Naar boven ↑

Update

Nummer 9, 2014
Uitspraken van 21-02-2014 tot 28-02-2014
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2014-0073 wordt de bestuurder van een holding die op haar beurt een aansprakelijkheidsverklaring in de zin van artikel 2:403 lid 1 sub f BW heeft afgegeven voor een dochtervennootschap aansprakelijkheid gehouden. De aansprakelijkheid wordt onder meer gebaseerd op het in strijd handelen met in de overeenkomst opgenomen verplichting om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en het turboliquideren van de holding. Het hof oordeelt dat er onvoldoende gesteld is om tot aansprakelijkheid van de bestuurder van de holding te komen.

In OR 2014-0083 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden wegens het belemmeren van het innen van een vordering. De bestuurder heeft enige jaren een bedrijf uitgeoefend in de vorm van een eenmanszaak. Kort nadat de bestuurder zich terugtrekt uit een geschil dat zich voordoet met een Amerikaanse handelspartner, en de eenmanszaak van de bestuurder veroordeeld wordt tot betaling van $1.000.000, brengt de bestuurder zijn bedrijf in bij een bv. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden aanleiding bieden om aan te merken dat de inbreng is geschied ten behoeve van het onttrekken van verhaal aan de Amerikaanse schuldeiser. Dit kan aangemerkt worden als een onrechtmatige daad. Er kan niet uit de omstandigheden worden opgemaakt dat de nieuwe bv vereenzelvigd kan worden met de (eenmanszaak van de) bestuurder.

Ontvankelijkheid bij de OK
In OR 2104-0074 staat het begrip ‘belanghebbende’ en de ontvankelijkheid van een voluntary administrator bij een enquêteverzoek centraal. De OK overweegt allereerst dat een partij kan worden aangemerkt als belanghebbende indien de uitkomst van de procedure die partij zodanig in haar belang treft dat zij in de procedure behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of er anderszins dusdanige betrokkenheid bij het onderwerp is dat daarin een belang is gelegen. Daarnaast komt aan de orde de vraag of een voluntary administrator ontvankelijk is. Dit is het geval nu een voluntary administration, een insolventieprocedure naar Australisch recht, tot gevolg heeft dat de bevoegdheden van de bestuurders van de onderhavige vennootschap zijn geschorst en dat de administrators de bevoegdheden van het bestuur gedurende de administration waarnemen. De in het onderhavige geding verzochte onmiddellijke voorzieningen worden afgewezen.

Het gebruiken van het onderzoeksverslag in andere gerechtelijke procedures
In OR 2014-0077 komt de vraag aan de orde in hoeverre het onrechtmatig is om een onderzoeksverslag uit een andere enquêteprocedure ten aanzien van een andere vennootschap te gebruiken ter ondersteuning van een verzoek tot enquêteonderzoek bij een nieuwe (gelieerde) vennootschap. De OK oordeelt dat het in het onderhavige geval is toegestaan.

In OR 2014-0079 komt de OK op basis van de casus tot een andere uitkomst. In deze casus wordt het verzoek ingediend tot machtiging tot het doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag in andere gerechtelijke procedures. Verzoekers willen het onderzoeksverslag gebruiken in een civiele en strafrechtelijke procedure tegen de voormalig bestuurder van de in enquête onderzochte vennootschap en de notaris van de vennootschap. Verzoekers hebben volgens de OK niet, althans onvoldoende, toegelicht op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de betrokken procedures – dan wel hun belang om het onderzoeksverslag in die procedures in te brengen – verband houdt met de strekking van het enquêterecht. Evenmin hebben zij toegelicht op grond waarvan machtiging wel zou kunnen en moeten worden verleend voor een doel buiten die strekking. De OK wijst het verzoek daarom af.

Tegenstrijdig belang
In OR 2014-0082 staat het tegenstrijdig belang en de (schijn van) vertegenwoordigingsbevoegdheid centraal. De bestuurder van twee vennootschappen is een overeenkomst aangegaan tussen beide vennootschappen. Achteraf acht een van beide vennootschappen dat de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat er in casu sprake is van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. De commissaris heeft de ene vennootschap vertegenwoordigd en daarom verbonden. Daarbij doet niet ter zake dat een gedeelte van de schijnwekkende feiten zich pas na de totstandkoming van de overeenkomst heeft voorgedaan.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR-Updates

Hof

Rechtbank