Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Verhouding OK en een door de OK aangewezen bestuurder
In OR 2014-0276 overweegt de Hoge Raad dat, indien de Ondernemingskamer op de voet van artikel 2:349a lid 2 BW een tijdelijke bestuurder of commissaris heeft benoemd, het niet aan de Ondernemingskamer is, maar aan die tijdelijke bestuurder of commissaris om binnen de grenzen van zijn taken en bevoegdheden te beoordelen of bepaalde maatregelen binnen of door de rechtspersoon moeten worden getroffen en, zo ja, die te treffen. Wordt in verband met de handelwijze van de tijdelijke bestuurder of commissaris wijziging of aanvulling van eerder getroffen onmiddellijke voorzieningen gevraagd, dan zal de Ondernemingskamer bij de toepassing van artikel 2:349a lid 2 BW de omstandigheden van het geval in verband met die handelwijze in aanmerking moeten nemen. Daarbij kan de Ondernemingskamer zo nodig mede onderzoeken of de tijdelijke bestuurder of commissaris zijn taak zorgvuldig uitoefent of heeft uitgeoefend.
Mag de OK onmiddellijke voorzieningen treffen indien er enquête is gelast, maar nog geen onderzoeker is aangewezen?
In OR 2014-0277 komt de vraag aan de orde of de Ondernemingskamer onmiddellijke voorzieningen mag treffen indien er weliswaar enquête is gelast, maar nog geen onderzoeker is aangewezen. De Hoge Raad overweegt dat onder het tot 1 januari 2013 geldende artikel 2:349a BW gold dat voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen voldoende zwaarwegende redenen dienen te bestaan indien nog geen enquête is gelast, aangezien dan slechts aan de hand van een beperkt partijdebat voorlopig kan worden beoordeeld of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen (vergelijk HR 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3523, NJ 2008/105; HR 25 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7076, NJ 2011/335). In het onderhavige geval was de enquête reeds gelast toen de bestreden onmiddellijke voorzieningen werden getroffen. De Ondernemingskamer was dan ook niet gehouden om te onderzoeken of voldoende zwaarwegende redenen bestonden voor het treffen van de gevraagde voorzieningen.
Is een verplichte statutaire grondslag nodig voor de inkoop eigen aandelen?
In OR 2014-0280 overweegt de Hoge Raad dat de verkrijging van eigen aandelen door de NV ter bescherming van schuldeisers in de artikel 2:98, 2:98a en 2:98b BW aan beperkingen is onderworpen. Zo mag de NV aandelen in haar kapitaal in beginsel alleen dan anders dan om niet verkrijgen, indien en voor zover daartoe voldoende vrij uitkeerbare reserves aanwezig zijn en indien en voor zover de algemene vergadering het bestuur daartoe in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2:98 lid 4 BW heeft gemachtigd. Indien aandelen van de NV zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, zoals in het geval van Unilever, geldt deze machtiging voor ten hoogste achttien maanden. De Hoge Raad beslist verder, dat de statuten weliswaar de verkrijging door de NV van eigen aandelen kunnen uitsluiten of beperken, maar de wet niet bepaalt dat een verplichting van de NV tot inkoop van aandelen (in beginsel) een statutaire grondslag behoeft. Evenmin vloeit dit uit de wet voort.
Feitelijk beleidsbepaler
In OR 2014-0270 wordt de onderbouwing van de stelling van de curator dat A feitelijk bestuurder is geweest is onvoldoende geacht. Het feit dat A management fees ontving is onvoldoende om te stellen dat A optrad als feitelijk beleidsbepaler. Uit de statuten blijkt dan ook niet dat A de vennootschappen rechtsgeldig kon vertegenwoordigen. Ook het gegeven dat A heeft geparticipeerd in het kapitaal van de vennootschappen en heeft bemiddeld in de financiering van de activiteiten van de vennootschappen is onvoldoende om te stellen dat hij heeft gehandeld als feitelijk beleidsbepaler. Omdat A niet kan worden aangemerkt als bestuurder is hem ook niet aan te rekenen dat de vennootschappen de jaarrekeningen niet tijdig hebben gedeponeerd.
Wanbeleid
In OR 2014-0272 oordeelt de Ondernemingskamer dat de impasse in de besluitvorming over de noodzakelijke financiering van Harbour aangemerkt dient te worden als wanbeleid. De Ondernemingskamer houdt zowel het bestuur van Harbour als X verantwoordelijk voor dat wanbeleid.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad ABN AMRO dient een verzoek tot faillissementverklaring van Berzona in. De vraag doet zich voor of de vordering(en) van de huurders van het onroerend goed van Bonanza tot woongenoot kunnen kwalificeren als steunvordering. De Hoge Raad oordeelt dat dergelijke vorderingen niet als steunvordering kwalificeren. De vorderingen kunnen immers niet ter verificatie worden ingediend. Het verzoek tot faillietverklaring wordt afgewezen wegens het niet voldoen aan het pluraliteitsvereiste. 11-07-2014
- Hoge Raad Enquêterecht. HR 25 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7076, NJ 2011/335. Beoordelingsvrijheid, onderzoeksbevoegdheid en belangenafweging van de ondernemingskamer bij het verzoek tot vervanging van een bij onmiddellijke voorziening benoemde bestuurder, commissaris en beheerder van aandelen. Een verzoek tot ontslag zal slechts worden ingewilligd bij kennelijk onredelijk handelen of bij een redelijke verwachting daarvan. Samenhang met 13/04531. 11-07-2014
- Hoge Raad Enquêterecht. In casus is het enquêteverzoek ingediend voor de herziening van het enquêterecht (Stb. 2012/274). Mogen voorlopige voorzieningen getroffen worden bij voldoende zwaarwegende redenen in het geval waarin weliswaar enquête is gelast, maar nog geen onderzoeker is benoemd? HR 25 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7076, NJ 2011/335. En is art. 2:349a lid 3 BW (nieuw) van toepassing indien wel enquête is gelast, maar (nog) geen onderzoeker is benoemd? Billijke belangenafweging tegen achtergrond van artikel 2:8 BW. Samenhang met 14/00589. 11-07-2014
- Hoge Raad Faillissement op eigen aangifte. Verplichte belangenafweging bij aanvraag eigen faillissement? Misbruik van recht? Feitelijke grondslag. 11-07-2014
- Hoge Raad Vennootschapsrecht. Verkrijging eigen aandelen door NV anders dan om niet; artikel 2:98 BW. Behoeft een verplichting tot inkoop van eigen aandelen een statutaire grondslag? De Hoge Raad oordeelt, dat de statuten weliswaar de verkrijging door de NV van eigen aandelen kunnen uitsluiten of beperken, maar de wet niet bepaalt dat een verplichting van de NV tot inkoop van aandelen (in beginsel) een statutaire grondslag behoeft. 11-07-2014
- Hoge Raad A verhuurt vanaf 2000 een deel van een pand aan Stichting W.I.A. De stichting verbouwt een deel van hetgeen zij huurt tot een woning voor een van haar bestuurders, B, welke de woning nog in 2000 betrekt. Wegens vochtproblemen neemt de stichting het pand verder nooit in gebruik. In 2002 wordt de huurovereenkomst ontbonden en wordt de stichting veroordeeld tot het betalen van de schuldig gebleven huurpenningen. De stichting komt deze verplichting niet na. A vordert van B, destijds penningmeester en bestuurder van de stichting, de schuldig gebleven huurpenningen. Het hof wijst de vordering af. B heeft succesvol weersproken dat hij wist of had moeten weten dat de stichting de overeenkomst niet na zou kunnen komen. 13-06-2014
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Op 27 juli 2005 is Trend en Co B.V. op eigen aanvraag failliet verklaard. Daarop heeft T en C de activa van Trend en Co B.V. gekocht en haar activiteiten voortgezet. Daartoe heeft X (appellant) van Y (geïntimeerde) €20.000 geleend. Op 18 januari 2006 is ook T en C failliet verklaard. In het eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat X er niet in is geslaagd het bewijsvermoeden van artikel 2:203 lid 3 BW te ontkrachten, en X veroordeeld tot betaling. In hoger beroep laat het hof dit oordeel in stand. Een beroep op artikel 2:203 lid 3 BW komt in casu niet in strijd met de (beperkende werking van) redelijkheid en billijkheid. Grief II, die klaagt dat X niet redelijkerwijs kon weten dat T en C haar plichten jegens Y niet zou kunnen nakomen, faalt. Dat X geloofde in de mogelijkheid om een doorstart met nieuwe investeerders te kunnen realiseren maakt niet dat X bij het aangaan van de overeenkomst met Y niet wist of redelijkerwijs kon weten dat T en C (zonder die investeerders) haar verplichtingen niet na kon komen. Grief III, die klaagt dat de artikelen 6:110 BW en 6:109 BW ten onrechte niet zijn toegepast, faalt eveneens. 22-07-2014
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In eerste aanleg uitgesproken faillissement in hoger beroep vernietigd. Volgens het hof verkeert de vennootschap niet in een toestand dat hij opgehouden heeft te betalen. 26-06-2014
- Gerechtshof Amsterdam Enquêteprocedure. Onderzoek naar (wan)beleid binnen de onderneming. 13-06-2014
- Gerechtshof Den Haag Volmachtverlening en ontslag op staande voet bestuurders. Nietige volmacht, artikel 2:14 BW. Gelden onttrokken aan de vennootschap. 27-05-2014
- Gerechtshof Den Haag Is er sprake van betalingsonmacht of van betalingsonwil? Sprake van onrechtmatige selectieve betaling? Het hof oordeelt van niet. 31-05-2011
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland B en A en B en A Holding worden op respectievelijk 13 maart 2012 en 22 mei 2012 failliet verklaard. De curator stelt dat A als feitelijk bestuurder van beide bv's is opgetreden en zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld. De rechtbank oordeelt dat de curator onvoldoende heeft gesteld en bewezen dat A als feitelijk beleidsbepaler moet worden beschouwd. Evenmin heeft A op een andere wijze onrechtmatig gehandeld jegens de vennootschappen en/of haar schuldeisers. 28-05-2014
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Aansprakelijkheid bestuurder op grond van artikel 6:162 BW. De vordering wordt echter afgewezen. 30-12-2013