Naar boven ↑

Update

Nummer 30, 2015
Uitspraken van 19-11-2015 tot 08-12-2015
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

 

 

Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin een korte weergave van de recente ondernemingsrechtelijke uitspraken.

Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een OR-nummer om de hele samenvatting te lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine om te zoeken op artikelnummer, onderwerp, advocaat, rechter en nog veel meer!

In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.

Aansprakelijkheid directie Landis voor koersschade van beleggers
In OR 2015-0384 spreken de VEB en Stichting VEB-Actie Landis de directie van Landis Group N.V. aan voor de door beleggers geleden (koers)schade die is ontstaan als gevolg van – onder verantwoordelijkheid van die directie uitgebrachte – misleidende jaarrekeningen en publieke berichtgeving. Met een verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3225), die eerder de ‘misleidendheid’ heeft vastgesteld, concludeert de Rechtbank Amsterdam, met de VEB, dat de directie ter zake onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van de aandeelhouders van Landis. De aandeelhouders kunnen worden aangemerkt als ‘derden’ in de zin van artikel 2:139 BW. Mede in het licht van de niet-concrete betwisting hiervan door X acht de rechtbank voldoende vaststaan dat er sprake is van een causaal verband tussen de misleidende jaarrekening en de uitlatingen enerzijds en de door de aandeelhouders geleden schade anderzijds.

HR: Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het niet betalen van de werkgeverspremie
In OR 2015-0372 wordt de bestuurder van een BV, die de werkgeverspremie aan het UWV niet betaald heeft, aansprakelijk gesteld door het UWV. De bestuurder had een vordering die zijn BV op een derde had en waarover een procedure liep aan het UWV verpand, terwijl de rechtbank ten tijde van de verpanding al een afwijzend vonnis had gewezen met betrekking tot die vordering. Daarnaast had de bestuurder in privé betaling van een vordering van zijn andere BV ontvangen, wat hij niet gemeld had aan het UWV. Het hof oordeelde dat, hoewel de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kon worden, er niet genoeg causaal verband bestond tussen de gestelde schade van het UWV en de gedragingen van de bestuurder. De Hoge Raad vernietigt in overeenstemming met de conclusie van de A-G het arrest en verwijst terug naar het hof voor verdere behandeling.

Geen bestuurdersaansprakelijkheid ondanks niet-nakoming afbetalingsregeling
In OR 2015-0383 spreekt een crediteur de bestuurder van een BV aan vanwege de niet-nakoming door die BV van een met de crediteur gesloten afbetalingsregeling. Als gevolg van die regeling is eerder het faillissement van de BV vernietigd. De rechtbank wijst de vorderingen echter af, nu naar haar oordeel onvoldoende vaststaat dat de bestuurder een ernstig verwijt is te maken. Het enkele feit dat de bestuurder, ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, niet over voldoende middelen beschikte om deze te honoreren, leidt nog niet tot voorzienbare benadeling in de zin van artikel 2:9 BW (in samenhang met de Beklamel-norm).

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het bevoordelen van de bestuurder ten nadele van de vennootschap
In OR 2015-0382 stelt een BV haar voormalig statutair bestuurder aansprakelijk op grond van artikel 2:9 BW. De bestuurder wordt het verwijt gemaakt dat hij ten nadele van de vennootschap, kort gezegd, (i) een huurovereenkomst met zichzelf is aangegaan met betrekking tot een door hem in eigendom gehouden perceel; (ii) die overeenkomst vervolgens heeft opgezegd nadat hij dat perceel had verkocht, zodat de vennootschap met de nieuwe eigenaar een nieuwe overeenkomst moest sluiten, en (iii) namens de vennootschap aan zichzelf een niet-zakelijke lening heeft verstrekt. Het aangaan van de huurovereenkomst door de bestuurder kan volgens het hof niet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar, aangezien niet is bewezen dat geen redelijk denkend bestuurder deze overeenkomst zou hebben gesloten. Het – ten nadele van de vennootschap – beëindigen van deze overeenkomst kan in de gegeven omstandigheden wel als zodanig worden aangemerkt, net als het aan zichzelf in privé verstrekken van een aanzienlijke lening onder zeer gunstige voorwaarden.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het aan de rechtspersoon onttrekken van personen
In OR 2015-0385 worden gedaagden – kennelijk als bestuurders – aangesproken door twee stichtingen en een kerkgenootschap in verband met kennelijk door hen aan die rechtspersonen onttrokken personen. Deze uitspraak vormt het sluitstuk van de procedure, nadat de rechtbank eerder in een tussenvonnis – als eindoordeel – heeft beslist dat inderdaad sprake is van onrechtmatige onttrekkingen en aansprakelijkheid van gedaagden. In het tussenvonnis zijn eisers toegelaten tot bewijslevering ten aanzien van enkele, nog niet toegewezen vorderingen. Nu eisers hebben afgezien van aanvullende bewijslevering, worden die resterende vorderingen afgewezen. Een van de gedaagden heeft nog aangevoerd dat zijn verklaring ter zitting verkeerd in het vonnis is opgenomen en de rechtbank verzocht haar oordeel te heroverwegen met inachtneming van de juiste verklaring. De rechtbank passeert dit verzoek, nu het gaat om een eindoordeel en niet gebleken is dat dit gebaseerd is op onhoudbare feiten.

Bestuurdersaansprakelijkheid: ten onrechte geen accountantsverklaring gedeponeerd
In OR 2015-0379 wordt aansprakelijkheid van de bestuurder gevorderd op grond van artikel 2:248 BW. In het licht van de bewijsvermoedens van lid 2 van dit artikel staat in dit geschil centraal de vraag in hoeverre is voldaan aan de administratie- c.q. publicatieplicht. Omdat de hardcopy administratie onder het beheer van de curator (gedeeltelijk) is verdwenen, zal een deskundige aan de hand van de resterende stukken moeten beoordelen in hoeverre met de verdwenen stukken (wel) aan de eisen van artikel 2:10 BW was voldaan. Hoewel er ten onrechte geen accountantsverklaring is gedeponeerd, en dus vaststaat dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en vermoed wordt dat dit een belangrijke oorzaak is voor het faillissement, slagen de bestuurders erin dit vermoeden te weerleggen. Het hof komt hen hierin deels tegemoet, om te voorkomen dat zij in een slechtere bewijspositie komen te verkeren vanwege het kwijtraken van stukken door de curator.

Bestuurdersaansprakelijkheid in verband met een kasrondje
In OR 2015-0371 spreekt de curator de enig bestuurder en aandeelhouder (X) aan in verband met een 'kasrondje' rondom de oprichting van gefailleerde en een door gefailleerde met X gesloten koopovereenkomst, waarbij alle activa zijn verkocht tegen verrekening van de koopprijs. Het verweer van X dat het stortingsbedrag na oprichting is teruggestort omdat gefailleerde nog niet beschikte over een bankpas en X zo namens gefailleerde investeringen kon doen, faalt. De noodzaak van deze opzet is onvoldoende door X aannemelijk gemaakt. X dient derhalve (alsnog) het stortingsbedrag aan de boedel te voldoen. De vordering ten aanzien van de koopovereenkomst faalt, nu de gezamenlijke schuldeisers vanwege het uitblijven van levering niet zijn benadeeld. De verkochte goederen maken immers nog deel uit van de boedel.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens wegsluizen onverschuldigd ontvangen bedrag
In OR 2015-0374 gaat het om een abusievelijke betaling door Oakley Inc. op de rekening van GEM Capital, bedoeld voor Veritrans. Het bedrag is van de rekening gehaald door GEM Capital. De vordering van onverschuldigde betaling op GEM Capital wordt overgedragen op Veritrans. Veritrans vordert betaling van het bedrag en stelt dat X als bestuurder van GEM Capital persoonlijk aansprakelijk is voor het verdwenen bedrag. X is bij verstek veroordeeld maar stelt een verzetprocedure in. De kantonrechter acht het aannemelijk dat het bedrag op de betreffende rekening is overgemaakt door Oakley Inc. en vervolgens verdwenen is. Het verweer van X, dat hij niet betrokken is geweest bij GEM Capital sinds 8 juni 2008, is volgens de rechter niet voldoende. X had zijn verweer nader moeten motiveren. De rechter oordeelt dat X betrokken is geweest bij het wegsluizen van het verschuldigde bedrag, dat X om die reden een persoonlijk een ernstig verwijt treft en aansprakelijk is voor de schade.

Curator komt geen vordering op grond van artikel 2:180 BW toe
In OR 2015-0380 heeft de curator de aandeelhouders van de failliete vennootschap op grond van artikel 2:180 lid 2 BW aangesproken voor de helft van het faillissementstekort, omdat zij de door hen genomen aandelen in het aandelenkapitaal van gefailleerde nog niet hadden volgestort. De rechtbank komt tot de conclusie dat de curator geen vorderingsrecht toekomt op grond van artikel 2:180 BW. Deze vordering komt slechts een specifieke groep crediteuren toe: namelijk crediteuren waarmee de gefailleerde rechtshandelingen heeft verricht.

Hoge Raad wijst zekerheidsstelling voor de proceskosten op grond van de artikelen 224 lid 1 Rv en 414 lid 1 Rv af
In OR 2015-0378 ontstaat tussen de strijdende partijen een geschil over de noodzaak tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten op grond van de artikelen 224 Rv en 441 Rv na afwijzing van het verzet in een hoger beroep-procedure tegen een faillietverklaring van twee statutair in Amsterdam gevestigde vennootschappen met beide een postadres in Dubai. De Hoge Raad oordeelt dat niet in geding is dat Sypesteyn statutair in Amsterdam is gevestigd en dat Sypesteyn daarom, gezien artikel 1:10 lid 2 BW, een woonplaats heeft in Nederland. Er bestaat daarom geen grond voor een bevel tot zekerheidsstelling voor de proceskosten op grond van de artikelen 224 lid 1 Rv en 414 lid 1 Rv.

Schijn van vertegenwoordiging vennootschap door het aangaan van een overeenkomst door de bedrijfsleider
In OR 2015-0377 staat de vraag centraal of de vennootschap rechtsgeldig is vertegenwoordigd bij het aangaan van een koopovereenkomst met ATS met betrekking tot een door ATS aan de vennootschap te leveren product. Volgens de vennootschap was slechts haar directeur en niet haar bedrijfsleider bevoegd om die overeenkomst te sluiten. Het hof stelt als uitgangspunt voorop dat voor toerekening van de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan de vennootschap ook plaats kan zijn wanneer ATS gerechtvaardigd heeft vertrouwd op het verlenen van volmacht aan de bedrijfsleider op grond van feiten of omstandigheden die voor risico van de vennootschap komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. In navolging van de kantonrechter komt het hof tot de conclusie dat de directeur van de vennootschap voldoende bekend was met de gang van zaken en derhalve had moeten ingrijpen, indien hij niet wilde dat er een overeenkomst tot stand zou komen.

Rabobank aangesproken door STAK OAD-groep voor het veroorzaken van faillissement (afgeleide schade)
In OR 2015-0373 verwijt de Stichting Administratiekantoor OAD-Groep Holding de Rabobank dat zij door het op onregelmatige wijze opzeggen van de kredietovereenkomst het faillissement van OAD heeft veroorzaakt en daarmee het waardeloos worden van de aandelen van de Stichting. De Stichting (aandeelhoudster van het OAD-concern) vordert van de Rabobank een vergoeding voor deze waardevermindering van de aandelen. De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering niet toe, omdat zij van oordeel is dat de aandeelhouder deze vordering niet kan instellen. Op het uitgangspunt dat alleen (de curator van) OAD zelf schadevergoeding kan vorderen vanwege waardevermindering van aandelen (vgl. Poot/ABP) heeft de Hoge Raad alleen een uitzondering gemaakt als er ook specifiek tegenover de aandeelhouder onrechtmatig is gehandeld. Van deze uitzonderingssituatie is volgens de rechtbank geen sprake.

Adviseur aansprakelijk gesteld wegens ontbinding maatschapsovereenkomst
In OR 2015-0370 vordert een medisch specialist schadevergoeding van een externe organisatieadviseur in verband met de ontbinding van zijn maatschapsovereenkomst. De specialist stelt dat wat betreft het causale verband tussen het onrechtmatig handelen van de organisatieadviseur en zijn schade de omkeringsregel van toepassing is, nu de organisatieadviseur tuchtrechtelijke normen heeft geschonden die strekken tot het voorkomen van een specifiek gevaar. De rechtbank gaat hier niet in mee en oordeelt dat deze normen niet als zodanig gekwalificeerd kunnen worden. Deze normen dienen slechts om opdrachtgevers een beeld te geven van wat zij mogen verwachten van hun adviseurs en niet tot het voorkomen van een specifiek gevaar. Voor het overige vindt de rechtbank onvoldoende grond voor een causaal verband, mede vanwege de grote en al lange tijd bestaande interne problemen binnen de maatschap.

Passeren van niet-ontvankelijkheidsverweer omdat wederpartij voldoende duidelijk is
In OR 2015-0375 vordert een maat van de maatschap het aanstellen van een deskundige over aanpassing van de maatschapsovereenkomst. Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de gedaagden wordt afgewezen, maar de vorderingen van de eiser ook. Hoewel de dagvaarding door de holding van eiser had moeten worden uitgebracht (in plaats van door eiser), is voor gedaagden voldoende duidelijk wie hun wederpartij is. De voorzieningenrechter passeert om die reden het niet-ontvankelijkheidsverweer (HR 13 december 2013, NJ 2015/307). De inhoudelijke vordering faalt, omdat de door eiser beoogde aanpassing al in een arbitrale procedure is afgewezen en dat vonnis kracht van gewijsde heeft.

Ondernemingskamer

Aanvullende onmiddellijke voorzieningen in Cunico tegen handelen OK-functionarissen afgewezen
In OR 2015-0376 oordeelt de Ondernemingskamer over aanvullende verzochte voorzieningen in een reeds lopende enquêteprocedure, die betrekking heeft op de vennootschap Cunico. De verzochte voorzieningen van aandeelhouder IMR hebben de strekking te voorkomen dat de door de Ondernemingskamer benoemde functionarissen doorgang geven aan het door hen voorgestelde biedingsproces tussen de aandeelhouders, althans om te voorkomen dat de voorkeursrechten van (een van) de aandeelhouders daarbij worden uitgesloten. De Ondernemingskamer oordeelt dat de OK-functionarissen in redelijkheid hebben kunnen besluiten een biedingsproces te laten plaatsvinden en dat zij ruimschoots aannemelijk hebben gemaakt de noodzaak dat dit proces op zo kort mogelijke termijn ongehinderd plaats kan vinden. De Ondernemingskamer wijst de door IMR verzochte voorzieningen af.

Enquêteverzoek afgewezen
In OR 2015-0387 verzoekt de heer X de Ondernemingskamer een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Slutter en Van Leijden B.V., Fada Verde B.V. en Elsoba B.V. De heer X heeft aangevoerd dat bestuurder Elsoba B.V. stelselmatig sommen geld ten gunste van aan haar gelieerde ondernemingen aan Slutter en Van Leijden B.V. heeft onttrokken, dat Elsoba B.V. geen verantwoording wenst af te leggen of volledige inzage wenst te geven in de financiële informatie en dat op het verzoek om een algemene vergadering van aandeelhouders te beleggen niet wordt ingegaan. Gelet op de toezeggingen van de heer Y (in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van Slutter en Van Leijden B.V.), waarvan de Ondernemingskamer aanneemt dat Slutter en Van Leijden B.V. ze gestand zal doen, ziet de Ondernemingskamer in dit stadium onvoldoende aanleiding een onderzoek te gelasten en wijst het verzoek van de heer X af.

Enquêteverzoek afgewezen (nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl)
In OR 2015-0388 verzoekt aandeelhouder Reef Hout Mauritius Ltd. de Ondernemingskamer een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Reef Group B.V. (in faillissement) met betrekking tot het financiële en transfer pricing-beleid van Reef Group B.V. ten aanzien van haar (voormalig) dochteronderneming Transformation Reef Cameroon S/A. De Ondernemingskamer oordeelt dat hetgeen Reef Hout Mauritius Ltd. heeft aangevoerd, mede in het licht van de overige omstandigheden van het geval, hetzij van onvoldoende gewicht is om een enquête te rechtvaardigen, hetzij niet leidt tot de slotsom dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank