Naar boven ↑

Update

Nummer 25, 2015
Uitspraken van 21-08-2015 tot 08-09-2015
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de vorige week. Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een OR-nummer om de hele samenvatting te lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine.

In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.

Interne bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0314 heeft een bestuurder van de vennootschap zaken gedaan met een bevriende managing partners van een andere vennootschap in Dubai en de aan deze partners verbonden vennootschappen. Vaststaat dat door, althans in opdracht van deze bestuurder, aan genoemde partners en aan deze laatsten verbonden vennootschappen aanzienlijke bedragen zijn overgemaakt, zonder dat ten aanzien van deze betalingen schriftelijke afspraken zijn gemaakt en daadwerkelijke zekerheden in de vorm van zakelijke rechten zijn bedongen. Ongeacht het antwoord op de vraag of deze betalingen in het belang van de vennootschap zijn geweest, oordeelt de rechtbank dat daarmee sprake is van onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:9 BW. Zoals deze procedure illustreert, wordt bij een dergelijke handelwijze – aldus de rechtbank – een onaanvaardbaar risico genomen dat over de grondslag van de betalingen een geschil ontstaat, dan wel de tegenprestatie niet kan en/of zal worden geleverd. De omstandigheid dat medebestuurders van de gang van zaken op de hoogte zouden zijn geweest, disculpeert niet.

Bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen
In eerste aanleg is een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling van een ex-bestuurder geconstateerd wegens het lenen aan concernvennootschappen zonder het stellen van zekerheden. Het hof stelt in OR 2015-0317 vast dat de bestuurder er redelijkerwijs niet van uit hoefde te gaan dat schuldeisers zouden worden benadeeld, omdat het doorlenen in het belang van het concern was (en dus in het eigen belang van de vennootschap) en omdat hij redelijkerwijs uit mocht gaan van het voortbestaan van de vennootschap. Omdat er externe omstandigheden zijn aangevoerd die oorzaak zijn van het faillissement, faalt het beroep van de curator op artikel 2:248 lid 2 BW.

In OR 2015-0318 vordert de zoon van de oprichter van het Weton-Wesgram-concern als executeur-testamentair, op grond van bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onjuist informeren van zijn vader over onder andere de financiële positie van het concern, schade bestaande uit een niet terugbetaalde en onverhaalbaar gebleken lening. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit e-mailcorrespondentie worden opgemaakt dat de oprichter er ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst van op de hoogte was dat de financiële situatie van het concern zeer slecht was en wijst de vordering af.

Recht van bestuurders op inzage administratie bij faillissement
In OR 2015-0315 vorderen appellanten als directieleden/middellijk bestuurders van (vrijwel) alle 'OAD-vennootschappen' dat zij toegang krijgen tot enkele stukken die de curatoren hebben. De rechter-commissaris had de bestuurders niet-ontvankelijk verklaard, onder meer omdat niet duidelijk was dat de bestuurders als vertegenwoordigers van de OAD-vennootschappen om de informatie vroegen. Nu de bestuurders dit hebben verduidelijkt in hoger beroep oordeelt de rechtbank dat zij in hun verzoek aan de rechter-commissaris hadden moeten worden ontvangen. De rechtbank oordeelt echter dat het verzoek van de OAD-vennootschappen om inzage in de eigen administratie, die thans door de curatoren wordt gehouden, alsnog moet worden afgewezen. De rechtbank wijst er onder meer op dat de OAD-vennootschappen geen eigen belang hebben bij het verkrijgen van inzage in de administratie.

Schijn van vertegenwoordiging en onderzoeksplicht
In OR 2015-0316 zijn Proximedia en appellant, die daarbij optrad ten behoeve van de onderneming OASE, een overeenkomst aangegaan. Proximedia heeft, nadat appellant een aantal facturen onbetaald heeft gelaten, de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op betaling van een verbrekingsvergoeding. In rechte vordert Proximedia betaling van de verbrekingsvergoeding en de onbetaald gebleven facturen. De vordering van Proximedia wordt door de kantonrechter toegewezen. Appellant komt met zijn grief in hoger beroep op tegen de overweging van de kantonrechter dat appellant bij de totstandkoming van de overeenkomst zich als (mede)eigenaar van OASE heeft uitgegeven. Het hof oordeelt dat beslissend is hetgeen de betrokkenen bij het aangaan van de overeenkomst jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden. Gelet op de omstandigheden dat in de overeenkomst staat vermeld dat OASE de contractpartij van Proximedia is, deze als een eenmanszaak is aangeduid en appellant de overeenkomst heeft ondertekend in zijn hoedanigheid van 'eigenaar', moet worden aangenomen dat Proximedia met appellant een overeenkomst heeft gesloten, handelende onder de naam OASE. Dat Proximedia de juistheid van de gegevens bij de KvK had kunnen controleren, brengt nog niet mee dat zij daartoe jegens appellant was gehouden en bij het aangaan van de overeenkomst niet op de juistheid van de gegevens zoals die in de overeenkomst zijn opgetekend mocht afgaan, zonder eerst het handelsregister van de KvK te raadplegen.

Beëindiging maatschap
Partijen in OR 2015-0319 zijn met elkaar een maatschapsovereenkomst aangegaan. Appellanten bestrijden dat die overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Het hof stelt voorop dat indien gebruik wordt gemaakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van een maatschapsovereenkomst, de beëindiging op grond van een dergelijke bevoegdheid niet rechtsgeldig is indien gebruikmaking van die bevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (vgl. HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). Het hof is echter (met de rechtbank) van oordeel dat de verstandhouding tussen de maten ten tijde van de opzegging dermate slecht was dat een werkbare situatie ontbrak en dat bij deze stand van zaken van de opzeggende maten niet gevergd kon worden dat de onwerkbare situatie nog werd gecontinueerd. Slotsom is dat de opzegging ten aanzien van appellanten wegens een dringende reden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is te achten en aldus rechtsgeldig is geschied.

Aansprakelijkheid accountant
In OR 2015-0320 verwijten twee commanditaire vennoten BDO Accountants en Belastingadviseurs B.V. dat jaarrekeningen van de CV zijn goedgekeurd waarin geen voorziening was opgenomen voor een miljoenenclaim die tegen de CV was ingesteld. Zij stellen daardoor schade te hebben geleden. De rechtbank wijst deze vordering af. De rechtbank overweegt dat voor de vraag aan de hand van welke maatstaf hier moet worden beoordeeld of de accountant van BDO onrechtmatig heeft gehandeld, aansluiting kan worden gezocht bij de maatstaf zoals die door de Hoge Raad is gegeven in het Vie d’Or-arrest van 13 oktober 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AW2080). De accountant is weliswaar in verband met deze kwestie tuchtrechtelijk berispt, maar volgens de rechtbank biedt de tuchtrechtuitspraak geen steun voor de stelling dat BDO de jaarrekeningen niet had mogen goedkeuren wegens het ontbreken van een voorziening. Of de CV gehouden was een voorziening in haar balans op te nemen in verband met de claims, moet volgens de rechtbank worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die hiervoor destijds golden, te vinden in artikel 2:374 BW en de richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) zoals die destijds luidden. Uitgaande van een onzekerheidspercentage van vijftig procent (zoals de proceskansen in 1995 werden ingeschat door de advocaat van de CV) vindt de rechtbank dat de directie van de CV in redelijkheid heeft kunnen besluiten om (nog) geen voorziening op te nemen in de balans in verband met de claims omdat daarover onvoldoende zekerheid bestond, en te volstaan met een vermelding van die claims in de toelichting op de balans.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank