Naar boven ↑

Update

Nummer 38, 2014
Uitspraken van 06-11-2014 tot 14-11-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Vervolg Imeko-holding
In OR 2014 – 0384 komt het vervolg van het Imeko-arrest aan de orde. Een commissaris had tijdelijk gefungeerd als bestuurder van de nv en maakte op grond van een besluit van de rvc aanspraak op managementvergoedingen. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad – in een aan deze zaak verwante procedure – waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beloning van bestuurders en commissarissen, ongeacht de aard van de door hen verrichte werkzaamheden, in het belang van duidelijke verhoudingen binnen de vennootschap op het punt van de bevoegdhedenverdeling, en om belangenconflicten bij de toekenning van beloningen van bestuurders en commissarissen te voorkomen, dient te geschieden door de in de wet en de statuten aangewezen organen. Aangezien de statuten van Imeko de ava aanwijzen als het bevoegde orgaan voor het benoemen van bestuurders, is X aldus de rechtbank in formele zin nooit bestuurder geweest. De rvc is statutair bevoegd de bezoldiging van het bestuur vast te stellen. Omdat de bezoldiging van commissarissen enkel door de ava kan worden bepaald, ontbeert het rvc-besluit tot vaststelling van de vergoedingen voor bestuursdaden van commissarissen rechtsgevolg. Het beroep van Imeko op onverschuldigde betaling is naar het oordeel van de rechtbank evenwel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikelen 2:8 lid 2 BW en 6:248 lid 2 BW). De rechtbank komt tot de conclusie dat Imeko (voldoende) van de werkzaamheden heeft geprofiteerd. Gezien het feit dat Imeko niet heeft toegelicht dat en waarom de gehanteerde uurtarieven onredelijk waren, haakt de rechtbank bij die tarieven aan. Ten aanzien van de gedeclareerde onkostenvergoeding overweegt de rechtbank dat die vergoeding ziet op de door X gemaakte onkosten als commissaris, al dan niet handelend in de uitvoering van bestuurstaken, en dat er voor die vergoeding derhalve wel een (statutaire) grondslag is. 

Bestuurdersaansprakelijkheid
Afgelopen week waren er wederom diverse zaken waarin de aansprakelijkheid van een bestuurder gevorderd wordt. Zie onder andere:

OR 2014 – 0382 waarin de vennootschap niet kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen wegens liquiditeitstekorten. De bestuurder van de vennootschap wordt aansprakelijk gesteld op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst een groot deel van de vordering toe. Het hof verwerpt de stelling van de bestuurder dat de schuldeiser meer voor haar eigen belangen had moeten waken door zekerheden te bedingen of de werkzaamheden op te schorten.

In OR 2014 – 0381 wordt een bestuurder van een stichting ontslagen en aangesproken op grond van artikel 2:9 BW. De handelwijze van de bestuurder was in strijd met zorgvuldig bestuurderschap en er was sprake van belangenverstrengeling. Geoordeeld wordt dat het ontslagbesluit van de bestuurder legitiem is en dat de vordering tot schadevergoeding van de stichting gedeeltelijk moet worden toegewezen.

In OR 2014 – 0380 wordt overwogen dat persoonlijk verwijtbaar handelen van een bestuurder in beginsel, gelet op de jurisprudentie, niet snel wordt aangenomen. Daar zijn bijkomende bijzondere omstandigheden voor vereist. In casu is hier echter sprake van. De bestuurder hield geen kwaliteitsrekening aan en cliënten die geld stortten werden hiervoor niet gewaarschuwd. Dit is hem persoonlijk te verwijten, omdat hij enig bestuurder was en ‘alle touwtjes in handen’ had.

In OR 2014 – 0379 worden de aandelen van een vennootschap gekocht. Als de vennootschap later failleert wordt de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk gesteld. De bestuurder is volgens de aankopende partij naast de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor wanbeleid c.q. slecht bestuur en onrechtmatig handelen jegens crediteuren en aandeelhouders. De vorderingen worden afgewezen. Daarnaast oordeelt de rechtbank, dat omdat de aankopende partij wist dat de koopsom niet op de werkelijk waarde van de aandelen was gebaseerd, maar op de financieringsbehoefte van die vennootschap, hij de bestuurder niet kan tegenwerpen dat de waarde van die aandelen lager was.

In OR 2014 – 0378 spreekt men de onmiddellijk en middellijk bestuurder van afnemer aan in verband met onbetaald gebleven facturen. Aan de vordering ligt ten grondslag de beklamelnorm. De aangedragen feiten kunnen naar het genoemde oordeel van de rechtbank niet tot toewijzing leiden, althans zijn gezien de betwisting van de middellijk bestuurder niet voldoende onderbouwd. De jaarcijfers lieten weliswaar een zorgwekkend beeld zien, maar die cijfers dienen niet tot de conclusie te leiden dat de vereiste wetenschap bij de middellijk bestuurder aanwezig was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat nog wel diverse – zij het van mindere omvang – betalingen zijn verricht. Bovendien bleef de leverancier ondanks de achterstand in betalingen bestellingen accepteren, wat naar het oordeel van de rechtbank maakt dat de onmiddellijk en middellijk bestuurder niet kan worden verweten dat zij iets hebben verzwegen wat de leverancier niet wist. De vorderingen van de leverancier worden afgewezen.

Vervolg Slotervaartziekenhuis
In OR 2014 – 0388 komen enkele perikelen die spelen rondom het Slotervaartziekenhuis aan de orde. A is bestuurder van het Slotervaartziekenhuis (SZ) en van Meromi. Namens Meromi verstrekt A een geldlening aan Drimpy. SZ betaalt bevrijdend voor Meromi aan Drimpy. SZ vordert van Meromi terugbetaling. De rechtbank wijst de vordering van SZ volledig toe. Meromi heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat er tussen Meromi en SZ een overeenkomst tot stand is gekomen. A was bovendien niet vertegenwoordigingsbevoegd om een overeenkomst met dergelijk geldelijk belang namens SZ aan te gaan.

Ruzie in de vof
In OR 2014 – 0389 is sprake van een echtpaar (X en Y) dat samen in een vof zit. Het gaat uiteindelijk mis tussen het echtpaar. De rechtbank Amsterdam heeft op 12 maart 2014 de vof en X hoofdelijk veroordeeld tot terugbetaling van een aantal geldleningen. Het vonnis is aan de vof en X betekend. Na uitblijven van de terugbetaling is er executoriaal derdenbeslag ten laste van de vof gelegd. In de onderhavige procedure heeft de voorzieningsrechter Y gemachtigd om de belangen van de vof in het geschil met de schuldeiser te behartigen en (onder andere) een executiegeschil te starten. Daarnaast is X, in het belang van de vof, op straffe van een dwangsom verboden om onder andere rechtshandelingen te verrichten die de kans van slagen van het door geïntimeerde aanhangig te maken hoger beroep en/of executie kort geding zouden kunnen verkleinen.
X is tegen dit vonnis in appel gegaan, met conclusie dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen. Het hof neemt bij de beoordeling van de incidentele vordering tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis waarvan beroep slechts plaats is indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Het hof wijst de incidentele vordering af. Gesteld noch gebleken is dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust.


Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank