Naar boven ↑

Update

Nummer 3, 2014
Uitspraken van 09-01-2014 tot 16-01-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Concernaansprakelijkheid
In OR 2014-0019 staat concernaansprakelijkheid centraal. In onderhavige casus speelt de vraag of een moedervennootschap onrechtmatig handelt jegens de crediteuren van haar dochtervennootschap als zij zich haar vordering op de dochter laat voldoen? Hof Amsterdam oordeelt dat de aan de crediteur verstrekte zekerheden de hoogte van het door haar verschafte krediet (ruimschoots) overtrof, waardoor niet kan worden gesteld dat de moeder onrechtmatig jegens deze crediteur gehandeld heeft.

Bescherming minderheidsaandeelhouders door de OK
In OR 2014-0016 verzoeken de minderheidsaandeelhouders van KLM om een onderzoek. De OK oordeelt dat ernstig moet worden betwijfeld of KLM bij de besluitvorming omtrent de winstreserveringen de vereiste zorgvuldigheid jegens haar minderheidsaandeelhouders in acht heeft genomen. Bij de beantwoording van de vraag of er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist dividendbeleid van KLM, is volgens de OK van belang of KLM de zorgvuldigheid die zij onder de gegeven omstandigheden jegens de minderheidsaandeelhouders in acht heeft te nemen, in voldoende mate heeft betracht. Hierbij is volgens de Ondernemingskamer niet slechts van belang of de uitkomst van een besluit van de vergadering van houders van prioriteitsaandelen de toetst van artikel 2:15 B.W. kan doorstaan, maar ook de wijze van totstandkoming. Niet alleen het resultaat van de besluitvorming mag niet kennelijk onredelijk zijn, maar ook de wijze van totstandkoming van de besluiten moet zorgvuldig zijn. De Ondernemingskamer twijfelt evenzeer aan de totstandkoming als het resultaat van de besluitvorming. Om die reden is er sprake van gegronde redenen om te twijfelen aan de juistheid van het dividendbeleid van de KLM.

Wie is partij?
In OR 2014-0018 staat de vraag centraal wie er partij is bij de overeenkomst: de natuurlijk persoon of de rechtspersoon. In casu heeft de rechtspersoon pas na de contractsdata de naam gekregen zoals vermeld in de overeenkomsten en bestond deze eerder onder een andere naam. De artikelen 2:203 BW, 3:67 BW en 3:69 BW zijn daarom niet van toepassing. Het hof concludeert dat de natuurlijk persoon contractspartij is.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0015 wordt geoordeeld dat de bestuurders van een vennootschap die hun verzekeringsportefeuille verkochten, wisten of redelijkerwijze hadden behoren te begrijpen, dat de vennootschap haar verplichtingen niet kon nakomen en geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van de wanprestatie te lijden schade. De bestuurders hebben willens en wetens de juiste informatie omtrent de omvang van de verzekeringsportefeuille aan de koper onthouden.

In OR 2014-0022 zijn de curator en de bestuurder van de failliete vennootschap een vaststellingsovereenkomst overeengekomen. In deze vaststellingsovereenkomst erkent de bestuurder aansprakelijkheid voor het boedeltekort. Subsidiair is de bestuurder aansprakelijk op grond van artikel 2:203 BW, omdat de vennootschap binnen een jaar failliet is gegaan. Voorts is de bestuurder aansprakelijk op grond van artikel 2:248 BW, aldus de curator. De bestuurder eist vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank verwerpt het verweer van de bestuurder en houdt de bestuurder aansprakelijk.

In OR 2014-0023 wordt tevens een bestuurder aansprakelijk gehouden. Ondanks het feit dat de bestuurder op de hoogte was van een faillissementsaanvraag van de vennootschap heeft hij de wederpartij bewogen over te gaan tot nakoming van een overeenkomst waarbij vaststond dat de vennootschap van de bestuurder de overeenkomst (in alle waarschijnlijkheid) niet meer zou kunnen nakomen. Hierdoor heeft de bestuurder een zorgvuldigheidsnorm overschreden en is hij persoonlijk aansprakelijk (onder verwijzing naar HR 23-11-2012, ECLI:NL:PHR:2012:BX5881).

In OR 2014-0024 wordt een gewezen bestuurder aansprakelijk gesteld voor het onbetaald blijven van pensioenpremies. De bestuurder is volgens het hof echter niet aansprakelijk voor de onbetaald gebleven pensioenpremies vanwege onvolledige/onjuiste stukken in het geding. Het pensioenfonds wordt niet in de gelegenheid gesteld haar fout te herstellen omdat zij daarvoor al voldoende mogelijkheden heeft gehad en die niet heeft benut.

In OR 2014-0025 wordt de vennootschap en een bestuurder aansprakelijk gehouden op basis van artikel 6:162 BW. Op de rekening van de vennootschap was per abuis geld gestort dat voor een andere vennootschap bedoeld was. Deze andere vennootschap vorderde schadevergoeding wegens het stilzitten van de (ten onrechte) ontvangen vennootschap en haar bestuurder. Kan men onrechtmatig handelen door een onverschuldigde betaling niet direct terug te betalen? Volgens het hof kan een zo algemene gedragsnorm, welke norm meebrengt dat ingeval van schending schadeplichtigheid ontstaat, voor de ontvanger van een onverschuldigde betaling jegens de derde voor wie het bedrag is bestemd, niet worden aanvaard.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank