Naar boven ↑

Update

Nummer 8, 2014
Uitspraken van 15-02-2014 tot 20-02-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid

In OR 2014-0071 oordeelt de rechtbank dat een beleidsbepaler van een commanditaire vennootschap, evenals bij een nv of bv, aansprakelijk kan worden gehouden op grond van artikel 6:6162 BW indien de beleidsbepaler een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt.

Heropening vereffening na turboliquidatie

In OR 2014-0069 vordert een voormalig werknemer die een vordering heeft op de, door turboliquidatie, reeds ontbonden vennootschap met succes heropening van de vereffening wegens de aanwezigheid van baten. De rechtbank Amsterdam overweegt verder nog dat voor heropening van de vereffening niet vereist is dat de ontbonden rechtspersoon pas ná zijn ontbinding bekend wordt met het bestaan van de vordering van een schuldeiser onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 29 juni 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0940.

Misbruik van faillissementsrecht
In OR 2014-0068 staat de vraag of er misbruik gemaakt is van het faillissement om daardoor van werknemers af te komen centraal. Aangevoerd wordt dat er in feite sprake is van overgang van de onderneming. Nu echter sprake blijkt te zijn van een reële faillissementssituatie is de regeling inzake overgang van onderneming niet van toepassing, noch is sprake van misbruik van faillissementsrecht, nu de faillissementsaanvraag niet hoofdzakelijk ten doel had de werknemersbescherming te omzeilen.

Opheffingsverkoop is executoriale verkoop
In OR 2014-0072 staat de vraag centraal of een door de bank als pandhouder opgedragen opheffingsverkoop gelijkgesteld kan worden met een executoriale verkoop of niet. De Hoge Raad oordeelt, dat zoals volgt uit het arrest ING/Hielkema q.q., een verkoop die plaatsvindt op een op de voet van artikel 3:251 lid 2 BW overeengekomen wijze, een executoriaal karakter heeft. Dat geldt derhalve in het onderhavige geval ook voor de verkoop door X van zijn verpande winkelvoorraad ten behoeve van de bank als pandhouder. Door middel van deze (wijze van) executoriale verkoop oefent de bank haar recht uit zich met voorrang op de executieopbrengst van de winkelvoorraad te verhalen. Bij deze executie mag de bank, ingevolge artikel 3:253 lid 1 BW, als pandhouder het door X als pandgever verschuldigde bedrag waarvoor het pandrecht geldt, van de netto executieopbrengst afhouden; pas daarmee komt – in voorkomend geval na uitkering van een eventueel overschot aan de pandgever – de executie tot een einde.


Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR-Updates

Hof

Rechtbank