Naar boven ↑

Update

Nummer 7, 2015
Uitspraken van 26-02-2015 tot 02-03-2015
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.

Rechtspraak

Hierbij de nieuwsbrief met daarin de uitspraken van de afgelopen week. Graag wijs ik u op de volgende.

Geen geldige uitkering
In OR 2015-0098 gaat het in cassatie om de vraag of het hof terecht en begrijpelijk heeft geoordeeld dat summierlijk is gebleken van een vordering van Gevi Gorssel op Gevi International uit hoofde van hun rekening-courantverhouding. Het hof oordeelde dat de uitkering door Gevi Gorssel aan Gevi International ten laste van haar agioreserve en de boeking daarvan in rekening-courant nooit een rechtsgeldige basis hebben gehad en daarom niet in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling of Gevi Gorssel een vordering op Gevi International heeft. Gevi Gorssel heeft tevergeefs gesteld dat haar rekening-courantschuld als gevolg van die uitkering is verminderd. Ook A-G Timmerman vindt dat geen geldige uitkering aan Gevi International heeft plaatsgevonden en concludeert tot verwerping van het beroep met toepassing van artikel 81 lid 1 RO. De Hoge Raad volgt dit oordeel.

Inbreng en uitstoting
In OR 2015-0102 draait het geschil om de auteursrechten van door een kunstenaar gemaakte werken. Centraal staat de vraag of de kunstenaar die rechten op enig moment heeft ingebracht in de door hem opgerichte vennootschap. Met betrekking tot de auteursrechten concludeert de rechtbank, op basis van een uitleg van de akte van inbreng aan de hand van de Haviltex-maatstaf, dat deze door de kunstenaar zijn ingebracht in de vennootschap zodat zij rechthebbende van de auteursrechten is.
Eiser houdt een deel van de certificaten van de in een Stak ondergebrachte aandelen van de vennootschap en vordert op grond van artikel 2:336 BW, onder meer in verband met het voorgaande, dat de andere certificaathouders hun certificaten aan haar overdragen tegen € 1. Aan de uitstotingsvordering wordt ten grondslag gelegd dat gedaagde door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt en heeft geschaad dat het voortduren van zijn certificaathouderschap in alle redelijkheid niet langer gevergd kan worden. Eisers betogen dat de wettelijke geschillenregeling niet alleen van toepassing is als de besluitvorming in het geding is, maar eveneens ten dienste kan staan van certificaathouders in onderling verband in gevallen als de onderhavige. Daarbij wijzen zij op jurisprudentie waarbij een uitstotingsvordering is toegewezen op andere grond dan waarvoor de wettelijke regeling is bedoeld, namelijk op grond van concurrerend gedrag. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de vordering van artikel 2:336 BW kan worden ingesteld door een of meer aandeelhouders die alleen of gezamenlijk ten minste een derde van het geplaatste kapitaal verschaffen. De rechtbank oordeelt echter dat certificaathouders de vordering niet zelf kunnen instellen omdat zij geen aandelen in de vennootschap houden. De verwijzing van eisers naar artikel 2:359a lid 2 BW waarin een certificaat van aandeel gelijkgesteld wordt met een aandeel en een certificaathouder gelijkgesteld wordt met een aandeelhouder, kan hen niet baten, omdat die bepaling geldt voor afdeling 3 van titel 8 van Boek 2 van het wetboek, terwijl artikel 2:336 BW is geplaatst in afdeling 1 van titel 8 van Boek 2.

Hoofdelijke verbondenheid van een dochtervennootschap
In OR 2015-0100 staat de vraag centraal of (klein)dochtervennootschappen van de moedervennootschap, waaronder X, partij zijn bij aanvankelijke overeenkomst tot geldlening en zo nee, of zij zich later als hoofdelijke medeschuldenaren hebben verbonden. Het hof stelt voorop dat het antwoord op de vraag of en tussen wie een overeenkomst is gesloten afhangt van het antwoord op de vraag wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in één of meer gedragingen. Het hof concludeert dat X geen partij is bij de aanvankelijke overeenkomst, maar dat X zich met de tweede overeenkomst wel hoofdelijk naast Z heeft verbonden. Ondanks de ongelukkige bewoordingen is dit naar het oordeel van het hof de kennelijke strekking van de overeenkomst.

Ondernemingskamer
In OR 2015-0104 wordt een verzoek ingediend tot spoedige afronding van een enquêteonderzoek. Dit verzoek wordt afgewezen, omdat het aan de onderzoekers is om te bepalen welke informatie zij voor hun onderzoek nodig hebben, welke personen zij daarbij wensen te horen en hoeveel tijd daarmee gemoeid is. Als uitgangspunt geldt namelijk dat de onderzoekers vrij zijn in de uitvoering van de hun opgedragen taken en zij het onderzoek naar eigen inzicht inrichten. Het door het verzoeker gestelde bevat geen relevante feiten of omstandigheden die ertoe nopen van dit uitgangspunt af te wijken. Voor dat oordeel is van belang dat de onderzoekers in het onderhavige geval een afdoende verklaring hebben gegeven over de voortgang van het onderzoek.

In OR 2015-0105 wordt de verzochte machtiging tot het doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag aan een deskundige toegewezen, omdat tegen inwilliging van het verzoek geen bezwaar is gemaakt en het gestelde belang van verzoeker voldoende zwaarwegend voorkomt.

Ondernemingsraad
In OR 2015-0101 heeft het college van bestuur van Deltion de jaarplanning voor het onderwijs van de studenten vastgesteld voor de komende schooljaren (hierna aangeduid als ‘het besluit’). De OR van Deltion is van oordeel dat sprake is van een instemmingsplichtig besluit als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b WOR en heeft op grond van artikel 27 lid 5 WOR een beroep gedaan op de nietigheid van het besluit. De rechtbank verklaart onder verwijzing naar onder meer het ‘Bijenkorf’-arrest (HR 11 februari 2000 ECLI:NL:HR:2000:AA4770) voor recht dat het besluit nietig is en bepaalt dat Deltion zich dient te onthouden van (verdere) handelingen die strekken tot uitvoering van het besluit.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank