Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Mag de OK het onderzoeksverslag verzenden naar geïnteresseerden?
In OR 2014-0313 staat wederom de openbaarheid van het onderzoeksverslag bij de OK te discussie. Mag de OK het onderzoeksverslag dat ter inzage ligt ter griffie ook versturen naar geïnteresseerden? Opgemerkt wordt, dat de bewoordingen ‘ligt ter inzage ter griffie’ taalkundig gezien betekenen dat het verslag op de griffie kan worden ingezien. Met de keuze van deze bewoordingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onmiskenbaar niet beoogd om de openbaarheid van het onderzoeksverslag te beperken en hieraan een bepaalde mate van vertrouwelijkheid toe te kennen. Integendeel, aan artikel 2:353, tweede lid, BW laatste drie woorden, wordt juist toepassing gegeven indien de OK van oordeel is dat, in afwijking van het uitgangspunt dat het verslag níet openbaar is, het verslag op een zodanige manier openbaar dient te zijn dat niet slechts belanghebbenden maar eenieder hiervan kennis kan nemen. Het onderzoeksverslag is derhalve openbaar en mag door de OK naar geïnteresseerden verzonden worden.
Tegenhouden van de benoeming van een (werknemers)commissaris bij de NRC
In OR 2014-0309 houdt NRC Media de benoeming van een lid van de RvC door de OR tegen. De rechtbank oordeelt dat de werknemerscommissaris alsnog geïnstalleerd dient te worden. Van de kant van NRC is aangevoerd dat het niet de bedoeling zou zijn geweest om de werknemers een benoemingsrecht te geven; de bedoeling zou slechts een voordrachtsrecht zijn geweest. Zij worden hierin, gezien de omstandigheden, niet gevolgd. Verder dient het benoemingsrecht van de ‘werknemers’ zodanig te worden ingevuld dat dit dient toe te komen aan de OR. Het zou onwerkbaar zijn om de 350 werknemers individueel te polsen. Het betoog, tot slot, dat de benoeming van de werknemerscommissaris op zwaarwegende gronden kan worden geweigerd, omdat hij niet onafhankelijk zou zijn en niet over voldoende deskundigheid zou beschikken, wordt niet gevolgd. In geval van een onwerkbare situatie kan worden verzocht om schorsing of ontslag van de werknemerscommissaris. Bovendien zijn geen zwaarwegende gronden aanwezig om de benoeming tegen te houden.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0312 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden. De facturen van Boekel de Nerée worden niet voldaan vanwege een onenigheid over deze facturen. De vennootschap wordt vervolgens, zonder de facturen te voldoen, geliquideerd. Boekel houdt de feitelijk bestuurder van de vennootschap persoonlijk aansprakelijkheid. Het hof overweegt dat niet enkel een formeel bestuurder maar ook een feitelijk bestuurder aansprakelijk kan zijn voor de schade die schuldeisers leiden door het door de bestuurder bewerkstelligen of toelaten dat schuldeisers niet worden voldaan. Aan het vereiste dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt wordt in casu voldaan. De vordering van Boekel wordt toegewezen.
In OR 2014-0308 wordt door een individuele schuldeiser een beroep gedaan op artikel 2:248 BW. Het beroep op artikel 2:248 BW faalt uiteraard. Niet duidelijk is waarom het niet tijdig publiceren van de jaarrekening onrechtmatig is ten opzichte van deze individuele crediteur. Ook het overige wordt verworpen.
Zie verder OR 2014-0307 en OR 2014-0311.
Aansprakelijkheid commandiet wegens het overtreden van het beheersverbod
In OR 2014-0310 wordt voor recht een verklaring gevorderd, dat een commandiet naast een Duitse vennootschap hoofdelijk aansprakelijk is voor onbetaalde facturen. Gesteld wordt dat de commandiet het (Duitse) beheersverbod zou hebben overtreden. De rechtbank oordeelt dat § 170 HGB niet uitsluit dat aan de commandiet externe vertegenwoordigingbevoegdheid wordt toegekend inzake rechtshandelingen. De bepaling verbiedt slechts het optreden als vennootschapsorgaan. De commandiet heeft wel de schijn opgewekt als beherend vennoot te handelen. Nu de commandiet in het handelsregister is ingeschreven als commandiet met een inleg van € 1.000,- is zijn aansprakelijkheid echter beperkt tot dat bedrag. Alleen onder bijzondere omstandigheden komt de commandiet de bescherming van inschrijving niet toe. Daarvan kan sprake zijn indien de commandiet op aan hem toerekenbare wijze de schijn heeft gewekt dat hij onbeperkt aansprakelijk zou zijn voor de verbintenissen van de vennootschap. Het enkele aangaan van verbintenissen namens de vennootschap is daarvoor echter onvoldoende. Er dient dan sprake te zijn van als misleidend of onrechtmatig aan te merken gedragingen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel nopen.
Annotatie Harold Koster inzake de Favini-uitspraak: vernietiging juridische splitsing
Graag wijs ik u verder op de nieuwe noot van Harold Koster over de Favini-uitspraak van de Hoge Raad (OR 2014-0295). In zijn noot gaat Harold in op de vraag of vernietiging van een juridische afsplitsing op grond van een actio pauliana (artikel 42 Fw) mogelijk is, of dat men gehouden is aan de toets van artikel 2:334u BW.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam NRC Media houdt de benoeming van een lid van de RvC door de OR tegen. De rechtbank oordeelt dat de werknemerscommissaris alsnog geïnstalleerd dient te worden. Van de kant van NRC is aangevoerd dat het niet de bedoeling zou zijn geweest om de werknemers een benoemingsrecht te geven; de bedoeling zou slechts een voordrachtsrecht zijn geweest. Zij wordt hierin, gezien de omstandigheden, niet gevolgd. Verder dient het benoemingsrecht van de ‘werknemers’ zodanig te worden ingevuld dat dit dient toe te komen aan de OR. Het zou onwerkbaar zijn om de 350 werknemers individueel te polsen. Het betoog, tot slot, dat de benoeming van de werknemerscommissaris op zwaarwegende gronden kan worden geweigerd, omdat hij niet onafhankelijk zou zijn en niet over voldoende deskundigheid zou beschikken, wordt niet gevolgd. In geval van een onwerkbare situatie kan worden verzocht om schorsing of ontslag van de werknemerscommissaris. Bovendien zijn geen zwaarwegende gronden aanwezig om de benoeming tegen te houden. 29-08-2014
- Rechtbank Rotterdam X heeft in 2003 zijn aandelen in Y BV verkocht aan VBR. In 2011 is VBR gefailleerd. In het onderhavige geding vordert X betaling van het schuldig gebleven gedeelte van de koopsom van de aandelen Y BV van VBR, omdat sprake zou zijn van onrechtmatig handelen. Het beroep op artikel 2:248 BW faalt. Niet duidelijk is waarom het niet-tijdig publiceren van de jaarrekening onrechtmatig is ten opzichte van deze individuele crediteur. Ook het argument dat onrechtmatig is gehandeld door het besluit tot dividenduitkering te antedateren wordt verworpen. Het feit dat de notulen eerst eind 2008 ondertekend zijn betekent echter nog niet dat het besluit ook pas toen is genomen. Het argument, tot slot, dat sprake is van wanbeleid door de dividenduitkering, wordt eveneens verworpen. Pas in de loop van 2008 werd de gewijzigde financiële situatie volledig duidelijk. 20-08-2014
- Rechtbank Oost-Brabant GE vordert voor recht een verklaring dat X als commandiet naast A KG (een Duitse vennootschap) hoofdelijk aansprakelijk is voor onbetaalde facturen, nu X het (Duitse) beheersverbod zou hebben overtreden. De rechtbank oordeelt als volgt. Paragraaf 170 HGB sluit niet uit dat aan de commandiet externe vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt toegekend inzake rechtshandelingen. De bepaling verbiedt slechts het optreden als vennootschapsorgaan. X heeft echter wel de schijn opgewekt als beherend vennoot te handelen. Nu X in het handelsregister is ingeschreven als commandiet met een inleg van € 1000 is zijn aansprakelijkheid beperkt tot dat bedrag. Alleen onder bijzondere omstandigheden komt X de bescherming van inschrijving niet toe. Daarvan kan sprake zijn indien X op aan hem toerekenbare wijze de schijn heeft gewekt dat hij onbeperkt aansprakelijk zou zijn voor de verbintenissen van de vennootschap. Het enkele aangaan van verbintenissen namens de vennootschap is daarvoor echter onvoldoende. Er dient dan sprake te zijn van als misleidend of onrechtmatig aan te merken gedragingen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel nopen. 20-08-2014
- Rechtbank Amsterdam TBP exploiteert een zorginstelling. Fa-Med houdt zich bezig met administratieve dienstverlening en kredietverstrekking in de zorgverlening. Zij verstrekt TBP krediet met als onderpand het onderhanden werk. Op 12 maart 2013 wordt TBP failliet verklaard. De hoogte van het aan Fa-Med doorgegeven bedrag aan onderhanden werk blijkt dan aanzienlijk hoger te zijn dan de werkelijke waarde. Fa-Med stelt dat de bestuurders en de aandeelhouders van TBP onrechtmatig hebben gehandeld jegens Fa-Med. De rechtbank oordeelt dat het onjuiste bedrag aan onderhanden werk het gevolg is van slecht werkende software en algehele onduidelijkheid in de hoogte van vergoedingen in de zorg. Niet kan worden gesteld dat TBP onzorgvuldig heeft gehandeld waardoor in casu aan de overige vereiste voor aansprakelijkheid niet wordt toegekomen. 30-07-2014
- Rechtbank Amsterdam De houdstermaatschappij en curator van een inmiddels gefailleerde vennootschap vorderen schadevergoeding van een vennootschap die, naar zij stellen, haar verplichting tot het vestigen van zekerheidsrechten niet is nagekomen. Deze tekortkoming zou volgens hen geleid hebben tot het faillissement. De rechter gaat daar niet in mee, omdat een bewijsaanbod ontbreekt. Er is niet afdoende gesteld of gebleken dat sprake is van een causaal verband tussen het niet- stellen van de zekerheidsrechten en de geleden schade. 16-07-2014
- Rechtbank Amsterdam Vordering tot schadevergoeding op grond van bedrog, omkoping en onrechtmatige daad afgewezen. De (indirect) aandeelhouder wordt niet aansprakelijk gehouden, omdat hij intensief betrokken was bij de gang van zaken van de vennootschap. Ook de andere gronden falen. 25-06-2014
- Rechtbank Den Haag Openbaarheid onderzoeksverslag geen onrechtmatig handelen. De bewoordingen 'ligt ter inzage ter griffie' betekenen taalkundig gezien dat het verslag op de griffie kan worden ingezien. Met de keuze van deze bewoordingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onmiskenbaar niet beoogd om de openbaarheid van het onderzoeksverslag te beperken en hieraan een bepaalde mate van vertrouwelijkheid toe te kennen. Integendeel, aan artikel 2:353, tweede lid, BW laatste drie woorden, wordt juist toepassing gegeven indien de Ondernemingskamer van oordeel is dat, in afwijking van het uitgangspunt dat het verslag níet openbaar is, het verslag op een zodanige manier openbaar dient te zijn dat niet slechts belanghebbenden maar eenieder hiervan kennis kan nemen. 11-06-2014