Naar boven ↑

Update

Nummer 7, 2014
Uitspraken van 07-02-2014 tot 14-02-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

VEB niet-ontvankelijk inzake LCI wegens verjaring
In OR 2014-65 tracht de VEB via een collectieve actie ex 3:305a BW de voormalig bestuurder c.q. commissarissen van LCI aansprakelijk te stellen. De vraag is of de VEB na verjaring van de vorderingen van de individuele aandeelhouders LCI nog voldoende belang heeft bij de door haar gevorderde verklaringen voor recht. De VEB beoogt met de op de voet van artikel 3:305a BW gevorderde verklaringen voor recht de individuele aandeelhouders van LCI in staat te stellen jegens de voormalige bestuurder en commissarissen een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad te gelde te maken. De rechtbank Amsterdam oordeelt echter dat de verjaringstermijn voor de vorderingen van de aandeelhouders in ieder geval op 1 maart 2003 is gaan lopen en de verjaring, nu deze niet tijdig is gestuit, per 1 maart 2008 is voltooid. De VEB heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat zij desondanks (nog) een voldoende belang heeft bij de jegens de voormalig bestuurder en commissarissen van LCI ingestelde rechtsvorderingen. De VEB wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-61 staat de aansprakelijkheid van vereffenaars centraal. Het hof overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 2:23a lid 1 BW geldt dat iedere vereffenaar dezelfde bevoegdheden, plichten en aansprakelijkheid heeft als een bestuurder voor zover deze verenigbaar zijn met zijn taak als vereffenaar, tenzij de statuten anders bepalen. Ten aanzien van schuldeisers zullen vereffenaars zorgvuldig te werk moeten gaan, en een tekortschieten van de vereffenaars in een behoorlijke behartiging van de belangen van de schuldeisers kan tegenover hen onrechtmatig zijn. Gelet op het feit dat op de vereffenaar dezelfde aansprakelijkheid rust als een bestuurder mag naar het oordeel van het hof naar analogie van HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006, 659 rov. 3.5 alleen dan worden aangenomen dat de vereffenaar jegens de schuldeiser van de ontbonden rechtspersoon (en vennootschap) onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. In casus acht het hof dat een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden en dat de vereffenaars persoonlijk aansprakelijk zijn.

In OR 2014-60 spreekt een bestuurder die persoonlijk aansprakelijk is op grond van art. 2:248 lid 2 BW zijn medebestuurder aan. De medebestuurder was niet in de primaire aansprakelijkheidsprocedure betrokken. De rechtbank verwijst de zaak weer naar de rol, zodat de reeds aangesproken bestuurder kan reageren op het verweer van de medebestuurder.

Opstelten: versterk de kwaliteit bestuur en toezicht bij stichtingen en verenigingen
Minister Opstelten is van plan de kwaliteit van het bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen te versterken. De minister heeft een wetsvoorstel ingediend dat voor advies naar verschillende instanties is gestuurd, waaronder de Raad voor de rechtspraak. Doel van het wetsvoorstel is dat bestuurders en toezichthouders van verenigingen en stichtingen beter weten wat er precies van hen verwacht wordt. Ook moeten zij beter op hun prestaties kunnen worden afgerekend. Zo moet het bijvoorbeeld eenvoudiger worden slecht functionerende bestuurders en toezichthouders te vervangen.
Zie voor meer informatie het consultatiedocument.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank