Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0361 staat de samenloop van de pauliana en onrechtmatige daad centraal. Eisers klagen bij de Hoge Raad in de kern dat het hof niet kan oordelen dat sprake is van onrechtmatig handelen als het beroep op de pauliana (art. 42 en art. 47 Fw) ter zake van dezelfde transacties faalt. De kernklacht van het onderdeel is dat het hof, gelet op HR 16 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6234, NJ 2000/578, heeft miskend dat feitelijke gronden die geen paulianeus handelen opleveren evenmin een onrechtmatige daad kunnen opleveren.
De Hoge Raad verwerpt dit betoog. Volgens de Hoge Raad heeft het oordeel van het hof over het onrechtmatig handelen betrekking op andere feiten en omstandigheden dan zijn oordeel over de pauliana. Het oordeel over het onrechtmatig handelen ziet immers niet op (het doel van) de overeenkomsten zelf, maar op de omstandigheid dat bij de uitvoering ervan (onder meer bij de vastlegging van de overeengekomen koopprijzen in akten) een deel van de koopprijzen aan het zicht van de crediteuren is onttrokken. Ten onrechte is dan ook gesteld dat het hof zijn oordeel over de pauliana heeft gebaseerd op dezelfde feitelijke grondslag als zijn oordeel over het onrechtmatig handelen.
Beoordeling van een verstrekte lening op grond van 2:248 lid 1 BW en 6:162 BW
In OR 2014-0360 spreekt de curator de voormalige bestuurders aan wegens het verstrekken van een lening door de vennootschap aan de overnemende vennootschap bij een managementbuy-out. Het hof heeft weliswaar beoordeeld of de door de vennootschap verstrekte lening in strijd was met het destijds geldende art. 2:207c (oud) BW, maar het hof is niet ingegaan op het verwijt van de curator dat verweerders, door de vennootschap in de genoemde omstandigheden en onder de genoemde voorwaarden een lening te doen verstrekken aan de overnemende vennootschap, zich schuldig hebben gemaakt aan onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:248 lid 1 BW en aan onrechtmatig handelen jegens de vennootschap. Het oordeel van het hof is op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd. De HR vernietigt het bestreden arrest.
Curator spreekt slechts twee van de vier bestuurders aan
In OR 2014-0359 stelt de curator twee van de vier bestuurders van een failliete vennootschap, A en BV A, hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort. A en BV A roepen medebestuurders B en BV B in vrijwaring op. De rechtbank wijst alle vorderingen van de curator toe en de vorderingen in de vrijwaringszaak af. Het oprichten van een concurrerende vennootschap en het terecht laten komen van een geldlening bij een concurrerende vennootschap zijn daden van wanbestuur jegens de nu failliete vennootschap. A en BV A hebben onrechtmatig en persoonlijk ernstig verwijtbaar gehandeld door medebestuurder B te beletten diens verantwoordelijkheid als (mede)bestuurder van de nu failliete vennootschap waar te maken.
Vereiste van pluraliteit van schuldeisers en faillissement bestuurder
OR 2014-0358 ziet op de aanvraag van het faillissement van een bestuurder door de curator in verband met de aansprakelijkheid van deze bestuurder voor het faillissementstekort in twee faillissementen. De vraag speelt of voldaan is aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers, nu de vorderingen op grond waarvan het faillissement wordt aangevraagd, in een eerdere procedure zijn toegewezen als één vordering voor het totaalbedrag van beide vorderingen. Geconcludeerd wordt dat aan het vereiste voldaan is.
Aansprakelijkheid voor het overdragen van de bestuurstaken aan ‘duister figuur’
In OR 2014-0357 stelt een schuldeiser van een stichting de (voormalig) bestuurder van de stichting aansprakelijk voor door die stichting onbetaald gelaten facturen. De stellingen dat die bestuurder bij het aangaan van de overeenkomst wist (of had moeten weten) dat de stichting deze niet zou kunnen nakomen en/of dat de bestuurder die niet-nakoming heeft bewerkstelligd c.q. toegelaten, worden door het hof verworpen bij gebrek aan (voldoende) feitelijke onderbouwing. Onder meer het aanstellen van een andere bestuurder met een ‘duister’ verleden wordt aangedragen ter onderbouwing van de vordering. Het hof ziet, bij gebrek aan een voldoende concrete onderbouwing, geen reden voor het aannemen van een onderzoeksplicht naar de nieuwe bestuurder en wijst (ook) alle overige stellingen als onvoldoende concreet en (louter) suggestief van de hand.
Aansprakelijkheid aandeelhouder wegens overgaan tot turboliquidatie
In OR 2014-0364 vordert eiseres hoofdelijke aansprakelijkheid van de aandeelhouder die is overgegaan tot turboliquidatie. Omdat het de aandeelhouder en indirect bestuurder duidelijk was dat de verhaalsmogelijkheden door de liquidatie zijn gefrustreerd, treft de aandeelhouder en indirect bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt en zijn zij op deze grond aansprakelijk.
Alsnog afwijzing van de weerlegging van het vermoeden van art. 2:248 BW
In OR 2014-0362 wordt in hoger beroep de vordering van de curator inzake de aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder van de failliete vennootschap alsnog toegewezen. Omdat de bestuurder niet aan zijn administratieplichten heeft voldaan, is het vermoeden aanwezig dat sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur dat heeft geleid tot het faillissement van de vennootschap. In eerste aanleg is de weerlegging van de bestuurder nog succesvol geweest, maar het hof oordeelt in hoger beroep toch dat het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur niet concreet genoeg is weerlegd.
Vernietiging besluit vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid
In OR 2014-0363 heeft appellant als vergoeding van een door hem verstrekte lening ingevolge een daartoe opgesteld WinstcertificatenReglement recht op een deel van de te verdelen winst van RBOC BV. In een door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst staat dat het WinstcertificatenReglement jegens appellant zal worden gerespecteerd. De Stichting is enig aandeelhouder van RBOC BV. Het bestuur van de stichting RBOC heeft besloten de lening van appellant terug te betalen en daarna het WinstcertificatenReglement op te heffen. Het hof oordeelt dat dit besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en vernietigt het besluit. Appellant kan in de omstandigheid als houder van een winstcertificaat worden beschouwd als betrokkene bij de BV.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement. De curator spreekt de voormalige bestuurders aan wegens het verstrekken van een lening door de vennootschap een de overnemende vennootschap bij een management buy-out. Het hof heeft weliswaar beoordeeld of de door de vennootschap verstrekte lening in strijd was met het destijds geldende artikel 2:207c (oud) BW, maar het hof is niet ingegaan op het verwijt van de curator dat verweerders, door de vennootschap in de genoemde omstandigheden en onder de genoemde voorwaarden een lening te doen verstrekken aan de overnemende vennootschap, zich schuldig hebben gemaakt aan onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:248 lid 1 BW en aan onrechtmatig handelen jegens de vennootschap. Het oordeel van het hof is op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd. De HR vernietigt het bestreden arrest. 10-10-2014
- Hoge Raad Bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement. In onderhavige casus staat de samenloop van de pauliana en onrechtmatige daad centraal. Eisers klagen in de kern dat het hof niet kan oordelen dat sprake is van onrechtmatig handelen als het beroep op de pauliana (art. 42 en art. 47 Fw) ter zake van dezelfde transacties faalt. De kernklacht van het onderdeel is dat het hof gelet op HR 16 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6234, NJ 2000/578 heeft miskend dat feitelijke gronden die geen paulianeus handelen opleveren evenmin een onrechtmatige daad kunnen opleveren. De Hoge Raad verwerpt dit betoog. Volgens de Hoge Raad heeft het oordeel van het hof over het onrechtmatig handelen betrekking op andere feiten en omstandigheden dan zijn oordeel over de pauliana. Het oordeel over het onrechtmatig handelen ziet immers niet op (het doel van) de overeenkomsten zelf, maar op de omstandigheid dat bij de uitvoering ervan (onder meer bij de vastlegging van de overeengekomen koopprijzen in akten) een deel van de koopprijzen aan het zicht van de crediteuren is onttrokken. Ten onrechte is dan ook gesteld dat het hof zijn oordeel over de pauliana heeft gebaseerd op dezelfde feitelijke grondslag als zijn oordeel over het onrechtmatig handelen. 10-10-2014
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een schuldeiser van een stichting stelt de (voormalig) bestuurder van de stichting aansprakelijk voor door die stichting onbetaald gelaten facturen. De stellingen dat die bestuurder bij het aangaan van de overeenkomst wist (of had moeten weten) dat de stichting deze niet zou kunnen nakomen en/of dat de bestuurder die niet-nakoming heeft bewerkstelligd c.q. toegelaten, worden door hof verworpen bij gebrek aan (voldoende) feitelijke onderbouwing. 14-10-2014
- Gerechtshof Amsterdam De vordering van de curator in eerste aanleg zag op de aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder van de failliete vennootschap. Omdat de bestuurder niet aan zijn administratieplichten heeft voldaan, is het vermoeden aanwezig dat sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur dat heeft geleid tot het faillissement van de vennootschap. In eerste aanleg is de weerlegging van de bestuurder nog succesvol geweest, maar het hof oordeelt in hoger beroep toch dat het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur niet concreet genoeg is weerlegd. 17-06-2014
- Gerechtshof Amsterdam Appellant heeft als vergoeding van een door hem verstrekte lening ingevolge een daartoe opgesteld WinstcertificatenReglement recht op een deel van de te verdelen winst van RBOC BV. In een door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst staat dat het WinstcertificatenReglement jegens appellant zal worden gerespecteerd. De Stichting is enig aandeelhouder van RBOC BV. Het bestuur van de stichting RBOC heeft besloten de lening van appellant terug te betalen en daarna het WinstcertificatenReglement op te heffen. Het hof oordeelt dat dit besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en vernietigt het besluit. Appellant kan in de omstandigheid als houder van een winstcertificaat worden beschouwd als betrokkene bij de BV. 21-01-2014
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Aanvraag van het faillissement van een bestuurder door curator in verband met de aansprakelijkheid van de bestuurder voor het faillissementstekort in twee faillissementen. De vraag speelt of voldaan is aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers, nu de vorderingen op grond waarvan het faillissement wordt aangevraagd, in een eerdere procedure zijn toegewezen als één vordering voor het totaalbedrag van beide vorderingen. 09-10-2014
- Rechtbank Midden-Nederland Eiseres vordert hoofdelijke aansprakelijkheid van de aandeelhouder die is overgegaan tot turboliquidatie. Omdat het de aandeelhouder en indirect bestuurder duidelijk was dat de verhaalsmogelijkheden door de liquidatie zijn gefrustreerd, treft de aandeelhouder en indirect bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt en zijn zij op deze grond aansprakelijk. 24-09-2014
- Rechtbank Overijssel MPI is in staat van faillissement. De curator stelt de bestuurders van MPI, A en BV A, hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort. A en BV A roepen medebestuurders B en BV B in vrijwaring op. De rechtbank wijst alle vorderingen van de curator toe en de vorderingen in de vrijwaringszaak af. Het oprichten van een concurrerende vennootschap en het terecht laten komen van een geldlening bij een concurrerende vennootschap zijn daden van wanbestuur jegens MPI. A en BV A hebben onrechtmatig en persoonlijk ernstig verwijtbaar gehandeld door medebestuurder B te beletten diens verantwoordelijkheid als (mede-)bestuurder van MPI waar te maken. 27-08-2014