Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin een korte weergave van de recente ondernemingsrechtelijke uitspraken.
Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te lezen of om gebruik te maken van onze zoekmachine om te zoeken op artikelnummer, onderwerp, advocaat, rechter en nog veel meer!
In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.
Hof
Tweedelijns-bestuurdersaansprakelijkheid via artikel 2:11 BW pas mogelijk na vaststaan eerstelijns-bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW, 2:248 BW (en wellicht 6:162 BW)
In OR 2016-0250 vordert vennootschap R van de middellijk bestuurders van vennootschap Y betaling van schadevergoeding wegens niet-nakoming van de tussen R en Y gesloten koopovereenkomst tot overname van een vestiging van Y. R stelt dat de middellijk bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het onrechtmatig handelen van Y op grond van artikel 2:11 BW. Anders dan de rechtbank wijst het hof de vordering af, omdat R slechts heeft gesteld dat Y onrechtmatig heeft gehandeld maar niet heeft toegelicht op welke wijze Y naast de haar verweten tekortkoming aansprakelijk is, noch waarin de onrechtmatige daad van de rechtspersoon-bestuurder bestaat. Zolang de eerstelijns bestuurdersaansprakelijkheid niet vaststaat, wordt volgens het hof niet toegekomen aan de door artikel 2:11 BW gevestigde hoofdelijke tweedelijns-bestuurdersaansprakelijkheid van de bestuurders van de rechtspersoon-bestuurder.
Bestuurdersaansprakelijkheid op voorhand bewezen; mogelijkheid leveren tegenbewijs
In OR 2016-0251 vordert een onderaannemer van de bestuurder en middellijk enig aandeelhouder van de gefailleerde vennootschap D.A.B. Aannemersbedrijf B.V. (‘DAB’) schadevergoeding wegens onrechtmatige daad in verband met een onbetaald gebleven factuur. De onderaannemer stelt dat de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld doordat hij als bestuurder van DAB haar een opdracht heeft verstrekt terwijl hij wist of behoorde te weten dat DAB aan haar verplichtingen uit de overeenkomst niet zou kunnen voldoen. Anders dan de kantonrechter acht het hof in het onderhavige tussenarrest de hiervoor genoemde stelling voorshands bewezen en laat het hof geïntimeerde toe tot het leveren van tegenbewijs.
Vordering van bestuurder op medebestuurder na betaling belastingschulden
In OR 2016-0247 speelt het volgende. Appellante was voorheen als makelaar werkzaam bij een inmiddels ontbonden vennootschap en stond enkel om formele redenen ingeschreven als bestuurder. Appellante vordert van haar medebestuurder en feitelijk enig leidinggevende betaling van al hetgeen appellante aan de Belastingdienst heeft betaald ter voldoening van de fiscale schulden van de vennootschap. Anders dan de kantonrechter wijst het hof de vordering toe, omdat appellante is gesubrogeerd in de rechten van de Belastingdienst en de medebestuurder jegens appellante hoofdelijk aansprakelijk is voor de aan de Belastingdienst betaalde bedragen.
Bestuurdersaansprakelijkheid wegens frustreren betaling en verhaal
In OR 2016-0248 hebben de beherende vennoten van een vof een vordering op een vennootschap. Vanwege een doorstart, waarbij het actief te gelde is gemaakt en aan ABN AMRO is toegekomen, blijkt de vordering onverhaalbaar. De beherende vennoten spreken de (middellijk) bestuurders van de vennootschap aan, evenals de huisbank ABN AMRO N.V. wegens frustratie van betaling en verhaal. Het hof overweegt dat de bank geen zorgplicht heeft geschonden. Wel oordeelt het hof, anders dan de rechtbank, dat de bestuurders een ernstig verwijt kan worden gemaakt op grond van frustratie van betaling en verhaal.
Geen aansprakelijkheid bestuurder ondanks niet-naleving effectenwetgeving; geen aansprakelijkheid trustee vanwege falend toezicht
In OR 2016-0255 vorderen gedupeerde investeerders in een afgeblazen vastgoedproject op de Caribische eilanden van de ‘trustee’ en de statutair bestuurder van de bij het vastgoedproject betrokken vennootschappen vergoeding van de door hen geleden schade. Naar het oordeel van het hof hebben de gedupeerde beleggers onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een persoonlijk onrechtmatig handelen/nalaten van geïntimeerden kan worden aangenomen, en blijkt uit de ten processe gestelde feiten en omstandigheden niet van een (gerechtvaardigde schijn van een) zodanige toezichthoudende positie van geïntimeerden dat zij door het niet naar behoren vervullen daarvan aansprakelijk kunnen worden gehouden jegens appellanten.
Vordering tot vergoeding van afgeleide schade van aandeelhouder afgewezen; geen opzettelijke benadeling
In OR 2016-0256 wordt de bestuurder van de inmiddels gefailleerde Mulix B.V. (‘Mulix’) en LaBell IT Services B.V. (‘LaBell’) aangesproken door InfoRhei B.V. (‘InfoRhei’), aandeelhouder in Mulix, voor het opzettelijk benadelen van InfoRhei. Het hof stelt appellant in de gelegenheid om bewijs te leveren dat de benadeling opzettelijk is geschied. Bewijslevering faalt, waardoor de vordering van de aandeelhouder wordt afgewezen.
Rechtbank
Geen weerlegging dat de onbehoorlijke taakvervulling van het collectieve bestuur niet aan de ene bestuurder te wijten is
In OR 2016-0254 vordert de curator in het faillissement van vennootschap X van haar gewezen bestuurder betaling van het boedeltekort. De bestuurder doet een beroep op disculpatie (art. 2:248 lid 3 BW) en voert aan dat de onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur niet aan hem, maar aan het handelen van zijn broer, bestuurder B, te wijten is. De rechtbank is van oordeel dat gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd dat de onbehoorlijke taakvervulling door het collectieve bestuur niet aan hem te wijten is en oordeelt dat gedaagde nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden.
Onwetendheid is geen verweer tegen een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2016-0253 vordert Stichting Welzijn Senioren (‘SWS’) van de gewezen echtgenote van de penningmeester van SWS en tevens bestuurder van twee andere rechtspersonen (een vereniging en een vennootschap) betaling van de gelden van SWS die onrechtmatig via de bankrekeningen van de vereniging en de vennootschap naar privérekeningen van gedaagde en haar gewezen echtgenoot zijn overgeboekt. Gedaagde meent dat haar te dien aanzien geen ernstig verwijt treft, omdat zij helemaal niets wist en niet op de hoogte was van de overboekingen. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat, indien dit waar is, zij daarmee geen deugdelijke invulling heeft gegeven aan haar bestuurstaak. Volgens de rechtbank hadden de overboekingen haar kunnen en moeten opvallen, heeft zij door dit na te laten haar bestuurstaak ernstig verwaarloosd en treft haar ter zake een voldoende ernstig verwijt.
Het beroep na ontzetting bij de algemene vergadering ex artikel 2:35 lid 4 BW
In OR 2016-0252 vordert een gewezen lid van een Wildbeheereenheid (‘WBE’) onder meer nietigverklaring van een besluit van de WBE om hem te ontzetten uit het lidmaatschap wegens schending van het in de statuten neergelegde concurrentieverbod, alsmede de in het kader van de interne beroepsprocedure genomen besluiten. Het beroep tegen het ontzettingsbesluit is behandeld door een beroepscommissie, ingesteld en benoemd krachtens een door de algemene vergadering vastgesteld aanvullend huishoudelijk reglement. De rechtbank overweegt dat artikel 2:35 lid 4 BW voorschrijft dat de algemene vergadering het beroep behandelt, tenzij in de statuten een ander orgaan of een derde is aangewezen en dat de statuten in dit geval daar niet in voorzien. Daarmee zijn de besluiten tot benoeming van de beroepscommissie en het door deze commissie genomen besluit tot bekrachtiging van het ontzettingsbesluit naar het oordeel van de rechtbank nietig en heeft het interne beroep nog niet plaatsgevonden, zodat eiser zich nog niet tot de rechter kan wenden ter toetsing van het ontzettingsbesluit zelf.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Zowel de bestuurder van Beheersmaatschappij B.V. (‘Beheersmaatschappij’), appellant, als geïntimeerde C&P U.S.A. Parts B.V. (‘C&P’), stelt eigenaar te zijn van een aantal roerende zaken. Beide partijen doen een beroep op het bewijsvermoeden uit artikel 3:109 en artikel 3:119 lid 1 BW. 27-09-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Vordering tot vergoeding van afgeleide schade van aandeelhouder afgewezen. Geen opzettelijke benadeling. 20-09-2016
- Gerechtshof Den Haag Tweedelijns-bestuurdersaansprakelijkheid via artikel 2:11 pas mogelijk na vaststelling eerstelijns-bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW, 2:248 BW en misschien 6:162 BW. 13-09-2016
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Geen aansprakelijkheid bestuurder ondanks niet-naleving effectenwetgeving; geen aansprakelijkheid trustee vanwege falend toezicht. 06-09-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Aansprakelijkheid DGA voor afstorting pensioenrechten na echtscheiding. 06-09-2016
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Vorderingen jegens de (middellijk) bestuurders van een besloten vennootschap en haar huisbank ABN AMRO N.V. wegens frustratie van betaling en verhaal. Schenden van de zorgplicht door de bank wordt afgewezen. Bestuurdersaansprakelijkheid aangenomen. 19-04-2016
- Gerechtshof Amsterdam Vordering van een (voormalig) bestuurder op zijn medebestuurder na betaling belastingschulden. 12-04-2016
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Onwetendheid is geen verweer tegen een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. 24-08-2016
- Rechtbank Den Haag Geen weerlegging ex artikel 2:248 lid 3 BW dat de onbehoorlijke taakvervulling van het collectieve bestuur niet aan de ene bestuurder te wijten is. 28-04-2016