Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin een korte weergave van de recente ondernemingsrechtelijke uitspraken.
Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine om te zoeken op artikelnummer, onderwerp, advocaat, rechter en nog veel meer!
In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.
Aansprakelijkheid van Ahold en haar bestuurders wegens consolidatiefraude afgewezen (Rb)
In OR 2016-0137 vordert een gewezen aandeelhouder van Koninklijke Ahold N.V. (‘Ahold’), een verklaring voor recht dat Ahold en twee leden van de raad van bestuur op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor vergoeding van de door eiser geleden schade, omdat hij als gevolg van de consolidatiefraude zijn aandelen tegen een sterk gedaalde koers heeft verkocht, alsmede voor vergoeding van de door hem over zijn personeelsopties betaalde belastingen en financieringsrente. De rechtbank is van oordeel dat een causaal verband tussen de door eiser aan Ahold gemaakte verwijten en de geleden schade ontbreekt en wijst de vordering af.
Beroep op bestuurdersaansprakelijkheid en Spaanse Villa afgewezen (Rb)
In OR 2016-0124 vordert een schuldeiser tegen een (middellijk) bestuurder betaling van de door die vennootschap onbetaald gelaten facturen op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, dan wel op grond van het overtreden van een zorgvuldigheidsplicht. Het beroep op bestuurdersaansprakelijkheid wordt afgewezen, evenals een beroep op HR 23 november 2012 (Spaanse Villa).
Bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen (Rb)
In OR 2016-0127 vordert de curator van een failliet kinderdagverblijf van diens bestuurder betaling van het boedeltekort op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Zijn stelling is dat de bestuurders tekort zijn geschoten doordat ze meermaals op de vingers zijn getikt wegens het niet voldoen aan de eisen een kinderdagverblijf te mogen voeren en de vergunning vervolgens is ingetrokken waardoor faillissement niet te voorkomen was. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, noch van een ernstig (persoonlijk) verwijt.
Nietigheid besluit inzake een joint venture (Hof)
In OR 2016-0122 vordert Attitude Products B.V. (‘AP’) van prioriteitsaandeelhouder Attitude Group B.V. (‘AG’) en haar bestuurder nietigverklaring dan wel vernietiging van een drietal besluiten, waaronder een besluit tot benoeming van een tweede directeur. AP stelt zich op het standpunt dat het laatstgenoemde besluit in strijd is met de statuten, omdat daarin wordt bepaald dat de AVA pas daartoe bevoegd is nadat de prioriteit heeft bepaald dat er een vacature voor een (tweede) directeur bestaat en een voordracht heeft gedaan, terwijl de andere prioriteitsaandeelhouder, Multi Business Solutions Holding B.V. (‘MBSH’) niet met de benoeming heeft ingestemd. In eerste aanleg is de vordering ten aanzien van het benoemingsbesluit afgewezen. Het hof is van oordeel dat uitleg van de statuten meebrengt dat de oprichters van AP – de bestuurders van AG en MBSH – beoogden samen te werken op basis van gelijkwaardigheid, hetgeen weerklinkt in de belangrijke rol van de prioriteitsaandeelhouders in de statutaire regeling voor benoemingsbesluiten. Nu de AVA tot benoeming is overgegaan zonder voorafgaande besluitvorming van de prioriteit is het besluit volgens het hof nietig op grond van artikel 2:14 BW.
Gewezen vennoot heeft geen eigen vorderingsrecht op schuldenaren van de vof (Rb)
In OR 2016-0138 vordert een gewezen vennoot van de ontbonden vof Brains & Waves van een schuldenaar van de vof, De Kern, alsmede van haar voormalige medevennoot betaling van haar aandeel in de vordering van de vof op De Kern, vooruitlopend op de verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap. De rechtbank verklaart eiseres niet-ontvankelijk omdat een deelvennoot op grond van artikel 6:15 lid 2 BW geen eigen vorderingsrecht heeft maar een gezamenlijk vorderingsrecht op de schuldenaren van de vennootschappelijke goederengemeenschap en artikel 3:171 BW geen mogelijkheid biedt om een vordering in te stellen tegen een deelgenoot tot betaling van hetgeen aan de gemeenschap toekomt.
Geen oordeel over opzegging lidmaatschap coöperatie in kort geding (Rb)
Eiser, medeoprichter van de coöperatie Vooruit en Co, vordert in OR 2016-0125 dat de coöperatie en zijn medeoprichter wordt bevolen hem toegang te verlenen tot zijn werkplek en hem in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Nadat bekend werd dat eiser een affectieve relatie had met een cliënt van de coöperatie, is eiser uit het lidmaatschap van de coöperatie ontzet, althans is zijn lidmaatschap opgezegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet binnen de aard van een procedure in kort geding past om gefundeerde uitspraken te doen over de vraag of voldaan is aan de formele statutaire vereisten voor de opzegging van/ontzetting uit het lidmaatschap van eiser, onder meer gelet op het jonge bestaan van de coöperatie, de grote zakelijke verwevenheid tussen oprichters en de onduidelijkheid over de gevolgen van de opgezette constructie en over de posities binnen de coöperatie
Aanpassing doelstelling, bestuursstructuur en interne organisatie stichting (Rb)
In OR 2016-0126 is een verzoek ingediend tot statutenwijziging van een in 1956 opgerichte filantropische stichting (Stichting Fonds Nederlands Sanatorium te Davos, ‘de Stichting’) ter aanpassing van haar doelstelling, bestuursstructuur en interne organisatie. De Stichting stelt dat door ontwikkelingen in de medische wetenschap de door haar verstrekte gelden niet meer kunnen worden aangewend voor de doelstellingen die haar oprichter, de erflater, voor ogen stond, alsmede dat de bestuursstructuur moet worden aangepast omdat ABN Amro voornemens is terug te treden als beheerder van het vermogen van de stichting. De rechtbank wijst het verzoek af omdat het onvoldoende zou zijn onderbouwd. Het hof wijst het verzoek gedeeltelijk toe, overwegende dat de Stichting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de wijzigingen van de doelstelling en van de bestuursstructuur nodig zijn om aan te sluiten bij de veranderde rol van de stichting en de eisen van de huidige tijd. Het hof wijst evenwel af het wijzigingsvoorstel strekkende tot het toestaan van toekomstige statutenwijzigingen zonder rechterlijke toetsing, omdat de erflater deze toetsing volgens het hof kennelijk wel heeft beoogd.
Ondernemingskamer
Afwijzing verzoek tot het geven van een aanwijzing aan de onderzoeker
In OR 2016-0129 wordt het verzoek tot het geven van een aanwijzing aan de onderzoeker (art. 2:350 lid 4 BW) om bepaalde personen (nader) te horen door de OK afgewezen. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat de onderzoeker twee belangrijke personen niet (volledig) heeft gehoord en er geen gelegenheid is geboden om te reageren op bepaalde documenten noch op een voldragen concept-onderzoeksrapport, waarmee het beginsel van hoor en wederhoor zou zijn geschonden. De raadsheer-commissaris wijst het verzoek af, gelet op de uitvoerige toelichting van de onderzoeker van zijn keuzes, zijn verwijzing naar hetgeen hij heeft opgenomen in het (nog te deponeren) eindverslag en de gelegenheid die de tweede fase biedt tot inhoudelijke beoordeling van het eindverslag. Ten aanzien van het beginsel van hoor en wederhoor oordeelt de raadsheer-commissaris dat de onderzoeker wel degelijk gelegenheid heeft geboden om op de betreffende documenten te reageren.
Ontslag van instantie na faillissement verzoekster
In OR 2016-0130 vorderen Flextra c.s. ontslag van instantie (art. 27 Fw) nadat verzoekster in staat van faillissement is verklaard. Verzoekster meent dat de enquête dienstig kan zijn aan de vaststelling van de status van vorderingen van Flextra c.s. op haar. De OK verleent het gevraagde ontslag van instantie, omdat de vorderingen die zijn ontstaan voor faillietverklaring slechts vastgesteld kunnen worden door indiening ter verificatie en het beslechten van vermogensrechtelijke geschillen niet tot de doeleinden van het enquêterecht behoort.
Toewijzing enquêteverzoek wegens onder meer te beperkt informeren van de minderheidsaandeelhouder
In OR 2016-0134 wordt het enquêteverzoek van minderheidsaandeelhouders, Jalte c.s. tegen Jobpen Holding toegewezen. Openstaande vorderingen roepen in het licht van een liquiditeitstekort vragen op; het is niet duidelijk of de handelwijze omtrent de rekening-courantverhoudingen en de debiteurenposities stroken met het vennootschappelijk belang. Gelet op de informatievoorsprong van de grootaandeelhouder had het bestuur de aandeelhouders ruimhartig informatie moeten verschaffen. Er volgt benoeming van een zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder met – voor het geval de stemmen staken – doorslaggevende stem, zonder welke bestuurder de vennootschap (in afwijking van de statuten) niet kan worden vertegenwoordigd.
Toewijzing enquêteverzoek in verband met een voorgenomen overdracht van assets van de dochter
In OR 2016-0139 wordt een enquêteverzoek van aandeelhouder Adamas Vught B.V. ('Adamas') tegen MeduProf-S Holding B.V. ('MeduProf'), in verband met de voorgenomen overdracht van dochtervennootschappen van MeduProf aan een derde, als gevolg waarvan de waarde van de door Adamas gehouden aandelen tot nul gereduceerd zou worden, toegewezen. De OK acht voldoende redenen aanwezig om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van MeduProf en treft onmiddellijke voorzieningen.
Toewijzing beëindiging verzoek tot enquête wegens onvoldoende financiële basis
In OR 2016-0128 wordt het verzoek tot beëindiging van een enquête en de onmiddellijke voorzieningen ten aanzien van ABP Dynamic B.V. toegewezen, omdat er onvoldoende financiële basis bestaat om het onderzoek een aanvang te laten nemen.
Afwijzing van een enquêteverzoek
In OR 2016-0133 wijst de OK een enquêteverzoek af. De OK wijst het enquêteverzoek af, nu de aangevoerde gronden afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien gegronde reden tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Penn & Ink opleveren. De OK overweegt daartoe onder meer dat verzoeksters stellingen omtrent een echtscheiding, de nakoming van een overeenkomst van geldlening en de afspraak over de totstandkoming van een aandeelhoudersovereenkomst niet tot een enquête kunnen leiden.
Afwijzing van een enquêteverzoek
In OR 2016-0141 wordt een enquêteverzoek in verband met een geschil binnen een familievennootschap afgewezen. De OK overweegt dat het feit dat de vennootschap verlies lijdt op zichzelf geen reden tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken oplevert, en dat de overige stellingen van verzoekers onvoldoende zijn onderbouwd om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken bij de vennootschap.
Afwijzing van een enquêteverzoek ondanks kanttekeningen bij de procedure tot aanstellen bestuurder
In OR 2016-0142 wordt het enquêteverzoek van de minderheidsaandeelhouder tegen Teka B.V. (‘Teka’) en haar grootaandeelhouder in verband met een besluit tot benoeming en bezoldiging van een nieuw aan te trekken bestuurder afgewezen. De OK overweegt dat, hoewel er kritische kanttekening zijn te maken bij de gevolgde procedure en de inhoud van het voorgenomen besluit (de minderheidsaandeelhouder had over het besluit geïnformeerd moeten worden; onduidelijk is waarom voor de remuneratie van de bestuurder alleen is gekeken naar de Zwitserse maatstaven), deze kanttekeningen niet rechtvaardigen dat aanvullende onmiddellijke voorzieningen moeten worden getroffen, mede gezien het feit dat het in het belang van Teka lijkt te zijn dat het bestuur op korte termijn wordt versterkt. Het verzoek wordt afgewezen.
Ontheffing OK-bestuurder uit zijn functie en treffen nadere voorzieningen
In OR 2016-0144 wordt het verzoek van de door de OK benoemde tijdelijke bestuurder tot ontheffing uit zijn functie, alsmede van de oorspronkelijk verzoeker tot handhaving van de onmiddellijke voorziening van de benoeming van een tijdelijk bestuurder toegewezen. De OK overweegt dat er op het niveau van het bestuur van DEM een onwerkbare situatie bestaat en dat er zich geen veranderingen hebben voorgedaan sinds de onmiddellijke voorzieningen zijn getroffen, zodat deze niet zullen worden opgeheven en aanvullende voorzieningen zullen worden getroffen.
Besluit tot verplaatsing bedrijfsonderdeel niet deugdelijk en dus niet in redelijkheid tot stand gekomen
In OR 2016-0140 stapt de ondernemingsraad van Koninklijke Fabriek Inventum B.V. (‘KFI’) naar de OK in verband met een besluit tot verplaatsing van een bedrijfsonderdeel naar de Filipijnen en de daarbij getroffen afvloeiingsregeling. De OK oordeelt dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en derhalve niet in redelijkheid tot stand is gekomen.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Amsterdam Enquêterecht. Verzoek van de door de Ondernemingskamer (‘OK’) benoemde tijdelijke bestuurder tot ontheffing uit zijn functie, alsmede van de oorspronkelijk verzoeker tot handhaving van de onmiddellijke voorziening van de benoeming van een tijdelijk bestuurder. De OK overweegt dat er op het niveau van het bestuur van DEM een onwerkbare situatie bestaat en dat er zich geen veranderingen hebben voorgedaan sinds de onmiddellijke voorzieningen zijn getroffen, zodat deze niet zullen worden opgeheven en aanvullende voorzieningen zullen worden getroffen. 28-04-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Appellante, Attitude Products B.V. (‘AP’) vordert van geïntimeerden, prioriteitsaandeelhouder Attitude Group B.V. (‘AG’) en haar bestuurder, nietigverklaring dan wel vernietiging van een drietal besluiten, waaronder een besluit tot benoeming van een tweede directeur. AP stelt zich op het standpunt dat het laatstgenoemde besluit in strijd is met de statuten, omdat daarin wordt bepaald dat de AVA pas daartoe bevoegd is nadat de prioriteit heeft bepaald dat er een vacature voor een (tweede) directeur bestaat en een voordracht heeft gedaan, terwijl de andere prioriteitsaandeelhouder, Multi Business Solutions Holding B.V. (‘MBSH’) niet met de benoeming heeft ingestemd. In eerste aanleg is de vordering ten aanzien van het benoemingsbesluit afgewezen. Het hof is van oordeel dat uitleg van de statuten meebrengt dat de oprichters van AP – de bestuurders van AG en MBSH – beoogden samen te werken op basis van gelijkwaardigheid, hetgeen weerklinkt in de belangrijke rol van de prioriteitsaandeelhouders in de statutaire regeling voor benoemingsbesluiten. Nu de AVA tot benoeming is overgegaan zonder voorafgaande besluitvorming van de prioriteit is het besluit volgens het hof nietig op grond van artikel 2:14 BW. 19-04-2016
- Gerechtshof Amsterdam Deponering onderzoeksverslag. De Ondernemingskamer legt het onderzoeksverslag naar het beleid en de gang van zaken van RTC en RTC Franchise voor belanghebbenden ter inzage bij de griffie. 14-04-2016
- Gerechtshof Amsterdam Afwijzing enquêteverzoek. De Ondernemingskamer (‘OK’) wijst het enquêteverzoek af, nu de aangevoerde gronden afzonderlijk noch in onderlinge samenhang bezien gegronde reden tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Penn & Ink opleveren. De OK overweegt daartoe onder meer dat verzoeksters stellingen omtrent een echtscheiding, de nakoming van een overeenkomst van geldlening en de afspraak over de totstandkoming van een aandeelhoudersovereenkomst niet tot een enquête kunnen leiden. 13-04-2016
- Gerechtshof Amsterdam Verzoek tot statutenwijziging van een in 1956 opgerichte filantropische stichting (Stichting Fonds Nederlands Sanatorium te Davos, ‘de Stichting’) ter aanpassing van haar doelstelling, bestuursstructuur en interne organisatie. De Stichting stelt dat door ontwikkelingen in de medische wetenschap de door haar verstrekte gelden niet meer kunnen worden aangewend voor de doelstellingen die haar oprichter, de erflater, voor ogen stond, alsmede dat de bestuursstructuur moet worden aangepast omdat ABN Amro voornemens is terug te treden als beheerder van het vermogen van de stichting. De rechtbank wijst het verzoek af omdat het onvoldoende zou zijn onderbouwd. Het hof wijst het verzoek gedeeltelijk toe, overwegende dat de Stichting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de wijzigingen van de doelstelling en van de bestuursstructuur nodig zijn om aan te sluiten bij de veranderde rol van de stichting en de eisen van de huidige tijd. Het hof wijst evenwel af het wijzigingsvoorstel strekkende tot het toestaan van toekomstige statutenwijzigingen zonder rechterlijke toetsing, omdat de erflater deze toetsing volgens het hof kennelijk wel heeft beoogd. 12-04-2016
- Gerechtshof Amsterdam Vordering van eiseres (‘Sweco’ ) tot uitkoop van de minderheidsaandeelhouders van Grontmij N.V. (‘Grontmij’). Nu tegen gedaagden verstek is verleend, onderzoekt de Ondernemingskamer (‘OK’) op grond van artikel 2:359c lid 5 BW ambtshalve of voldaan is aan de voor uitkoop in artikel 359c leden 1 en 2 BW gestelde vereisten. De OK constateert dat een in het overgelegde aandeelhoudersregister genoemde aandeelhouder niet is gedagvaard en houdt iedere verdere beslissing over de uitkoop aan om Sweco in de gelegenheid te stellen de desbetreffende aandeelhouder te dagvaarden. 12-04-2016
- Gerechtshof Amsterdam Verzoek tot het geven van een aanwijzing aan de onderzoeker (art. 2:350 lid 4 BW) om bepaalde personen (nader) te horen. Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat de onderzoeker twee belangrijke personen niet (volledig) heeft gehoord en er geen gelegenheid is geboden om te reageren op bepaalde documenten noch op een voldragen concept-onderzoeksrapport, waarmee het beginsel van hoor en wederhoor zou zijn geschonden. De raadsheer-commissaris wijst het verzoek af, gelet op de uitvoerige toelichting van de onderzoeker van zijn keuzes, zijn verwijzing naar hetgeen hij heeft opgenomen in het (nog te deponeren) eindverslag en de gelegenheid die de tweede fase biedt tot inhoudelijke beoordeling van het eindverslag. Ten aanzien van het beginsel van hoor en wederhoor oordeelt de raadsheer-commissaris dat de onderzoeker wel degelijk gelegenheid heeft geboden om op de betreffende documenten te reageren. 31-03-2016
- Gerechtshof Amsterdam Enquêteverzoek. Nadat verzoekster in staat van faillissement is verklaard, vragen verweersters (‘Flextra c.s.’) ontslag van instantie (art. 27 Fw). Verzoekster meent dat de enquête dienstig kan zijn aan de vaststelling van de status van vorderingen van Flextra c.s. op haar. De Ondernemingskamer verleent het gevraagde ontslag van instantie, omdat de vorderingen die zijn ontstaan voor faillietverklaring slechts vastgesteld kunnen worden door indiening ter verificatie en het beslechten van vermogensrechtelijke geschillen niet tot de doeleinden van het enquêterecht behoort. 30-03-2016
- Gerechtshof Amsterdam Enquêteverzoek van minderheidsaandeelhouders, Jalte c.s. tegen Jobpen Holding toegewezen. Twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken. Openstaande vorderingen roepen in het licht van een liquiditeitstekort vragen op; het is niet duidelijk of de handelwijze omtrent de rekening-courantverhoudingen en de debiteurenposities stroken met het vennootschappelijk belang. Gelet op de informatievoorsprong van de grootaandeelhouder had het bestuur de aandeelhouders ruimhartig informatie moeten verschaffen. Er volgt benoeming van een zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder met – voor het geval de stemmen staken – doorslaggevende stem, zonder welke bestuurder de vennootschap (in afwijking van de statuten) niet kan worden vertegenwoordigd. 22-02-2016
- Gerechtshof Amsterdam Enquêterecht. Beëindiging enquête na daartoe strekkend, eenparig verzoek van partijen. 17-02-2016
- Gerechtshof Amsterdam Enquêteverzoek van minderheidsaandeelhouder tegen Teka B.V. (‘Teka’) en haar grootaandeelhouder in verband met een besluit tot benoeming en bezoldiging van een nieuw aan te trekken bestuurder. De Ondernemingskamer (‘OK’) overweegt dat, hoewel er kritische kanttekening zijn te maken bij de gevolgde procedure en de inhoud van het voorgenomen besluit (de minderheidsaandeelhouder had over het besluit geïnformeerd moeten worden; onduidelijk is waarom voor de remuneratie van de bestuurder alleen is gekeken naar de Zwitserse maatstaven), deze kanttekeningen niet rechtvaardigen dat aanvullende onmiddellijke voorzieningen moeten worden getroffen, mede gezien het feit dat het in het belang van Teka lijkt te zijn dat het bestuur op korte termijn wordt versterkt. Het verzoek wordt afgewezen. 15-02-2016
- Gerechtshof Amsterdam Enquêteverzoek in verband met een geschil binnen een familievennootschap. De Ondernemingskamer (‘OK’) overweegt dat het feit dat de vennootschap verlies lijdt op zichzelf geen reden tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken oplevert, en dat de overige stellingen van verzoekers onvoldoende zijn onderbouwd om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken bij de vennootschap. Het verzoek wordt afgewezen. 02-02-2016
- Gerechtshof Amsterdam Enquêteverzoek van aandeelhouder Adamas Vught B.V. ('Adamas') tegen MeduProf-S Holding B.V. ('MeduProf') in verband met de voorgenomen overdracht van dochtervennootschappen van MeduProf aan een derde, als gevolg waarvan de waarde van de door Adamas gehouden aandelen tot nul gereduceerd zou worden. De Ondernemingskamer (‘OK’) acht voldoende redenen aanwezig om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van MeduProf en treft onmiddellijke voorzieningen. 21-01-2016
- Gerechtshof Amsterdam Beroep van de ondernemingsraad (‘OR’) van Koninklijke Fabriek Inventum B.V. (‘KFI’) met betrekking tot een besluit tot verplaatsing van een bedrijfsonderdeel naar de Filipijnen en de daarbij getroffen afvloeiingsregeling. De Ondernemingskamer (‘OK’) oordeelt dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en derhalve niet in redelijkheid tot stand is gekomen. 12-01-2016
- Gerechtshof Amsterdam Verzoek tot beëindiging enquête en onmiddellijke voorzieningen ten aanzien van ABP Dynamic B.V. (‘ ABP’) toegewezen, omdat er onvoldoende financiële basis bestaat om het onderzoek een aanvang te laten nemen. 14-12-2015
Rechtbank
- Rechtbank Gelderland Exhibitievordering in kort geding van de gemeente Nijmegen (‘de gemeente’) tegen gedaagden (‘het Slachthuis’) met betrekking tot de aanwending van aan het Slachthuis verstrekte gelden voor de verplaatsing van haar bedrijfsactiviteiten. 28-04-2016
- Rechtbank Amsterdam Eiser, een gewezen aandeelhouder van Koninklijke Ahold N.V. (‘Ahold’), vordert een verklaring voor recht dat Ahold en twee leden van de raad van bestuur (‘Ahold c.s.’) op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor vergoeding van de door eiser geleden schade, omdat hij als gevolg van de consolidatiefraude zijn aandelen tegen een sterk gedaalde koers heeft verkocht, alsmede voor vergoeding van de door hem over zijn personeelsopties betaalde belastingen en financieringsrente. De rechtbank is van oordeel dat een causaal verband tussen de door eiser aan Ahold gemaakte verwijten en de geleden schade ontbreekt en wijst de vordering af. 20-04-2016
- Rechtbank Midden-Nederland Vordering van eiser, de curator van een failliet kinderdagverblijf, tegen diens bestuurder tot betaling van het boedeltekort. Geen sprake van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, noch van een ernstig (persoonlijk) verwijt. 06-04-2016
- Rechtbank Rotterdam Vordering van een schuldeiser van de vennootschap tegen diens (middellijk) bestuurders tot betaling van de door die vennootschap onbetaald gelaten facturen. Beroep op HR 23 november 2012 (Spaanse Villa) afgewezen. 06-04-2016
- Rechtbank Noord-Nederland Eiseres, een gewezen vennoot van de ontbonden vof Brains & Waves, vordert van een schuldenaar van de vof, De Kern, alsmede van haar voormalige medevennoot betaling van haar aandeel in de vordering van de vof op De Kern, vooruitlopend op de verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap. De rechtbank verklaart eiseres niet-ontvankelijk omdat een deelvennoot op grond van artikel 6:15 lid 2 BW geen eigen vorderingsrecht heeft maar een gezamenlijk vorderingsrecht op de schuldenaren van de vennootschappelijke goederengemeenschap en artikel 3:171 BW geen mogelijkheid biedt om een vordering in te stellen tegen een deelgenoot tot betaling van hetgeen aan de gemeenschap toekomt. 06-04-2016
- Rechtbank Limburg Eiser, medeoprichter van de coöperatie Vooruit en Co, vordert in kort geding dat de coöperatie en zijn medeoprichter wordt bevolen hem toegang te verlenen tot zijn werkplek en hem in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Nadat bekend werd dat eiser een affectieve relatie had met een cliënt van de coöperatie, is eiser uit het lidmaatschap van de coöperatie ontzet, althans is zijn lidmaatschap opgezegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet binnen de aard van een procedure in kort geding past om gefundeerde uitspraken te doen over de vraag of voldaan is aan de formele statutaire vereisten voor de opzegging van/ontzetting uit het lidmaatschap van eiser, onder meer gelet op het jonge bestaan van de coöperatie, de grote zakelijke verwevenheid tussen oprichters en de onduidelijkheid over de gevolgen van de opgezette constructie en over de posities binnen de coöperatie. 30-03-2016