Naar boven ↑

Update

Nummer 18, 2015
Uitspraken van 14-06-2015 tot 15-06-2015
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen twee weken. Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te kunnen lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine.

In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0223 overweegt het hof dat voldaan is aan de voor de bij artikel 2:138 BW relevante publicatieplichten, zelfs indien niet is gebleken van een nederlegging van de jaarrekening ten kantore van het handelsregister, aangezien wel sprake is geweest van een effectieve openbaarmaking. Er is daarom sprake van een onbelangrijk verzuim. Het enkele feit dat de vennootschap aan het hoofd stond van een aantal dochtervennootschappen brengt volgens het hof nog niet mee dat de administratie van de vennootschap naast een redelijk inzicht in haar eigen vermogenspositie tevens een voldoende betrouwbaar inzicht in het vermogen en resultaat van haar dochtermaatschappijen zou moeten geven. Aan welke eisen enige specifieke administratie moet voldoen, hangt af van de omstandigheden van het geval.

In OR 2015-0225 stelt het hof vast dat vier tot zes weken voor de eigen aanvraag van het faillissement bestellingen zijn geplaatst en dat de vennootschap toen al bijna 16 maanden liquiditeitsproblemen had. Gedurende die periode ontstonden er betalingsachterstanden jegens de schuldeiser. Dat de bestuurder op de hoogte was van die betalingsproblematiek blijkt uit schriftelijke correspondentie en uit zijn stelling bij zijn memorie van antwoord dat hij – vanwege de problemen – de vennootschap privé financieel heeft ondersteund. Het hof concludeert dat de bestuurder bij het plaatsen van de bestellingen wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser daarvoor onbetaald zou blijven en dus schade zou lijden. Voorts geldt dat het enkele feit dat de bestuurder de bestellingen niet persoonlijk heeft geplaatst, niet afdoet aan voormelde aansprakelijkheid. De bestuurder heeft niet gesteld dat hij niet op de hoogte was van de onderhavige bestellingen – zijn uit de stukken blijkende bemoeienis met de betalingen doet volgens het hof zelfs het tegendeel vermoeden.

In OR 2015-0224 overweegt het hof dat appellante bij het aangaan van een overeenkomst van koopoptie en geldlening wist van de weinig rooskleurige financiële toestand van geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep. Deze wetenschap heeft haar echter niet weerhouden alsnog de overeenkomsten te sluiten. Appellante kan die financiële situatie thans niet aan geïntimeerden tegenwerpen. Omdat appellanten op dat punt niet minder wisten dan geïntimeerden, is er aldus het hof niet aan de Beklamel-norm voldaan en is er geen sprake van bestuurdersaansprakelijkheid.

In OR 2015-0228 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden in persoon (Spaanse Villa-arrest) en als bestuurder. Vier dermatologen eisen schadevergoeding van de voorzitter van de Raad van Bestuur van de stichting die het Catharina ziekenhuis exploiteert. De rechtbank oordeelt op grond van verschillende feiten dat het 'zonneklaar' is dat gedaagde bij de door eisers aan hem verweten gedragingen steeds opgetreden is in zijn hoedanigheid als voorzitter van de Raad van Bestuur. Er is geen sprake van een situatie als in het Spaanse villa-arrest. De door eisers gestelde feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank onvoldoende dan wel onvoldoende zwaarwegend om bestuurdersaansprakelijkheid zoals die 'omarmd' is in de jurisprudentie aan te nemen. De rechtbank oordeelt dat het ziekenhuis kennelijk voor de handelswijze heeft gekozen om te vermijden dat medewerkers uit andere media dan de interne voorgelicht worden over ingrijpende ontwikkelingen rondom de dermatologen maatschap. De beschuldigingen die gedaan zijn, waren volgens de rechtbank voldoende onderbouwd met rapporten en de weergave was niet onvolledig. Ten slotte: de beslissing van het ziekenhuis om niet over te gaan tot het doen van een strafrechtelijke aangifte tegen een of meer eisers behoort volgens de rechtbank tot de beleidsvrijheid die het ziekenhuis toekomt.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank