Update
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de vorige week. Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een OR-nummer om de hele samenvatting te lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine.
In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0312 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden. Vaststaat dat het bestuur in de periode voorafgaand aan faillissement niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit artikelen 2:10 BW en 2:394 BW. Appellanten betogen dat andere oorzaken dan hun onbehoorlijk bestuur de faillissementen hebben veroorzaakt, onder meer door te stellen dat na een 'management buy-out', door de nieuwe aandeelhouders – private equity partijen – is gekozen voor te zware financiering, gebaseerd op groei (door overnames), terwijl die groei minder was dan verwacht en ook de marktomstandigheden waren verslechterd. Volgens het hof verliezen appellanten hierbij uit het oog dat zij als bestuurders de autonome bevoegdheid en taak hebben de vennootschap te besturen. Het bestuur diende bij het aangaan van de financieringsovereenkomsten de belangen van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te dienen. Dat betekent weliswaar dat het bestuur bij zijn besluitvorming rekening moet houden met de belangen van alle betrokkenen, maar vanzelfsprekend niet dat het bestuur zich dient te gedragen als een marionet van die aandeelhouders, aldus het hof. Als het bestuur zich wel zo laat gebruiken, dan kan het zich – aldus het hof – daar niet op beroepen ter ontzenuwing van het vermoeden dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.
In OR 2015-0309 wordt een bestuurder aansprakelijk gehouden. Het hof bekrachtigt het oordeel van de rechtbank dat sprake was van onbehoorlijke taakvervulling door een stichtingsbestuurder bij het laten doorgaan van een conferentie en het aangaan van financiële verplichtingen in dat verband. De stichting verkeerde toen feitelijk in een toestand van faillissement. Het toen voorliggende plan was ambitieuzer geworden, de organisatieperiode was erg kort en de opdracht vergde een forse investering. Appellant treft volgens het hof een verwijt ten aanzien van dit besluit dat geen redelijk handelend bestuurder in deze omstandigheden zou hebben genomen. De grief van appellant faalt. Het hof wijst de vordering van de curator tot een voorschot op de schadevergoeding toe.
(Bestuurders)aansprakelijkheid van de moeder
In OR 2015-0311 wordt de vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid toegewezen. In deze zaak gaat het om de vraag of het onrechtmatig is dat moedermaatschappij Beheer BV als bestuurder van haar dochtermaatschappij Tima B.V. ervoor heeft gezorgd dat Tima de management fee aan Beheer BV bleef betalen terwijl zij de facturen van (haar contractspartij) Antaser BVBA onbetaald heeft gelaten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend: wanneer een vennootschap die behoort tot een groep van vennootschappen, zoals Tima, niet over voldoende middelen beschikt om haar schuldeisers te voldoen en ook geen concrete perspectieven heeft dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal verbeteren, is het in beginsel onrechtmatig – want in strijd met hetgeen naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt – dat zij een tot haar groep behorende crediteur, in dit geval Beheer BV, voldoet met voorrang boven niet tot haar groep behorende crediteuren, in dit geval Antaser. Door te bewerkstelligen dat Tima aan haar moedervennootschap Beheer BV maandelijks een management fee betaalde, waartoe zij de ten behoeve van Antaser ontvangen en aan haar af te dragen gelden gaandeweg verbruikte, terwijl zij Antaser onbetaald liet, heeft Beheer BV onrechtmatig gehandeld. Deze handelwijze is zo onzorgvuldig dat Beheer BV daarvan persoonlijk een ernstig verwijt treft. Voor deze onrechtmatige daad van Beheer BV is de bestuurder van Beheer BV hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 2:11 BW.
Geen bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0313 wordt de vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen. De bestuurder wordt aansprakelijk gesteld vanwege het niet nakomen van verplichtingen door de vennootschap. Aangevoerd wordt onder meer dat de bestuurder ervoor heeft gezorgd dat de vorderingen van eiser niet werden betaald in een periode waarin andere schuldeisers van de vennootschap wel werden voldaan. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende concreet heeft gesteld welk ernstig verwijt gedaagde als (middellijk) bestuurder kan worden gemaakt en wijst de vordering af.
Ontslag bestuurder van STAK
In OR 2015-0310 hebben de curatoren in het faillissement van Roger Lips de rechtbank (op grond van artt. 2:298 en 2:299 BW) verzocht om de levenspartner van Roger Lips ('appellante') te ontslaan als bestuurder van de STAK ('Y'), die aan het hoofd van het concern staat. Appellante komt onder meer op tegen het oordeel dat de curatoren in het faillissement van Lips worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van art. 2:298 lid 1 BW. Het hof overweegt dat de curatoren zijn belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel van Lips. Tot het vermogen van Lips behoorde door Y uitgegeven certificaten van aandelen in tot het concern behorende vennootschappen en aandelen in diverse sub holdings. Lips was bestuurder van Y, zodat Y een belangrijke scharnier tussen het inkomen en het vermogen van Lips enerzijds en het gehele concern anderzijds vormde. Gelet op deze verwevenheid van (het vermogen van) Lips en het concern, hebben de curatoren er belang bij dat de topholding van het concern, Y, op behoorlijke wijze wordt bestuurd, aldus het hof. Volgens het hof maakt de omstandigheid dat Lips ten tijde van het verzoek (tot schorsing van appellante als bestuurder Y) geen certificaathouder of aandeelhouder van de tot het concern behorende entiteiten meer was, nog niet dat curatoren niet als belanghebbenden kunnen worden beschouwd.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Bestuurdersaansprakelijkheid. Vaststaat dat het bestuur in de periode voorafgaand aan het faillissement niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit artikel 2:10 BW en artikel 2:394 BW. Appellanten betogen dat andere oorzaken dan hun onbehoorlijk bestuur de faillissementen hebben veroorzaakt, onder meer door te stellen dat na een 'management buy-out' door de nieuwe aandeelhouders – private equity-partijen – is gekozen voor te zware financiering, gebaseerd op groei (door overnames), terwijl die groei minder was dan verwacht en ook de marktomstandigheden waren verslechterd. Volgens het hof verliezen appellanten hierbij uit het oog dat zij als bestuurders de autonome bevoegdheid en taak hebben de vennootschap te besturen. Het bestuur diende bij het aangaan van de financieringsovereenkomsten de belangen van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te dienen. Dat betekent weliswaar dat het bestuur bij zijn besluitvorming rekening moet houden met de belangen van alle betrokkenen, maar vanzelfsprekend niet dat het bestuur zich dient te gedragen als een marionet van die aandeelhouders, aldus het hof. Als het bestuur zich wel zo laat gebruiken, dan kan het zich – aldus het hof – daar niet op beroepen ter ontzenuwing van het vermoeden dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. 11-08-2015
- Gerechtshof Amsterdam In deze zaak hebben de curatoren in het faillissement van Roger Lips de rechtbank (op grond van art. 2:298 en art. 2:299 BW) verzocht om de levenspartner van Roger Lips ('appellante') te ontslaan als bestuurder van de STAK ('Y'), die aan het hoofd van het concern staat. Appellante komt onder meer op tegen het oordeel dat de curatoren in het faillissement van Lips worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 2:298 lid 1 BW. Het hof overweegt dat de curatoren zijn belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel van Lips. Tot het vermogen van Lips behoorde door Y uitgegeven certificaten van aandelen in tot het concern behorende vennootschappen en aandelen in diverse sub-holdings. Lips was bestuurder van Y, zodat Y een belangrijk scharnier tussen het inkomen en het vermogen van Lips enerzijds en het gehele concern anderzijds vormde. Gelet op deze verwevenheid van (het vermogen van) Lips en het concern, hebben de curatoren er belang bij dat de top-holding van het concern, Y, op behoorlijke wijze wordt bestuurd, aldus het hof. Volgens het hof maakt de omstandigheid dat Lips ten tijde van het verzoek (tot schorsing van appellante als bestuurder Y) geen certificaathouder of aandeelhouder van de tot het concern behorende entiteiten meer was, nog niet dat curatoren niet als belanghebbenden kunnen worden beschouwd. 21-07-2015
- Gerechtshof Den Haag Bestuurdersaansprakelijkheid. Het hof bekrachtigt het oordeel van de rechtbank dat sprake was van onbehoorlijke taakvervulling door een stichtingsbestuurder bij het laten doorgaan van een conferentie en het aangaan van financiële verplichtingen in dat verband. De stichting verkeerde toen feitelijk in een toestand van faillissement. Het toen voorliggende plan was ambitieuzer geworden, de organisatieperiode was erg kort en de opdracht vergde een forse investering. Appellant treft volgens het hof een verwijt ten aanzien van dit besluit dat geen redelijk handelend bestuurder in deze omstandigheden zou hebben genomen. De grief van appellant faalt. Het hof wijst de vordering van de curator tot een voorschot op de schadevergoeding toe. 26-05-2015
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen. De bestuurder wordt aansprakelijk gesteld vanwege het niet nakomen van verplichtingen door de vennootschap. Aangevoerd wordt onder meer dat de bestuurder ervoor heeft gezorgd dat de vorderingen van eiser niet werden betaald in een periode waarin andere schuldeisers van de vennootschap wel werden voldaan. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende concreet heeft gesteld welk ernstig verwijt gedaagde als (middellijk) bestuurder kan worden gemaakt en wijst de vordering af. 29-07-2015
- Rechtbank Rotterdam Bestuurdersaansprakelijkheid. In deze zaak gaat het om de vraag of het onrechtmatig is dat Beheer B.V. (handelend via haar bestuurder) als bestuurder van Tima B.V. ervoor heeft gezorgd dat Tima de management fee aan Beheer bleef betalen terwijl zij de facturen van (haar contractspartij) Antaser BVBA onbetaald heeft gelaten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend: wanneer een vennootschap die behoort tot een groep van vennootschappen, zoals Tima, niet over voldoende middelen beschikt om haar schuldeisers te voldoen en ook geen concrete perspectieven heeft dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal verbeteren, is het in beginsel onrechtmatig – want in strijd met hetgeen naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt – dat zij een tot haar groep behorende crediteur, in dit geval Beheer, voldoet met voorrang boven niet tot haar groep behorende crediteuren, in dit geval Antaser. Door te bewerkstelligen dat Tima aan haar moedervennootschap Beheer maandelijks een management fee betaalde, waartoe zij de ten behoeve van Antaser ontvangen en aan haar af te dragen gelden gaandeweg verbruikte, terwijl zij Antaser onbetaald liet, heeft Beheer onrechtmatig gehandeld. Deze handelwijze is zo onzorgvuldig dat Beheer daarvan persoonlijk een ernstig verwijt treft. Voor deze onrechtmatige daad van Beheer is de bestuurder van Beheer hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 2:11 BW. 22-07-2015