Naar boven ↑

Update

Nummer 24, 2014
Uitspraken van 21-06-2014 tot 27-06-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0252 wordt een voormalig DGA van aannemingsbedrijf aangesproken wegens het onrechtmatig handelen jegens de leasemaatschappij door een vijftal voertuigen te leasen en vervolgens de aandelen en het bestuurderschap te verhandelen aan zijn broer. In onderhavige casus oordeelt de rechtbank dat er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, ondanks het feit dat de DGA zijn aandelen heeft overgedragen in zijn hoedanigheid van aandeelhouder. De gedaagde wordt veroordeeld tot vergoeding van de geleden schade.

Geen afgeleide schade
In OR 2014-0253 vordert een (indirect) aandeelhouder, naar aanleiding van een door de Consumentenbond uitgebracht artikel en het later failleren van de vennootschap, een vergoeding van de volgens hem daaruit voortvloeiende eigen schade. Daarbij benadrukt hij dat hij geen schadevergoeding vordert voor de geleden afgeleide schade als gevolg van de vermindering in waarde van zijn aandelen, waardoor Poot/ABP niet relevant is. De rechtbank oordeelt dat er niet voldoende gesteld of gebleken is dat de Consumentenbond de aandeelhouder heeft willen benadelen en dat er daardoor niet onrechtmatig gehandeld is jegens de aandeelhouder, waardoor de Consumentenbond niet schadeplichtig is en de vordering wordt afgewezen.

In OR 2014-0254 stelt een curator dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en dat het kennelijk onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak van de faillissementen is geweest. Geïntimeerden worden derhalve als (in)direct en/of feitelijk bestuurders daarom op grond van artikel 2:248 lid 1 BW hoofdelijk jegens de boedels aansprakelijk gehouden voor de tekorten in de faillissementen.
Het hof overweegt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de opzegging van het krediet veroorzaakt is door kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Wel oordeelt het hof dat de geïntimeerden aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:162 BW wegens het onttrekken/onthouden van gelden die zij aan zichzelf ten goede hebben doen komen.

Annotatie Cryo-Save
Verder wijs ik u tevens gaarne op de annotatie van Dirk-Jan Duynstee bij OR 2013-0342 over de beschikking van de Ondernemingskamer inzake Cryo-Save. In zijn annotatie gaat Dirk-Jan in op de botsing tussen het wettelijke agenderingsrecht en de responstijd van 180 dagen zoals opgenomen in de Corporate Governance Code.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank