Update
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen twee weken. Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te kunnen lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine.
In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0223 overweegt het hof dat voldaan is aan de voor de bij artikel 2:138 BW relevante publicatieplichten, zelfs indien niet is gebleken van een nederlegging van de jaarrekening ten kantore van het handelsregister, aangezien wel sprake is geweest van een effectieve openbaarmaking. Er is daarom sprake van een onbelangrijk verzuim. Het enkele feit dat de vennootschap aan het hoofd stond van een aantal dochtervennootschappen brengt volgens het hof nog niet mee dat de administratie van de vennootschap naast een redelijk inzicht in haar eigen vermogenspositie tevens een voldoende betrouwbaar inzicht in het vermogen en resultaat van haar dochtermaatschappijen zou moeten geven. Aan welke eisen enige specifieke administratie moet voldoen, hangt af van de omstandigheden van het geval.
In OR 2015-0225 stelt het hof vast dat vier tot zes weken voor de eigen aanvraag van het faillissement bestellingen zijn geplaatst en dat de vennootschap toen al bijna 16 maanden liquiditeitsproblemen had. Gedurende die periode ontstonden er betalingsachterstanden jegens de schuldeiser. Dat de bestuurder op de hoogte was van die betalingsproblematiek blijkt uit schriftelijke correspondentie en uit zijn stelling bij zijn memorie van antwoord dat hij – vanwege de problemen – de vennootschap privé financieel heeft ondersteund. Het hof concludeert dat de bestuurder bij het plaatsen van de bestellingen wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser daarvoor onbetaald zou blijven en dus schade zou lijden. Voorts geldt dat het enkele feit dat de bestuurder de bestellingen niet persoonlijk heeft geplaatst, niet afdoet aan voormelde aansprakelijkheid. De bestuurder heeft niet gesteld dat hij niet op de hoogte was van de onderhavige bestellingen – zijn uit de stukken blijkende bemoeienis met de betalingen doet volgens het hof zelfs het tegendeel vermoeden.
In OR 2015-0224 overweegt het hof dat appellante bij het aangaan van een overeenkomst van koopoptie en geldlening wist van de weinig rooskleurige financiële toestand van geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep. Deze wetenschap heeft haar echter niet weerhouden alsnog de overeenkomsten te sluiten. Appellante kan die financiële situatie thans niet aan geïntimeerden tegenwerpen. Omdat appellanten op dat punt niet minder wisten dan geïntimeerden, is er aldus het hof niet aan de Beklamel-norm voldaan en is er geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid.
In OR 2015-0228 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden in persoon (Spaanse Villa-arrest) en als bestuurder. Vier dermatologen eisen schadevergoeding van de voorzitter van de Raad van Bestuur van de stichting die het Catharina ziekenhuis exploiteert. De rechtbank oordeelt op grond van verschillende feiten dat het 'zonneklaar' is dat gedaagde bij de door eisers aan hem verweten gedragingen steeds opgetreden is in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Raad van Bestuur. Er is geen sprake van een situatie als in het Spaanse villa-arrest. De door eisers gestelde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank onvoldoende dan wel onvoldoende zwaarwegend om bestuurdersaansprakelijkheid zoals die 'omarmd' is in de jurisprudentie aan te nemen. De rechtbank oordeelt dat het ziekenhuis kennelijk voor de handelswijze heeft gekozen om te vermijden dat medewerkers uit andere media dan de interne voorgelicht worden over ingrijpende ontwikkelingen rondom de dermatologen maatschap. De beschuldigingen die gedaan zijn, waren volgens de rechtbank voldoende onderbouwd met rapporten en de weergave was niet onvolledig. Ten slotte: de beslissing van het ziekenhuis om niet over te gaan tot het doen van een strafrechtelijke aangifte tegen een of meer eisers behoort volgens de rechtbank tot de beleidsvrijheid die het ziekenhuis toekomt.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Vordering omtrent het opheffen van een executoriaal beslag op een auto die in gebruik is bij de (indirect) bestuurder. Hierbij werd de vraag beantwoord of het aannemelijk is dat de auto waarop beslag is gelegd aan een ander dan de geëxecuteerde toebehoort en of eiseres daarop een recht geldend kan maken dat de executant moet eerbiedigen. Deze vraag wordt door het hof bevestigend beantwoord. 02-06-2015
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Bestuurdersaansprakelijkheid. Het hof overweegt dat voldaan is aan de voor artikel 2:138 BW relevante publicatieplichten, zelfs indien niet is gebleken van een nederlegging van de jaarrekening ten kantore van het handelsregister, aangezien wel sprake is geweest van een effectieve openbaarmaking. Er is daarom sprake van een onbelangrijk verzuim. Het enkele feit dat Aino aan het hoofd stond van een aantal dochtervennootschappen brengt volgens het hof nog niet mee dat de administratie van Aino, naast een redelijk inzicht in haar eigen vermogenspositie, tevens een voldoende betrouwbaar inzicht in het vermogen en resultaat van haar dochtermaatschappijen zou moeten geven. Aan welke eisen enige specifieke administratie moet voldoen, hangt af van de omstandigheden van het geval. De bestuurder heeft de holdingvennootschap en de curator in reconventie aangesproken op de grond dat zij hem (tijdens de surseance van betaling) hadden behoren te waarschuwen voor het aflopen van de BCA-verzekering. Voor wat betreft de kwalificatie van een dergelijke vordering verwijst het hof naar HR 19 april 2013 (Koot Beheer/Tideman q.q., ECLI:NL:HR:2013:BY6108) en bespreekt het ‘toedoencriterium’. Naar het oordeel van het hof levert het nalaten van de vennootschap om de bestuurder van het aflopen van de BCA-verzekering in kennis te stellen en hem te wijzen op de mogelijkheid van verlenging van de uitlooptermijn tegen een aanvullende premie geen handelen op dat op grond van het bepaalde in artikel 249 lid 1 sub 3 Fw als handelen van de curator heeft te gelden. 26-05-2015
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Bestuurdersaansprakelijkheid. Toepassing van de norm gegeven in HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen). Appellante in het incidenteel hoger beroep wist bij het aangaan van een overeenkomst van koopoptie en geldlening van de weinig rooskleurige financiële toestand van geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep, maar dit heeft haar daarvan niet weerhouden. Appellante kan die financiële situatie thans niet aan geïntimeerden tegenwerpen. Omdat appellanten op dat punt niet minder wisten dan geïntimeerden, is er aldus het hof niet aan de Beklamel-norm voldaan en is er geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid. 12-05-2015
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Het hof stelt vast dat vier tot zes weken voor de eigen aanvraag van het faillissement bestellingen zijn geplaatst en dat Auba toen al bijna 16 maanden liquiditeitsproblemen had. Gedurende die periode ontstonden er betalingsachterstanden jegens Sortiva. Dat X op de hoogte was van die betalingsproblematiek blijkt uit schriftelijke correspondentie en uit zijn stelling bij zijn memorie van antwoord dat hij – vanwege de problemen – Auba privé financieel heeft ondersteund. Het hof concludeert dat X bij het plaatsen van de bestellingen wist of behoorde te begrijpen dat Sortiva daarvoor onbetaald zou blijven en dus schade zou lijden. Voorts geldt dat het enkele feit dat X de bestellingen niet persoonlijk heeft geplaatst, niet afdoet aan voormelde aansprakelijkheid. X heeft niet gesteld dat hij niet op de hoogte was van de onderhavige bestellingen – zijn uit de stukken blijkende bemoeienis met de betalingen doet volgens het hof zelfs het tegendeel vermoeden. 21-04-2015
Rechtbank
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Aansprakelijkheid in persoon volgens het Spaanse Villa-arrest? Bestuurdersaansprakelijkheid. Vier dermatologen eisen schadevergoeding van de voorzitter van de raad van bestuur van de stichting die het Catharina Ziekenhuis exploiteert. De rechtbank oordeelt op grond van verschillende feiten dat het 'zonneklaar' is dat gedaagde bij de door eisers aan hem verweten gedragingen steeds opgetreden is in zijn hoedanigheid als voorzitter van de raad van bestuur. Er is geen sprake van een situatie als in het Spaanse villa-arrest. De door eisers gestelde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank onvoldoende dan wel onvoldoende zwaarwegend om bestuurdersaansprakelijkheid zoals die 'omarmd' is in de jurisprudentie aan te nemen. De rechtbank oordeelt dat het ziekenhuis kennelijk voor de handelwijze heeft gekozen om te vermijden dat medewerkers uit andere media dan de interne voorgelicht worden over ingrijpende ontwikkelingen rondom de dermatologen-maatschap. De beschuldigingen die gedaan zijn, waren volgens de rechtbank voldoende onderbouwd met rapporten en de weergave was niet onvolledig. Ten slotte: de beslissing van het ziekenhuis om niet over te gaan tot het doen van een strafrechtelijke aangifte tegen één of meer eisers behoort volgens de rechtbank tot de beleidsvrijheid die het ziekenhuis toekomt. 03-06-2015
- Rechtbank Noord-Nederland Vennoten A en B hebben samen een onderneming gedreven. In een tussenvonnis bij de rechtbank is de vennootschap onder firma ontbonden. A gaat verder als eenmanszaak. Er is onenigheid over de waarde van de onderneming per ontbindingsdatum en dus over de vergoeding die B moet ontvangen voor overbedeling van A. De rechter stelt vast dat firmanten resultaatgenieters zijn en geen werknemers. Een vordering van firmanten op grond van loon uit arbeid kan niet slagen. De rechter bepaalt dat de verhouding tussen partijen door maatstaven van redelijkheid en billijkheid beheerst wordt. In dit geval heeft de deskundige bij waardering de toekomstperspectieven van de onderneming te positief voorgesteld en zou de daaruit voortvloeiende vergoeding aan B een lonend bedrijf onmogelijk maken. De rechter ziet aanleiding om de onderneming op een lager bedrag te waarderen dan door de deskundige is becijferd. 03-06-2015