Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende.
Botsing tussen aandeelhoudersovereenkomst en statuten
In OR 2015-0045 speelt een botsing tussen de wet en statuten en een aandeelhoudersovereenkomst, waarbij de laatste aan het kortste eind trekt. Een bestuurder, tevens voor 25% aandeelhouder, is op de hoogte gebracht van de wens van de andere aandeelhouders om de bestuurder te ontslaan. De bestuurder is als aandeelhouder echter partij bij een aandeelhoudersovereenkomst waarin, in tegenstelling tot het dwingendrechtelijke vereiste van twee derde meerderheid (zoals ook opgenomen in de statuten), unanimiteit wordt vereist voor het aandeelhoudersbesluit tot ontslag van een bestuurder. Met betrekking tot de verhouding tussen de unanimiteit die door de aandeelhoudersovereenkomst wordt vereist voor ontslag enerzijds en de twee derde meerderheid die dwingendrechtelijk wordt vereist door artikel 2:244 lid 2 BW en in de statuten is opgenomen, overweegt het hof als volgt. Het hof laat in het midden of het bepaalde in de aandeelhoudersovereenkomst in beginsel afdwingbaar is, omdat zich naar het oordeel van het hof hier in ieder geval de situatie voordoet dat artikel 2:8 lid 2 BW aan het vorderen van nakoming in de weg staat. Het hof acht, gelet op het belang van de vennootschap, toepassing van het artikel van de aandeelhoudersovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De wettelijke regeling van artikel 2:244 BW dient ertoe ervoor te waken dat ontslag van een bestuurder te zeer wordt bemoeilijkt, dan wel onmogelijk wordt gemaakt. Deze regeling dient het belang van de vennootschap. In de statuten kan hier niet van worden afgeweken. De gedachte die uit de wettelijke regeling spreekt, is dat het handhaven van een bestuurder tegen de wens van aandeelhouders in die tezamen meer dan twee derde van de uitgebrachte stemmen en meer dan de helft van het kapitaal vertegenwoordigen, in het algemeen op gespannen voet zal komen te staan met het vennootschapsbelang en dat deze situatie dient te worden voorkomen. Tegen de achtergrond van het voorgaande zal een vordering tot nakoming van een in een aandeelhoudersovereenkomst opgenomen bepaling als de onderhavige, die ertoe strekt te beletten dat een bestuurder/aandeelhouder tegen zijn/haar wil kan worden ontslagen ook al wensen de overige aandeelhouders (die 75% van het kapitaal vertegenwoordigen) dit ontslag wel, met het oog op het belang van de vennootschap al spoedig naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moeten worden geacht.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2015-0044 spreekt de curator de bestuurder van de vennootschap aan in verband met (gesteld) paulianeus handelen. De curator beroept zich onder meer op artikel 2:248 BW. De vordering jegens de bestuurder van de gefailleerde vennootschap wordt echter afgewezen. Weliswaar staat krachtens het bepaalde in artikel 2:248 BW vast dat de bestuurder van de gefailleerde vennootschap zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld, doch de bestuurder heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.
In OR 2015-0040 staat het onderwerp doorbraak van aansprakelijkheid centraal. Het Hof Amsterdam oordeelt, dat Revest NV onrechtmatig handelt jegens een schuldeiser van haar dochtervennootschap Revest BV, nu komt vast te staan dat Revest BV wel andere schuldeisers betaalde, maar niet de specifieke schuldeiser, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestond. Er is dus sprake van onrechtmatige betalingsonwil. Het hof stelt voorop dat Revest NV als aandeelhouder (en bestuurder) in beginsel niet aansprakelijk is voor de schulden van Revest BV aan de schuldeiser, maar dat dit beginsel echter uitzondering lijdt indien het handelen van Revest NV als aandeelhouder en bestuurder kan worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad jegens schuldeiser. Derhalve is voor aansprakelijkheid vereist dat Revest NV een ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van de niet-nakoming van de verplichtingen van Revest BV jegens de schuldeiser. Daarvan is onder meer sprake bij betalingsonwil of selectieve betaling, waarvan in casu sprake is.
In OR 2015-0039 wordt Van Gelder Ridderkerk B.V. aangesproken in verband met (door haar werkmaatschappij) onbetaald gelaten facturen. Van Gelder Ridderkerk B.V. stelt echter dat niet zij maar haar werkmaatschappij aansprakelijk was voor die facturen. Eisers slagen niet in het leveren van bewijs dat Van Gelder Ridderkerk B.V. opdrachtgever was. Volgens de kantonrechter is bovendien geen sprake van vereenzelviging, omdat voor eisers duidelijk was dat sprake was van twee aparte vennootschappen. Ook oordeelt de kantonrecht dat eisers onvoldoende hebben gesteld voor de conclusie dat Van Gelder Ridderkerk B.V. – als bestuurder van de werkmaatschappij – een ernstig verwijt kan worden gemaakt vanwege verhaalsfrustratie.
In OR 2015-0038 vecht mevrouw Erbudak haar ontslag aan als bestuurder van het Slotervaartziekenhuis. Het Slotervaartziekenhuis houdt haar in reconventie persoonlijk aansprakelijk houdt voor diverse malversaties. De rechtbank oordeelt dat het Slotervaartziekenhuis ten aanzien van het ontslag van Erbudak als bestuurder in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat de spanningen in diverse geledingen van het ziekenhuis al langer bestonden en dat er, na de schorsing van eiseres, ernstige zaken boven water zijn gekomen, op grond waarvan het ontslag is gegeven. Ten aanzien van meerdere vorderingen van het Slotervaartziekenhuis stelt de rechtbank vast dat Erbudak toerekenbaar tekort is geschoten jegens Slotervaartziekenhuis, dan wel onrechtmatig jegens het ziekenhuis heeft gehandeld. Zij wordt dan ook aansprakelijk gehouden voor de door het Slotervaartziekenhuis geleden schade.
Wanneer is er sprake van een borgtocht?
In OR 2015-0043 hebben appellanten zich hoofdelijk medeaansprakelijk gesteld voor de verplichtingen van de vereniging die voortvloeien uit een door haar met geïntimeerde aangegane geldlening. Geïntimeerde spreekt appellanten aan tot betaling. Appellanten verweren zich met een beroep op artikel 1:88 lid 1 BW en het ontbreken van de vereiste toestemming van hun echtgenotes. Anders dan de kantonrechter oordeelde, valt de overeenkomst volgens het hof onder het bereik van artikel 1:88 lid 1 BW. Er is sprake van een borgtocht – ongeacht of partijen die term of een andere hebben gebezigd – als iemand zich verbindt de schuld van een ander te voldoen en hij zich bij de schuldeiser aandient als iemand aan wie deze schuld zelf niet aangaat. Het hof merkt de hoofdelijke aansprakelijkheidsstelling van appellanten dan ook aan als borgtocht, waarvoor appellanten toestemming van hun echtgenotes behoefden. De vordering van geïntimeerde jegens appellanten wijst het hof af.
Ontslag bestuurder betekent niet automatisch einde managementovereenkomst
In OR 2015-0042 komt het ontslag van een statutair bestuurder aan bod. Het hof oordeelt dat een dergelijk ontslag niet tevens het einde van de managementovereenkomst met zich brengt. In casu is de managementovereenkomst rechtsgeldig opgezegd waarbij alsnog een opzegtermijn van zes maanden zoals overeengekomen in acht moet worden genomen.
Ontklemming
In OR 2015-0046 komt ontklemming aan de orde. Optas Pensioenen N.V. verzoekt de rechter om op grond van artikel 2:18 lid 4 BW toestemming te verlenen tot ontklemming. Optas Pensioenen N.V. is (rechtsopvolger van) een in een naamloze vennootschap omgezette stichting. Artikel 2:18 lid 6 BW bepaalt dat na omzetting van een stichting uit de statuten moet blijken dat het vermogen dat zij bij de omzetting heeft en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven. Hetzelfde geldt voor de statuten van een rechtspersoon voor zover dit vermogen en deze vruchten daarop krachtens fusie of splitsing zijn overgegaan. De rechtbank overweegt dat de vraag die centraal staat is of door de ontklemming derden worden benadeeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid dan wel of sprake is van een verandering van doelstelling in strijd met de openbare orde. Volgens de rechtbank is daarvan geen sprake. De rechtbank wijst het verzoek toe.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof Amsterdam Doorbraak van aansprakelijkheid. Revest NV handelt onrechtmatig jegens een schuldeiser (X) van haar dochtervennootschap Revest BV, nu komt vast te staan dat Revest BV wel andere schuldeisers betaalde, maar niet X, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestond. Er is sprake van onrechtmatige betalingsonwil. Anders dan Revest NV stelt is de kantonrechter niet in strijd met artikel 24 Rv buiten de aangevoerde gronden getreden, omdat hetgeen door X is aangedragen, in het licht van de omstandigheid dat niet Y maar wel Revest NV in rechte was betrokken en Y ook formeel bestuurder was van Revest NV, niet anders worden begrepen dan dat X heeft beoogd aan te voeren dat Revest NV als moedermaatschappij (en bestuurder) van Revest BV onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door de financiële middelen van Revest BV wel te gebruiken om andere schuldeisers te betalen, maar niet tevens X. 13-01-2015
- Gerechtshof Amsterdam Een bestuurder is op de hoogte gebracht van de wens van de andere aandeelhouders om de bestuurder te ontslaan. De bestuurder is partij bij een aandeelhoudersovereenkomst waarin, in tegenstelling tot het dwingendrechtelijke vereiste van twee derde meerderheid (zoals ook opgenomen in de statuten), unanimiteit wordt vereist voor het aandeelhoudersbesluit tot ontslag van een bestuurder. Het hof oordeelt dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staat aan de toepassing van de bepaling uit de aandeelhoudersovereenkomst. De wettelijke regeling van artikel 2:244 BW dient ertoe ervoor te waken dat ontslag van een bestuurder te zeer wordt bemoeilijkt, dan wel onmogelijk wordt gemaakt. Deze regeling dient het belang van de vennootschap. In de statuten kan hier niet van worden afgeweken. 13-01-2015
- Gerechtshof Amsterdam Appellanten hebben zich hoofdelijk medeaansprakelijk gesteld voor de verplichtingen van de vereniging die voortvloeien uit een door haar met geïntimeerde aangegane geldlening. Geïntimeerde spreekt appellanten aan tot betaling. Appellanten verweren zich met een beroep op artikel 1:88 lid 1 BW en het ontbreken van de vereiste toestemming van hun echtgenotes. Anders dan de kantonrechter oordeelde, valt de overeenkomst volgens het hof onder het bereik van artikel 1:88 lid 1 BW. Het hof merkt de hoofdelijke aansprakelijkheidsstelling van appellanten aan als borgtocht, waarvoor appellanten toestemming van hun echtgenotes behoefden. De vordering van geïntimeerde jegens appellanten wijst het hof af. 30-09-2014
- Gerechtshof Amsterdam Ontslag als statutair bestuurder niet tevens einde managementovereenkomst. Dit mag niet te lichtvaardig worden aangenomen. Aangetekende brief en vermelden grond opzegging vereist. Managementovereenkomst in casu rechtsgeldig met een opzegtermijn van zes maanden opgezegd. 09-09-2014
Rechtbank
- Rechtbank Amsterdam Ten aanzien van het ontslag van eiseres als bestuurder van het Slotervaartziekenhuis heeft het Slotervaartziekenhuis volgens de rechtbank in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat de spanningen in diverse geledingen van het ziekenhuis al langer bestonden en dat er, na de schorsing van eiseres, ernstige zaken boven water zijn gekomen, op grond waarvan het ontslag is gegeven. Ten aanzien van meerdere vorderingen van het Slotervaartziekenhuis stelt de rechtbank vast dat eiseres toerekenbaar tekort is geschoten jegens Slotervaartziekenhuis, dan wel onrechtmatig jegens het ziekenhuis heeft gehandeld. 21-01-2015
- Rechtbank Rotterdam Optas Pensioenen N.V. verzoekt de rechter om op grond van artikel 2:18 lid 4 BW toestemming te verlenen tot ontklemming. Optas Pensioenen N.V. is (rechtsopvolger van) een in een naamloze vennootschap omgezette stichting. De rechtbank overweegt dat de vraag die centraal staat is of door de ontklemming derden worden benadeeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid dan wel of sprake is van een verandering van doelstelling in strijd met de openbare orde. De rechtbank wijst het verzoek toe. 13-01-2015
- Rechtbank Overijssel Verjaringsverweer van de bank verworpen. De ‘kredietstop’ van de bank is een toerekenbare tekortkoming, maar de rechtbank oordeelt op basis van een door de bank aangevoerd deskundigenbericht, waartegen curatoren bezwaren hebben, dat deze tekortkoming niet de oorzaak van het faillissement geweest. De rechtbank volgt curatoren niet in hun bezwaren. 07-01-2015
- Rechtbank Midden-Nederland Beoordeling of sprake is van medeschuldenaarschap dan wel borgtocht van een (indirect) bestuurder/medeaandeelhouder in privé met betrekking tot een geldlening die is verstrekt aan de vennootschap. Eiseres heeft niet voldaan aan de stelplicht, die immers op haar rust omdat zij zich op de rechtsgevolgen van haar stelling beroept, en onvoldoende onderbouwd gesteld dat van medeschuldenaarschap dan wel borgtocht sprake is, zodat afwijzing van de vordering volgt. 31-12-2014
- Rechtbank Rotterdam De curator van bedrijf X spreekt een contractspartij (gedaagde 1) en de bestuurder van X aan in verband met (gesteld) paulianeus handelen. Ten aanzien van de bestuurder beroept de curator zich tevens op artikel 2:248 BW. De vordering van de curator op gedaagde 1 op grond van paulianeus handelen wordt afgewezen. De vordering jegens de bestuurder van de gefailleerde vennootschap wordt eveneens afgewezen. Weliswaar staat krachtens het bepaalde in artikel 2:248 BW vast dat de bestuurder van de gefailleerde vennootschap zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld, doch de bestuurder heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. 03-12-2014
- Rechtbank Rotterdam In deze procedure wordt Van Gelder Ridderkerk B.V. aangesproken in verband met (door haar werkmaatschappij) onbetaald gelaten facturen. Van Gelder Ridderkerk B.V. stelt echter dat niet zij maar haar werkmaatschappij aansprakelijk was voor die facturen. Eisers slagen niet in het leveren van bewijs dat Van Gelder Ridderkerk B.V. opdrachtgever was. Volgens de kantonrechter is bovendien geen sprake van vereenzelviging, omdat voor Eisers duidelijk was dat sprake was van twee aparte vennootschappen. Eisers hebben onvoldoende gesteld voor de conclusie dat Van Gelder Ridderkerk B.V. – als bestuurder van de werkmaatschappij – een ernstig verwijt kan worden gemaakt vanwege verhaalsfrustratie. 26-09-2014