Naar boven ↑

Update

Nummer 16, 2015
Uitspraken van 18-05-2015 tot 20-05-2015
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak

Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Ga naar onze website of klik op een OR-nummer om de hele samenvattingen te kunnen lezen.

Onderaan deze nieuwsbrief vindt u verder een overzicht van de samenvattingen van gepubliceerde en niet-gepubliceerde samenvattingen van de beschikkingen van de OK van de maanden maart en april.

Daarnaast wijs ik u graag in het bijzonder op de volgende uitspraken.

Geen wanbeleid Slotervaarziekenhuis
In OR 2015-0206 (klik op het OR-nummer om de hele samenvatting te lezen) oordeelt de OK dat het emissiebesluit tot uitgifte van cumulatief preferente aandelen met het oog op de financiële problemen van het Slotervaartziekenhuis geen wanbeleid oplevert. De onderzoeker had in het onderzoeksrapport geoordeeld dat de argumenten van de aandelenemissie waartoe Pim Schram heeft besloten niet valide waren, omdat deze emissie niet de oplossing voor de problemen bracht waarmee het Slotervaartziekenhuis destijds werd geconfronteerd. De onderzoek concludeert dan ook dat Pim Schram in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet tot het emissiebesluit kon komen.

De OK heeft een andere lezing en acht het begrijpelijk dat men verwachtte dat het emissiebesluit een wezenlijke, substantiële bijdrage kon leveren aan de oplossing van de financiële problemen van het Slotervaartziekenhuis. De OK oordeelt in dit kader dat niet relevant is of het Slotervaartziekenhuis (achteraf gezien) baat heeft bij het besluit, maar dat men destijds redelijkerwijs mocht verwachten dat de emissie een wezenlijke bijdrage kon leveren aan de problemen binnen het Slotervaartziekenhuis en derhalve dienstig kon zijn aan het waarborgen van de continuïteit van het Slotervaartziekenhuis.

Verder stelt de OK dat de vraag of het niet voldoen aan de aanbiedingsplicht rechtmatig is tot de competentie van de burgerlijke rechter behoort en dat dat niet kan leiden tot gebleken wanbeleid.

Aanhouding zaak Fortis
In OR 2015-0177 hebben, in een door Stichting Investor Claims Against Fortis tegen een groep (voormalig) Fortis vennootschappen (thans Ageas c.s.) aangespannen procedure, Ageas c.s. op grond van artikel 28 EEX-Vo aanhouding van de procedure verzocht, in afwachting van de uitkomst van een in België lopende procedure. Met de rechtbank acht het hof de verzochte aanhouding mede gelet op het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op behandeling binnen redelijke termijn, niet gerechtvaardigd. Bovendien hebben Ageas c.s. onvoldoende aangevoerd dat de uiteindelijke beslissingen in Nederland en België onverenigbaar zullen zijn, gelet op de feitelijke en juridische verschillen tussen beide procedures. Dat afwachting van de Belgische zaak uiteindelijk in de Nederlandse procedure efficiënt zal blijken te zijn heeft Ageas, met oog op het verschil in kader en inhoud van beide procedures, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dit geldt ook voor de stelling dat de Belgische rechter in een betere positie zou verkeren om bewijs te vergaren. Het Nederlandse en Europese recht biedt namelijk voldoende middelen tot waarheidsvinding, ook als dit in België of met behulp van in België woonachtige getuigen zou moeten plaatsvinden. Het bezwaar van Ageas over de extra kosten weegt volgens het hof bovendien minder zwaar dan het belang van eiser bij een voortvarende afwikkeling van de Nederlandse zaak.

Bestuurdersaansprakelijkheid franchisegever
In OR 2015-0178 worden Aegon en Optima Holding als franchisegevers aangesproken uit hoofde van onrechtmatige daad danwel bestuurdersaansprakelijkheid. Dit gebeurt door drie franchisenemers nadat (de aandelen in) franchisegever Financieel Verder B.V. door Aegon c.s. zijn overgedragen aan Optima Holding B.V., waardoor de band met (de producten van) Aegon de facto is verbroken. De drie franchisenemers stellen dat de franchisegever als gevolg van die overdracht toerekenbaar jegens hen tekortschiet in de nakoming van de franchiseovereenkomst en dat de franchisegever ter zake geen verhaal zal bieden. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad. Voor wat betreft de vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid is naar het oordeel van de rechtbank, kort gezegd, onvoldoende gesteld.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank