Naar boven ↑

Update

Nummer 28, 2015
Uitspraken van 18-10-2015 tot 23-10-2015
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Rechtspraak

Hierbij de nieuwsbrief van deze week. Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een OR-nummer om de hele samenvatting te lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine.

In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.

Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0348 overweegt het hof dat, nu het bestuur van WD, waarvan destijds alleen geïntimeerde deel uitmaakte, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de tijdig te publiceren en geen sprake is van een onbelangrijk verzuim, op grond van artikel 2:248 lid 2 BW vaststaat dat het bestuur zijn taak ook voor het overige onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van WD. Geïntimeerde ontzenuwt dit vermoeden door aannemelijk te maken dat een verkeersongeval een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het ligt aldus op de weg van de curator om op de voet van artikel 2:248 lid 1 BW aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen redelijk denkend bestuurder WD zo lang zou hebben voortgezet als geïntimeerde heeft gedaan en daarbij de schulden flink zou hebben laten oplopen. De curator heeft aannemelijk gemaakt dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.

In OR 2015-0352 zorgt omzetten en uitgifte van nieuwe aandelen voor een verwatering waardoor de houder van een pandrecht op aandelen in een slechtere positie terechtkomt. Er bestaat geen regel die een aandelenemissie verbiedt in het geval dat er al een pandrecht rust op (een deel van) de reeds bestaande aandelen in een vennootschap. Dat betekent echter niet dat een dergelijke emissie, zonder rekening te houden met de belangen van de pandhouder, ook onder alle omstandigheden geoorloofd is. Il Primo c.s. doet het onterecht voorkomen alsof SHS een willekeurige schuldeiser is die zekerheid heeft bedongen en daarbij bewust het risico op verwatering heeft aanvaard, aldus de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat onzorgvuldig is gehandeld jegens SHS door mee te werken aan de aandelenemissie, zonder rekening te houden met de belangen van SHS. Gelet op de omstandigheden van dit geval kan niet gezegd worden dat SHS haar zaken beter had moeten regelen. Moonen had er in zijn hoedanigheid van bestuurder van de betrokken rechtspersonen zorg voor moeten dragen dat recht werd gedaan aan de positie van SHS, bijvoorbeeld door het stellen van adequate vervangende zekerheid. Van zijn handelen (of juist nalaten) op dit punt treft hem persoonlijk een ernstig verwijt. De rechtbank is voorts van oordeel dat de wetenschap en het handelen van Moonen als enig bestuurder van Il Primo en Il Meglio aan die vennootschappen kan worden toegerekend. Los van artikel 6:166 BW, zijn zij naast Moonen hoofdelijk aansprakelijk voor de door SHS geleden schade. Aan de vereisten van artikel 6:166 BW is ook voldaan.

In OR 2015-0351 richten X BV en A BV  de besloten vennootschap Z op om te handelen in kunst. Na het beëindigen van de handelsactiviteiten ontstaan er problemen. A BV heeft haar naam gewijzigd in B BV. De DGA van X BV houdt de DGA van B BV hoofdelijk aansprakelijk voor het onbetaald blijven van de door X BV aan de vennootschap verzonden facturen. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van vereenzelviging. De DGA van B BV is hoofdelijk aansprakelijk voor diverse schadeposten.

Bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen
In OR 2015-0347 staat de administratieplicht centraal. De eisen die artikel 2:10 BW stelt, hangen mede af, van de aard en opzet, alsmede de organisatie van de onderneming van de rechtspersoon en haar werkzaamheden. Daarbij gaat het erom dat het bestuur op verantwoorde wijze beslissingen kan nemen op basis van betrouwbare informatie over de financiële positie van de vennootschap en dat uit die informatie, ook voor een faillissementscurator, een eenduidig en getrouw beeld volgt van de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon. Ondanks het ontbreken van grootboekoverzichten, debiteuren- en crediteurenlijsten, journaalposten en kolommenbalansen, geeft de wel aanwezige 'onderliggende administratie' een redelijk inzicht in de vermogenstoestand. Voor de vraag of de rechtshandeling de schuldeisers van de vennootschappen heeft benadeeld, moet de hypothetische situatie waarin de schuldeisers zouden hebben verkeerd zonder de gewraakte rechtshandeling worden vergeleken met de situatie waarin zij zich feitelijk bevinden als die rechtshandeling onaangetast blijft. Het gaat er daarbij om of de met de rechtshandeling samenhangende voor- en nadelen tot benadeling van de schuldeisers hebben geleid. Het enkele feit dat de vennootschappen hun bedrijfsvoering ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst hadden gestaakt, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer met zich dat het niet noodzakelijk was om een kantoorruimte te huren.

In OR 2015-0345 gaan een VOF en een BV een samenwerking aan. De BV gaat vervolgens failliet, waarna de bestuurder van de BV wordt aangesproken door de VOF. De kantonrechter oordeelt dat de VOF op de hoogte was van de slechte financiële situatie van de BV waardoor er geen sprake kan zijn van zodanig onzorgvuldig handelen van de bestuurder dat hij persoonlijk aansprakelijk is.

Afgeleide schade en de CV
In OR 2015-0350 vorderen participanten in een CV schadevergoeding van de beherend vennoot op grond van onrechtmatige gedragingen van deze beherend vennoot. Het hof pas de norm uit Poot/ABP toe. Ondanks dat de CV geen rechtspersoon is, heeft zij een van de vennoten afgescheiden vermogen en kan zij, als drager van eigen rechten en plichten, aan het rechtsverkeer deelnemen. Er is sprake van afgeleide schade. Ook als vast zou komen te staan dat er sprake is van onrechtmatige gedragingen, dan zijn dit onrechtmatige gedragingen jegens de CV. Er is door de geïntimeerden geen specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens appelanten geschonden als gevolg waarvan appelanten schade hebben geleden.

Uitleg van een bindend adviesclausule bij een CV
In OR 2015-0349 staat de uitleg centraal van een bindend adviesclausule in een CV akte. De stille vennoten hebben de CV met algemene stemmen ontbonden en de beherend vennoot aangesteld als vereffenaar. In deze procedure vorderen de vennoten, verkort weergegeven, dat de rechtbank een deskundige aanstelt die de liquidatie en vereffening van de CV controleert, mede ter controle of de beherend vennoot onrechtmatig jegens de CV heeft gehandeld. In de CV akte is opgenomen dat alle geschillen worden beslecht door een bindend advies overeenkomstig het reglement van het NAI. Bindend adviseurs hadden eerder geoordeeld dat een besluit van de vennotenvergadering, inhoudende de beëindiging van de positie van de beherend vennoot, in strijd is met redelijkheid en billijkheid en dat aan dat besluit geen rechtens effect toekomt. De rechtbank in deze zaak heeft, samengevat, geoordeeld dat de bindend advies clausule zodanig ruim is dat daaronder ook geschillen over de vereffening moeten worden verstaan, en heeft zich daarom onbevoegd verklaard. De grieven in hoger beroep hebben onder meer betrekking op de vraag hoe de bindend adviesclausule moet worden uitgelegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de tekst van de clausule duidt op een ruime reikwijdte. Door de vennoten zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een meer restrictieve uitleg zouden moeten leiden, aldus het hof.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hof

Rechtbank