vennoot van een vof voor schulden aangegaan voordat de vennoot toetrad centraal. In casu brengt X een horecaonderneming in in een vof met Y. De onderneming van X heeft reeds voor inbreng afnameovereenkomsten afgesloten met eiseres, op grond waarvan die laatste leningen verstrekt om de vof te financieren. De leningen zijn opeisbaar als de vof wordt gestaakt. Vervolgens failleert de vof en spreekt eiser zowel X als Y aan. De rechtbank oordeelt echter dat Y als nieuwe vennoot in casu niet gehouden is tot terugbetaling onder verwijzing naar de verschillende opvatting zoals vervat in de Asser en door Mohr.

Uitstoten van een aandeelhouder via de voorzieningenrechter
In OR 2014-0199 vordert een van twee aandeelhouders, welke beide 50% van de aandelen van de vennootschap houden, wegens een geschil dat de een alle aandelen te koop aanbiedt aan de ander op grond van een bepaling uit de aandelenovereenkomst. Tevens vordert de eisende partij tot schorsing van de bestuurdersactiviteiten van gedaagde. De voorzieningenrechter wijst, met het oog op het spoedeisend belang, de vordering toe.

Bestuurdersaansprakelijkheid

In OR 2014-0197 wordt de enig bestuurder van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk gesteld en gehouden voor het niet-nakomen van de verplichting tot het afdragen van pensioenpremies aan pensioenverzekeraars. Aangezien deze bestuurder eindverantwoordelijke is, kan hem een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt en dient hij de schade die de werknemer hierdoor dientengevolge lijdt te vergoeden op grond van onrechtmatige daad.

In OR 2014-0196 wordt geoordeeld dat een bestuurder van een stichting ook een werknemer van die stichting is. Hij is zowel op grond van artikel 2:9, als op grond van artikel 7:661 BW aansprakelijk voor de door de stichting ten gevolge van zijn onrechtmatig handelen geleden schade. Zijn partner, die ook werknemer van de stichting is, is op grond van artikel 7:661 BW eveneens aansprakelijk voor de door de stichting geleden schade

In OR 2014-0193 wordt een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld. Geoordeeld wordt echter dat in casu geen sprake is van een situatie waarin de bestuurder ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met de crediteur wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.

In OR 2014-0192 worden zowel commissarissen als een (indirect) bestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld voor hun handelen. In casu is niet komen vast te staan dat bij het aangaan van twee leningsovereenkomsten voorzienbaar was dat de vennootschap haar verplichtingen uit deze overeenkomsten niet zou kunnen nakomen en dat ook de verstrekte zekerheden geen verhaal zouden bieden. Er is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de schuldeisers door de overdracht minder verhaalsmogelijkheden hadden. De stelling dat de merkrechten voor een lager bedrag dan de werkelijke waarde zijn verkocht, is onvoldoende onderbouwd. De commissarissen en de bestuurder worden derhalve vrijgesproken.

Ook in OR 2014-0191 worden bestuurders aansprakelijk gesteld. Aan de orde is of er sprake is van faillissementspauliana in verband met een kasrondje. De rechtbank oordeelt dat sprake is van onverplichte rechtshandelingen en dat aan de vereisten van artikel 42 Fw is voldaan, nu sprake is van benadeling en de bestuurders er niet in slagen het bewijsvermoeden ex artikel 43 Fw te weerleggen. Van onrechtmatig handelen ex artikel 6:162 BW door de bestuurders in verband met selectieve betaling is echter geen sprake, aangezien zij hun handelen hebben gebaseerd op adviezen van een deskundige.

Verzoek tot ontslag van bestuurders van een stichting
In OR 2014-0198 verzoekt de voorzitter van een stichting de rechtbank tot ontslag dan wel schorsing van bepaalde bestuursleden van de stichting, alsmede de benoeming van (tijdelijk) nieuwe bestuursleden ex artikel 2:298 BW. Het tegenverzoek van de groep bestuurders strekt tot ontslag van de voorzitter en benoeming van een nieuw bestuur ex artikel 2:299 BW, alsmede wijziging van de statuten. Beide verzoeken worden afgewezen, aangezien niet kan worden aangetoond welke bestuursbesluiten (of handelingen) het ontslag van een der beider partijen kan rechtvaardigen. Derhalve kan de rechtbank niet toekomen aan de behandeling van de verzoeken en ontbreekt een basis voor rechtelijk ingrijpen.

In OR 2014-0194 wordt een bestuurder van een stichting ontslagen wegens het handelen in strijd met de statuten. Het hof verwerpt de grieven van de bestuurder en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank