Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In 2015-0022 staat de aansprakelijkheid van medebestuurders centraal. Van een bestuurder van een stichting is vast komen te staan dat hij zijn functie als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en aansprakelijk is ex artikel 2:9 BW. In onderhavige procedure spreekt hij zijn medebestuurders aan op grond van het beginsel van collegiaal bestuur. De rechtbank is echter van mening dat de in vrijwaring aangesproken (mede)bestuurders zich kunnen disculperen. Er was sprake van een formele taakverdeling. Gesteld noch gebleken is dat de ene bestuurder zodanige informatie aan zijn medebestuurder(s) heeft verschaft, dat zij zich daarover zelfstandig een oordeel konden vormen. Verder blijkt uit niets dat er voor de medebestuurders aanleiding was om zelfstandig onderzoek te doen of te laten doen.
OR 2015-0029 ziet op de aansprakelijkheid van een bestuurder van een stichting als beherend vennoot in projectontwikkeling. Overwogen wordt allereerst dat de omvang van de beheerstaak mede wordt ingevuld door feitelijkheden. Interessant is verder, dat een exoneratiebeding met een strengere maatstaf dan artikel 2:9 BW in strijd is met artikel 2:25 BW. Men kan de aansprakelijkheid van een bestuurder niet beperken tot opzet of grove schuld. Voor bestuurdersaansprakelijkheid wegens fouten van een hulpersoon ex artikel 6:76 BW is vereist dat de bestuurder bij de uitvoering van haar bestuurstaak op dit punt jegens de vennootschap (die de hulppersoon heeft ingeschakeld) tekortgeschoten is en dat haar daarvan een persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als zelfstandige grond voor aansprakelijkheid van de bestuurders is artikel 6:76 BW ontoereikend. In casu is echter onvoldoende feitelijke opheldering. Eiser wordt tot bewijslevering toegelaten.
In OR 2015-0024 stelt een leverancier dat de bestuurder van een failliete vennootschap persoonlijk aansprakelijk is voor onbetaalde facturen. In eerste aanleg is de vordering afgewezen. Het hof bekrachtigd het vonnis van de rechtbank. Volgens het hof heeft de leverancier in de wetenschap van de slechte liquiditeitspositie van de vennootschap nieuwe bestellingen uitgeleverd. Onder de gegeven omstandigheden levert het plaatsen van nieuwe bestellingen geen persoonlijk ernstig verwijt van de bestuurder van de vennootschap op. Het is niet aan de bestuurder, ook niet in gevallen als deze waarin ondanks een krappe liquiditeitspositie om doorlevering wordt gevraagd, om in te staan voor betalingen door de vennootschap.
In OR 2015-0025 stelt de curator de indirect bestuurders persoonlijk aansprakelijk op grond van artikel 2:248 BW. Aan de vordering tot vergoeding van de schade (een Peeters-Gatzen vordering) legt de curator ten grondslag dat de indirect bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld jegens de schuldeisers door in het zicht van faillissement selectieve betalingen te doen. Ten aanzien van één van beide bestuurders wordt onrechtmatig handelen wegens het doen van selectieve betaling aangenomen. Daarnaast wordt aangenomen dat niet voldaan is aan de publicatieplicht, waardoor beide bestuurders aansprakelijk gehouden worden voor betaling van het bedrag van de schulden van de vennootschap, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan.
In 2015-0023 stelt de curator van de enig bestuurder aansprakelijk voor het faillissementstekort op grond van artikel 2:248 BW. De rechtbank stelt vast dat noch aan de publicatieverplichting van artikel 2:394 BW, noch aan de boekhoudverplichting van artikel 2:10 BW is voldaan. Bestuurder is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het faillissement is veroorzaakt door andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en wordt dus aansprakelijk gehouden.
In OR 2015-0028 wordt geoordeeld dat een bestuurder slechts aansprakelijk ex artikel 21 Wet BPF voor onbetaalde pensioenbijdrage over periode dat hij bestuurder was. Het verweer dat hij slechts aansprakelijk kan worden gesteld voor de achterstand in de pensioenbijdrage over de eerste vijf maanden van 2007, toen hij bestuurder was, gaat derhalve op. Onvoldoende duidelijk is gebleken dat er sprake is geweest van het ontstaan van een bijdrageplicht op jaarbasis. De niet in achtgenomen formaliteiten door Stichting Pensioenfonds ex artikel 21 Wet BPF hebben niet tot nadeel geleid en kunnen de stichting niet worden tegengeworpen. Wel wordt geoordeeld dat de rente over de onbetaalde pensioensbijdrage de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW is.
In OR 2015-0031 hebben eisers belegd in Turkse vakantiewoningen door winstdelende leningen te verstrekken aan Turkse vennootschappen. De aflossingen en de vergoedingen van de leningen zouden worden betaald uit de verkoop van de vakantiewoningen, maar de Turkse vennootschappen lijken hiertoe niet in staat. Eisers vorderen schadevergoeding van gedaagde, die als gemachtigde optrad voor de beleggers in dit project en volgens eisers een te risicovolle belegging heeft aangeboden en/of tekort zijn geschoten in de nakoming van de verplichtingen jegens eisers. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door eisers geleden schade, omdat niet is komen vast te staan dat de schade is veroorzaakt door een aan gedaagde te verwijten handelen of nalaten.
Schorsing bestuurder van een stichting (lips-concern)
In OR 2015-0026 oordeelt de rechtbank op grond van artikel 2:298 BW of er gronden bestaan voor voortzetting van de schorsing en ontslag van de bestuurder van stichting administratiekantoor Castle Capital. De rechtbank overweegt, dat bij de beoordeling of sprake is van handelen in strijd met de statuten en/of het voeren van wanbeheer niet alleen moet worden gekeken naar de gang van zaken binnen de Stichting zelf, maar (tevens) naar de gang van zaken binnen het hele concern van de in casu circa 157 vennootschappen (Lips-groep). Dit volgt uit de statuten van Castle Capital, waarin onder meer is bepaald dat de Stichting ten doel heeft het bevorderen van een goede bedrijfsvoering en het verzekeren van de continuïteit in de Lips-groep. De rechtbank oordeelt dat wanbeheer aangenomen kan worden en er voldoende gronden bestaan tot voortzetting van de schorsing van de bestuurder.
OK
In OR 2015-0019 wordt inzage verzocht van een bij de OK neergelegd rapport. De OK overweegt dat bij een verzoek om als belanghebbende te worden toegelaten een belangenafweging door de OK moet worden gemaakt tussen het gestelde belang van de verzoeker tot inzage en het belang van de rechtspersoon (en andere belanghebbenden). Daarbij ligt het, gelet op artikel 279 lid 1 Rv, in de rede dat de OK de rechtspersoon en andere belanghebbenden voorafgaand aan een beslissing daarover hoort en eventueel een mondelinge behandeling gelast. Hieruit volgt ook dat de verzoekschriftprocedureregels in Titel 3 van Boek 1 Rv van toepassing zijn. De omstandigheid dat een verzoek niet bij advocaat hoeft te worden ingediend en dat de OK volgens verzoeker alle verzoeken tot inzage in een brief beslist, maakt dat niet anders. Hierdoor komt de OK tot de slotsom dat verzoekster griffierecht verschuldigd is. Nu het griffierecht niet is betaald, wordt zij op de voet van artikel 282a lid 1 Rv niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om als belanghebbende te worden toegelaten tot inzage.
In OR 2015-0020 komt allereerst de vraag aan de orde of verzoeker ontvankelijk is. Gesteld wordt namelijk dat de aandelenoverdracht waardoor verzoeker aandeelhouder geworden is (en dus een verzoek kan indienen bij de OK), nietig is. De OK stelt voorop dat dit een vraag van puur vermogensrechtelijke aard is en dat niet de OK, maar de civiele rechter bevoegd is hierover te oordelen. Vervolgens stelt de OK echter wel vast dat van nietigheid van de aandelenoverdracht geen sprake is. Verzoeker is derhalve ontvankelijk. De OK stelt vervolgens vast dat het aandeelhouderschap van verzoekster wordt genegeerd en dat verzoeksters’ wettelijke en statutaire aandeelhoudersrechten (daarom) niet worden gehonoreerd. Dit levert naar het oordeel van de OK gegronde redenen op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen. De OK beveelt derhalve een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap.
Volstortingsplicht aandelen
In OR 2015-0030 stelt een van de twee aandeelhouders in een vennootschap, dat hij de aandelen van de andere aandeelhouder heeft volgestort. Na de faillietverklaring van de vennootschap vordert de ene aandeelhouder terugbetaling van het bedrag waartegen hij de door de andere aandeelhouder gehouden aandelen heeft volgestort, primair stellende geldlening en subsidiair ongerechtvaardigde verrijking. Het hof oordeelt dat indien de ene vennootschap bewijst dat hij de aandelen zelf ten behoeve van de andere aandeelhouder heeft volgestort, het bestaan van een geldlening zal worden vermoed, waarop tegenbewijs openstaat. Slaagt de andere aandeelhouder in dit tegenbewijs, dan bestaat een vermoeden van ongerechtvaardigde verrijking, waarop weer tegenbewijs openstaat.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Appellante stelt geïntimeerde als bestuurder van E aansprakelijk voor onbetaalde facturen. In eerste aanleg is de vordering afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Appellante heeft in de wetenschap van de slechte liquiditeitspositie van E nieuwe bestellingen uitgeleverd. Onder de gegeven omstandigheden levert het plaatsen van nieuwe bestellingen geen persoonlijk ernstig verwijt van de bestuurder op. Het is niet aan de bestuurder, ook niet in gevallen als deze waarin ondanks een krappe liquiditeitspositie om doorlevering wordt gevraagd, om in te staan voor betalingen door de vennootschap, aldus het hof. 23-12-2014
- Gerechtshof Amsterdam ILT heeft het besluit genomen dat de vliegvaardigheid van inspecteurs-vlieger niet langer zal worden onderhouden door het vervullen van een gastvliegerschap. De OK komt tot de conclusie dat dit besluit niet kennelijk onredelijk is. Aangenomen moet worden dat handhaving van het gastvliegerschap feitelijk tot gevolg heeft dat inspecteurs als gastvlieger optreden bij luchtvaartmaatschappijen die zij moeten controleren. Het is primair aan de ondernemer om te bepalen welk gewicht hij toekent aan het bevorderen van onafhankelijkheid en het vermijden van de schijn van belangenverstrengeling. 17-12-2014
- Gerechtshof Amsterdam In onderhavige casus staat de aansprakelijkheid van een bestuurder van een stichting als beherend vennoot in projectontwikkeling centraal. Overwogen wordt allereerst dat de omvang van de beheerstaak mede wordt ingevuld door feitelijkheden. Interessant is verder dat een exoneratiebeding met een strengere maatstaf dan artikel 2:9 BW in strijd is met artikel 2:25 BW. Men kan de aansprakelijkheid van een bestuurder niet beperken tot opzet of grove schuld. Voor bestuurdersaansprakelijkheid wegens fouten van een hulppersoon ex artikel 6:76 BW is vereist dat de bestuurder bij de uitvoering van haar bestuurstaak op dit punt jegens de vennootschap (die de hulppersoon heeft ingeschakeld) tekortgeschoten is en dat haar daarvan een persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als zelfstandige grond voor aansprakelijkheid van de bestuurders is artikel 6:76 BW ontoereikend. In casu is echter onvoldoende feitelijke opheldering. Eiser wordt tot bewijslevering toegelaten. 16-12-2014
- Gerechtshof Amsterdam Een van de twee aandeelhouders in X BVBA (A) stelt dat hij de aandelen van de andere aandeelhouder (B) in X BVBA heeft volgestort. Na de faillietverklaring van X BVBA vordert A terugbetaling van het bedrag waartegen hij de door B gehouden aandelen heeft volgestort, primair stellende geldlening en subsidiair ongerechtvaardigde verrijking. Het hof oordeelt dat indien A bewijst dat hij de aandelen zelf ten behoeve van B heeft volgestort, het bestaan van een geldlening zal worden vermoed, waarop tegenbewijs openstaat. Slaagt B in dit tegenbewijs, dan bestaat een vermoeden van ongerechtvaardigde verrijking, waarop weer tegenbewijs openstaat. 16-12-2014
- Gerechtshof Amsterdam De OK beslist tot niet-ontvankelijkheid van De Rooy-Kolkman, omdat zij geen griffierecht heeft voldaan. Het verweer van De Rooy-Kolkman dat de OK toestaat dat geen advocaat vereist is en dat de OK het verzoek bij brief kan doen, doet er niets aan af dat de gewone verzoekschriftprocedureregels van toepassing zijn en dat een griffierecht dient te worden voldaan. 09-12-2014
- Gerechtshof Amsterdam Allereerst komt de vraag aan de orde of verzoeker ontvankelijk is. Gesteld wordt namelijk dat de aandelenoverdracht waardoor verzoeker aandeelhouder geworden is, nietig is. De OK stelt allereerst dat dit een vraag van puur vermogensrechtelijke aard is en dat niet de OK, maar de civiele rechter bevoegd is hierover te oordelen. Vervolgens stelt de OK echter wel vast dat van nietigheid van de aandelenoverdracht geen sprake is. verzoeker is derhalve ontvankelijk. De OK stelt vervolgens vast dat het aandeelhouderschap van verzoeker wordt genegeerd en dat verzoekers’ wettelijke en statutaire aandeelhoudersrechten (daarom) niet worden gehonoreerd. Dit levert naar het oordeel van de OK gegronde redenen op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen. De OK beveelt derhalve een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van VTS Groep Nederland BV. 04-12-2014
- Gerechtshof Amsterdam Bestuurder is slechts aansprakelijk ex artikel 21 Wet BPF voor onbetaalde pensioenbijdrage over de periode dat hij bestuurder was. Het verweer dat hij slechts aansprakelijk kan worden gesteld voor de achterstand in de pensioenbijdrage over de eerste vijf maanden van 2007, toen hij bestuurder was, gaat derhalve op. Onvoldoende duidelijk is gebleken dat sprake is geweest van het ontstaan van een bijdrageplicht op jaarbasis. Niet in acht genomen formaliteiten door Stichting Pensioenfonds ex artikel 21 Wet BPF hebben niet tot nadeel geleid en kunnen de stichting niet worden tegengeworpen. De rente over de onbetaalde pensioensbijdrage is de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. 30-09-2014
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam De rechtbank oordeelt op grond van artikel 2:298 BW of er gronden bestaan voor voortzetting van de schorsing en ontslag van de bestuurder van stichting administratiekantoor Castle Capital, en is van oordeel dat bij de beoordeling of sprake is van handelen in strijd met de statuten en/of het voeren van wanbeheer niet alleen moet worden gekeken naar de gang van zaken binnen de stichting zelf, maar (tevens) naar de gang van zaken binnen het hele concern van circa 157 vennootschappen (Lips-groep). Dit volgt uit de statuten van Castle Capital, waarin onder meer is bepaald dat de stichting ten doel heeft het bevorderen van een goede bedrijfsvoering en het verzekeren van de continuïteit in de Lips-groep. 08-01-2015
- Rechtbank Amsterdam Eisers hebben belegd in Turkse vakantiewoningen door winstdelende leningen te verstrekken aan Turkse vennootschappen. De aflossingen en de vergoedingen van de leningen zouden worden betaald uit de verkoop van de vakantiewoningen, maar de Turkse vennootschappen lijken hiertoe niet in staat. Eisers vorderen schadevergoeding van gedaagde, die als gemachtigde optrad voor de beleggers in dit project en volgens eisers een te risicovolle belegging heeft aangeboden en/of tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen jegens eisers. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door eisers geleden schade, omdat niet is komen vast te staan dat de schade is veroorzaakt door een aan gedaagde te verwijten handelen of nalaten. 17-12-2014
- Rechtbank Oost-Brabant Van een bestuurder van een stichting is vast komen te staan dat hij zijn functie als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en aansprakelijk is ex artikel 2:9 BW. In de onderhavige procedure spreekt hij zijn medebestuurders aan op grond van het beginsel van collegiaal bestuur. De rechtbank is echter van mening dat de in vrijwaring aangesproken (mede)bestuurders zich kunnen disculperen. 17-12-2014
- Rechtbank Midden-Nederland De curator stelt de indirect bestuurders persoonlijk aansprakelijk op grond van artikel 2:248 BW. Aan de vordering tot vergoeding van de schade (een Peeters-Gatzen-vordering) legt de curator ten grondslag dat de indirect bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld jegens de schuldeisers door in het zicht van het faillissement selectieve betalingen te doen. Ten aanzien van een van beide bestuurders wordt onrechtmatig handelen wegens het doen van selectieve betaling aangenomen. Daarnaast wordt aangenomen dat niet voldaan is aan de publicatieplicht, waardoor beide bestuurders aansprakelijk worden gehouden voor betaling van het bedrag van de schulden van de vennootschap, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan. 17-12-2014
- Rechtbank Oost-Brabant De curator van PSI stelt de enig bestuurder aansprakelijk voor het faillissementstekort op grond van artikel 2:248 BW. De rechtbank stelt vast dat noch aan de publicatieverplichting van artikel 2:394 BW, noch aan de boekhoudverplichting van artikel 2:10 BW is voldaan. Gedaagde is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat het faillissement van PSI is veroorzaakt door andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling. 23-11-2011