Update
Geachte heer/mevrouw,
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0400 komt een met de RCI-uitspraak van de Hoge Raad van 5 september 2014 (OR 2014-0315) vergelijkbare zaak aan de orde. In casu wordt een bestuurder persoonlijk aansprakelijk gehouden wegens het verstrekken van een pandrecht dat derde in rang is in plaats van een pandrecht dat eerste in rang is. Het hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat dit handelen van de bestuurder niet leidt tot aansprakelijkheid. Er is niet voldaan aan de Beklamel-norm, aangezien wetenschap van de voorzienbaarheid van de schade niet voldoende is gesteld.
In OR 2014-0399 wordt ook een bestuurder persoonlijke aansprakelijk gehouden. Het hof ’s-Hertogenbosch oordeelt echter na een uitgebreide uiteenzetting over de vraag wanneer er sprake is van een ernstig verwijt, dat onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd zijn op grond waarvan bestuurder onrechtmatig zou hebben gehandeld.
In OR 2014-0398 wordt de bestuurder van een stichting persoonlijk aansprakelijk gehouden. In casu is de Stichting toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van een koopovereenkomst. Eisers maken op grond van deze overeenkomst aanspraak op de betaling van de contractueel overeengekomen boete. Aan de orde is de vraag of eisers dit bedrag als schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van de bestuurder van de Stichting kunnen vorderen. Het hof vergelijkt de hypothetische situatie zonder het onrechtmatig handelen van de bestuurder en de feitelijke situatie. Het hof Arnhem-Leeuwarden komt tot het oordeel dat de contractuele boete aan te merken is als schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van bestuurder en wijst de vordering toe.
In OR 2014-0395 vordert een stichting terugbetaling van betaalde declaraties van twee voormalig leden van haar raad van toezicht. De rechtbank Maastricht oordeelt dat het besluit van de raad van toezicht dat deze leden maandenlang als feitelijk bestuurder moesten optreden, in strijd is met de wet en statuten en dus dat dit besluit nietig is op grond van artikel 2:14 lid 1 BW. De betaalde bedragen zijn dus onverschuldigd betaald en moeten worden terugbetaald. Overige vorderingen die inhouden dat de voormalige leden hun toezichthoudende taak onbehoorlijk hebben vervuld en derhalve op grond van artikel 2:9 en/of artikel 6:162 BW aansprakelijk gehouden kunnen worden, worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
In OR 2014-0394 worden de bestuurders aansprakelijk gehouden wegens het ten onrechte turboliquideren van de vennootschap. De kantonrechter overweegt, dat hoewel de turboliquidatie in onderhavige casus onrechtmatig is jegens schuldeisers en in beginsel aansprakelijkheid oplevert voor de daardoor veroorzaakte schade, in onderhavige casus niet voldoende gesteld en gebleken is dat de vennootschap wel aan haar verplichtingen jegens haar schuldeiser had voldaan bij behoorlijke liquidatie of faillissement. Daarmee ontbreekt een causaal verband tussen de onrechtmatige turboliquidatie en het financieel nadeel, bestaande uit de niet betaalde vorderingen. Tevens is geen sprake van persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters, omdat niet onderbouwd en bewezen is dat op het moment van het aangaan van de verplichtingen de bestuurder wist of redelijkerwijs moest weten dat deze niet door de vennootschap nagekomen zouden kunnen worden.
In OR 2014-0393 wordt een bestuurder persoonlijk aangesproken wegens onrechtmatig handelen en onverschuldigde betaling. Ter verdediging wordt aangevoerd dat wegens een overgang van de onderneming de vorderingen uit onrechtmatige daad een andere vennootschap toekomt dan eiser op grond van artikel 7:663 BW.
Overwogen wordt door de rechtbank Limburg onder meer dat het feit dat uit de jurisprudentie omtrent de uitleg van het begrip ‘arbeidsovereenkomst’ in combinatie met de jurisprudentie betreffende de vraag of bij een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW in het kader van een arbeidsovereenkomst, de artikelen 7:661 BW en 2:9 BW van toepassing zijn, niet zonder meer kan worden opgemaakt dat onder ‘de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst’ als bedoeld in artikel 7:663 BW ook wordt bedoeld de verplichtingen die voortvloeien uit de gestelde onrechtmatige gedraging van de werknemer.
In OR 2014-0392 slaagt de bestuurder in het leveren van tegenbewijs tegen het wettelijk vermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW dat het (niet voor tegenbewijs vatbare) vastgestelde onbehoorlijk bestuur (onder andere schending publicatieplicht) het faillissement heeft veroorzaakt.
VEB vs. Super de Boer
In OR 2014-0396 vordert de VEB een verklaring van recht dat Stichting Procedure Super de Boer, eerder dan zij heeft gedaan (op 18 september 2009), tot openbaarmaking van het bod van Jumbo had moeten overgaan en door dit niet te doen in strijd heeft gehandeld met artikel 5:25i lid 2 Wft. Super de Boer zou daarmee onrechtmatig hebben gehandeld en zou daarom gehouden zijn de door de gedupeerde beleggers geleden schade te vergoeden. Twee deskundigen hebben geconcludeerd dat in de periode van 4 tot en met 18 september 2009 sprake is geweest van een significante koers- en omzetontwikkeling van het aandeel Super de Boer. Het hof is dan ook van oordeel dat Super de Boer na de handelsdag van 9 september 2009 tot de conclusie had moeten komen dat zij de vertrouwelijkheid van de informatie over het overnamebod van Jumbo niet meer kon waarborgen. Door dit niet te doen, heeft Super de Boer gehandeld in strijd met artikel 5:25i lid 2 Wft. Daarmee heeft Super de Boer onrechtmatig gehandeld jegens de beleggers die op grond van onvolledige informatie hun aandelen in Super de Boer in de periode van 10 tot en met 17 september 2009 hebben verkocht. De door VEB gevorderde verklaringen voor recht zijn in zoverre toewijsbaar. Wel wordt bepaald dat artikel 3:305a lid 3 BW met zich meebrengt dat de verklaring voor recht dat Stichting Procedure Super de Boer gehouden is de door de gedupeerde beleggers geleden schade te vergoeden, niet toewijsbaar is.
Openbaar maken onderzoeksverslag OK door de curator
In OR 2014-0402 speelt de vraag of de curator informatie uit het onderzoeksverslag van de OK openbaar mag maken. De OK oordeelt dat voor de curator geldt dat hij de aan de rechtspersoon zelf toekomende bevoegdheid tot het doen van mededelingen aan derden kan uitoefenen voor zover die mededelingen in redelijkheid geacht kunnen worden dienstig te zijn aan de uitoefening van zijn wettelijke taak de failliete boedel te beheren en te vereffenen. Indien hiervan sprake is, heeft de curator geen expliciete machtiging van de OK nodig en is zijn verzoek in zoverre niet ontvankelijk.
Gebondenheid leden van een vereniging aan overeenkomst met derden
In OR 2014-0401 wil een vereniging haar leden binden aan een overeenkomst met een derde voor beheer en onderhoud. De derde vraagt vervolgens hoge kosten aan provisie. Geoordeeld wordt dat het binden van de leden aan de overeenkomst met een derde alleen kan als daar een uitdrukkelijke grondslag voor aanwezig is in statuten, waarvan in casu geen sprake is.
Bevoegdheden curator
In OR 2014-0391 vernietigt de curator rechtsgeldig een aandelentransactie met een beroep op artikel 42 Fw en maakt de curator, binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheden, gebruik van de mogelijkheid om de rechten van de moederschap als enig aandeelhouder uit te oefenen door een bestuurder te schorsen en een interim-bestuurder aan te wijzen (ex artikel 68 Fw). In casu is geen strijd met wettelijke of statutaire bepalingen, aldus de rechtbank.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Super de Boer (SdB) heeft onrechtmatig gehandeld jegens beleggers door niet de informatie over het overnamebod van Jumbo uiterlijk voor de opening van de beurs op 10 september 2009 openbaar te maken. Twee deskundigen hebben geconcludeerd dat in de periode van 4 tot en met 18 september 2009 sprake is geweest van een significante koers- en omzetontwikkeling van het aandeel SdB. Artikel 3:305a lid 3 BW brengt met zich mee dat de verklaring voor recht dat Stichting Procedure SdB is gehouden de door de gedupeerde beleggers geleden schade te vergoeden, niet toewijsbaar is. 11-11-2014
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Appellante is bestuurder van de Stichting. De Stichting is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de door haar met geïntimeerden gesloten koopovereenkomst. Geïntimeerden maken op grond van deze overeenkomst aanspraak op de betaling van de contractueel overeengekomen boete. Aan de orde is de vraag of geïntimeerden dit bedrag als schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van appellante in haar hoedanigheid van bestuurder van de Stichting kunnen vorderen. Het hof vergelijkt de hypothetische situatie zonder het onrechtmatig handelen van appellante en de feitelijke situatie. De contractuele boete is aan te merken als schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van appellante. De vordering wordt toegewezen. 11-11-2014
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder. Appellant heeft onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan bestuurder als geïntimeerde onrechtmatig jegens haar zou hebben gehandeld. Het hof zet uitgebreid uiteen wanneer sprake is van ernstig verwijt. 11-11-2014
- Gerechtshof Amsterdam Mag de curator informatie uit het onderzoeksverslag openbaar maken? Voor de curator geldt dat hij de aan de rechtspersoon zelf toekomende bevoegdheid tot het doen van mededelingen aan derden kan uitoefenen voor zover die mededelingen in redelijkheid geacht kunnen worden dienstig te zijn aan de uitoefening van zijn wettelijke taak de failliete boedel te beheren en te vereffenen. 08-10-2014
- Gerechtshof Amsterdam Dienen DIM en Southeast de – door de deskundigen in de uitkoopprocedure geraadpleegde – stukken in het geding te brengen? De Ondernemingskamer overweegt dat niet is gebleken van voldoende gewichtige redenen om gedaagden van deze stukken niet volledig kennis te laten nemen. De Ondernemingskamer draagt DIM en Southeast op de stukken alsnog in het geding te brengen. 22-04-2014
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Persoonlijke aansprakelijkheid bestuurder. Het verstrekken van een pandrecht dat derde in rang is in plaats van een pandrecht dat eerste in rang is leidt niet tot aansprakelijkheid. Wetenschap van de voorzienbaarheid van de schade is niet voldoende gesteld (Beklamel-norm). Tevens afwijzing van de vordering tot vergoeding schade als gevolg van gelegd beslag. Niet voldaan aan schadebeperkingsplicht. 13-02-2014
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Voor het beantwoorden van de vraag of SdB, eerder dan zij heeft gedaan, tot openbaarmaking van het bod van Jumbo had moeten overgaan, is een deskundigenbericht gelast. Het hof heeft partijen gelegenheid gegeven vragen te formuleren en zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vragen. Het hof beveelt een onderzoek door deskundigen, gaat over tot benoeming van de deskundigen en houdt verder iedere beslissing aan. 16-04-2013
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Een stichting vordert terugbetaling van betaalde declaraties van twee voormalig leden van haar raad van toezicht. Het besluit van de raad van toezicht dat deze leden maandenlang als feitelijk bestuurder moeten optreden, is in strijd met de wet en statuten. De rechtbank oordeelt dat dit besluit nietig is op voet van artikel 2:14 lid 1 BW. De betaalde bedragen zijn dus onverschuldigd betaald en moeten worden terugbetaald. Overige vorderingen die inhouden dat de voormalige leden hun toezichthoudende taak onbehoorlijk hebben vervuld en derhalve op grond van artikel 2:9 en/of artikel 6:162 BW aansprakelijk gehouden kunnen worden, worden afgewezen wegens gebrek aan belang. 12-11-2014
- Rechtbank Oost-Brabant Geslaagd tegenbewijs tegen het wettelijk vermoeden dat het (niet voor tegenbewijs vatbare) vastgestelde onbehoorlijk bestuur (onder andere schending publicatieplicht) het faillissement heeft veroorzaakt. 05-11-2014
- Rechtbank Oost-Brabant Curator vernietigt rechtsgeldig een aandelentransactie met een beroep op artikel 42 Fw en maakt, binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheden, gebruik van de mogelijkheid om de rechten van de moederschap als enig aandeelhouder uit te oefenen door een bestuurder te schorsen en een interim-bestuurder aan te wijzen (ex art. 68 Fw). Geen strijd met wettelijke of statutaire bepalingen. 05-11-2014
- Rechtbank Limburg Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad en onverschuldigde betaling. Overwogen wordt onder meer dat uit de jurisprudentie omtrent de uitleg van het begrip 'arbeidsovereenkomst' in combinatie met de jurisprudentie betreffende de vraag of bij een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW in het kader van een arbeidsovereenkomst, de artikelen 7:661 BW en 2:9 BW van toepassing zijn, niet zonder meer kan worden opgemaakt dat onder 'de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst' als bedoeld in artikel 7:663 BW ook wordt bedoeld de verplichtingen die voortvloeien uit de gestelde onrechtmatige gedraging van de werknemer. 09-04-2014
- Rechtbank Noord-Holland Hoewel de turboliquidatie in onderhavige casus onrechtmatig is jegens schuldeisers en in beginsel aansprakelijkheid oplevert voor de daardoor veroorzaakte schade, is niet voldoende gesteld en gebleken dat de vennootschap wel aan haar verplichtingen jegens haar schuldeiser had voldaan bij behoorlijke liquidatie of faillissement. Daarmee ontbreekt een causaal verband tussen de onrechtmatige turboliquidatie en het financieel nadeel, bestaande uit de niet betaalde vorderingen. Tevens is geen sprake van persoonlijke aansprakelijkheid van de oprichters, omdat niet onderbouwd en bewezen is dat op het moment van het aangaan van de verplichtingen de bestuurder wist of redelijkerwijs moest weten dat deze niet door de vennootschap nagekomen zouden kunnen worden. 03-04-2014
- Rechtbank Noord-Holland Een vereniging bindt haar leden aan een overeenkomst met een derde voor beheer en onderhoud. De derde vraagt vervolgens hoge kosten aan provisie. Geoordeeld wordt dat het binden van de leden aan de overeenkomst met een derde alleen kan als daar een uitdrukkelijke grondslag voor aanwezig is in statuten, waarvan in casu geen sprake is. 27-03-2014