Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin een korte weergave van de recent verschenen ondernemingsrechtelijke uitspraken.
Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te lezen. Daar kunt u ook gebruikmaken van onze zoekmachine om te zoeken op artikelnummer, onderwerp, advocaat, rechter en nog veel meer!
In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.
Hof
Bestuurdersaansprakelijkheid vanwege een vordering van de advocaat afgewezen
In OR 2017-0143 heeft een advocaat in eerste aanleg en hoger beroep een procedure gevoerd in opdracht van een besloten vennootschap. De in verband met de werkzaamheden verzonden facturen van de advocaat blijven onbetaald. De besloten vennootschap wordt zonder medeweten van de advocaat ontbonden. Vervolgens vordert de advocaat betaling van de (pro forma) bestuurder van de besloten vennootschap. Het hof overweegt onder andere dat niet gezegd kan worden dat de bestuurder in enigerlei opzicht onrechtmatig jegens de advocaat heeft gehandeld, onder meer omdat de beslissing om hoger beroep in te stellen reeds voor zijn aantreden als bestuurder was genomen en de advocaat had aangegeven dat hij zijn factuur liet afhangen van de resultaten van de procedure en de advocaat voorts aan de bestuurder het advies had gegeven de vennootschap ‘leeg’ te houden.
Wie is belanghebbende ten aanzien van een verzoek tot het ontslag van de bestuurders van een stichting en de subsidiair gevorderde ontbinding van die stichting?
In OR 2017-0144 staat de vraag centraal of een oud-bestuurder en lid van het Algemeen Nederlandsche Verbond (‘ANV’) belanghebbende is in de zin van artikel 2:298 BW of 2:21 BW en aldus het ontslag kan verzoeken van alle bestuurders van een door het ANV opgerichte stichting ter beheer van een nalatenschap en subsidiair kan verzoeken tot ontbinding van die stichting. Onder verwijzing naar het arrest Stichting IHD (HR 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8290) oordeelt het hof dat de nauwe betrokkenheid van X bij het ANV, voortvloeiend uit zijn (bestuurs)lidmaatschap van het ANV, op zichzelf onvoldoende is om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in een procedure tot het ontslag van het bestuur van de Stichting, wegens het bestedingsbeleid van de Stichting, ook al bestaat er een gedeeltelijke personele unie tussen het bestuur van de Stichting en het bestuur van het ANV. Volgens het hof is evenmin gebleken van enige (andere) bijzondere omstandigheden en/of verantwoordelijkheid van X waaruit een belang als bedoeld in artikel 2:298 en/of 2:21 BW afgeleid kan worden.
Geen sprake van profiteren van wanprestatie of van een aan een derde toe te rekenen onrechtmatige handeling van haar bestuurder
In OR 2017-0145 heeft A gevorderd om BUVA B.V., haar enig aandeelhouder en bestuurder (‘Vader’) en haar statutair directeur (‘Zoon’) hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door hem aan hen ter leen gegeven gelden, alsmede een door de betrokkenen opgerichte GmbH (‘Feriendorf’) hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een leenschuld wegens onrechtmatig handelen van Feriendorf jegens A, daarin bestaande dat Feriendorf een project tot uitvoering heeft gebracht met achterlating van de kosten in BUVA. De rechtbank heeft de vorderingen jegens vader, zoon en BUVA toegewezen en die jegens Feriendorf afgewezen. Het hof komt tot de conclusie dat door A onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie kunnen leiden dat Feriendorf onrechtmatig jegens A heeft gehandeld, onder andere omdat door A (slechts) wordt gesteld dat het handelen van Feriendorf tot gevolg heeft gehad dat BUVA en de Vader geen opbrengsten uit het project hebben kunnen realiseren waardoor zij wanprestatie plegen jegens A, terwijl het bij ‘onrechtmatig profiteren van wanprestatie’ juist gaat om het spiegelbeeld hiervan, namelijk dat Feriendorf het Project dankzij de wanprestatie van een ander (de Vader, de Zoon en BUVA) jegens A heeft kunnen overnemen (zie ook HR 26 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1084). Ook kan een mogelijk aan de advocaat van Vader (met wie Vader samen Feriendorf heeft opgericht) te verwijten onrechtmatig handelen volgens het hof alleen als onrechtmatig handelen van Feriendorf worden beschouwd indien de advocaat als bestuurder van Feriendorf namens Feriendorf heeft gehandeld, en heeft A onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan tot die conclusie moet worden gekomen.
Rechtbank
Geen bestuurdersaansprakelijkheid vanwege het niet terugbetalen van een geldlening
In OR 2017-0147 wordt van de (indirect) bestuurders van een gefailleerde vennootschap hoofdelijke veroordeling gevorderd tot betaling van een aan die gefailleerde vennootschap verstrekte geldlening. Eiser stelt onder andere dat de (indirect) bestuurders hebben bewerkstelligd dat de geldlening niet is terugbetaald en dat zij eiser niet hebben gewaarschuwd voor een naderende surseance. De rechtbank oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de lening niet is terugbetaald onvoldoende is om te oordelen dat een bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voorts oordeelt de rechtbank dat een bestuurder in algemene zin niet gehouden is een naderende surseance aan zijn schuldeisers te melden.
Bestuurdersaansprakelijkheid en aansprakelijkheid op grond van artikel 2:249 BW afgewezen
In OR 2017-0148 is de vraag aan de orde of een bestuurder in het concrete geval onzorgvuldig heeft gehandeld en dat hem hiervan een persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt indien de bestuurder (i) namens de vennootschap verplichtingen is aangegaan (zoals het continueren van de huurovereenkomst, het aangaan van diverse betalingsregelingen en het doen van betalingstoezeggingen) waarvan hij wist of kon weten dat de vennootschap die niet kon nakomen en (ii) jaren achtereen misleidende balansen heeft gepubliceerd, in strijd met artikel 2:249 BW. De rechtbank overweegt dat onvoldoende is onderbouwd dat er een moment was waarop de bestuurder er in redelijkheid niet meer op mocht vertrouwen dat er een reële kans bestond dat de onderneming weer uit het slop zou geraken, zodanig dat de huurverplichtingen konden worden nagekomen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, hoewel gedaagde onvoldoende heeft weersproken dat de gepubliceerde cijfers misleidend zijn geweest, nu eiser niet heeft gesteld dat zij de huurovereenkomst heeft laten doorlopen of betalingsregelingen met de vennootschap is aangegaan vanwege de voorstelling die zij van de vennootschap had op grond van de gepubliceerde cijfers, eiser voor de aansprakelijkheid van de bestuurder jegens eiser op grond van artikel 2:249 BW niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Evert Leemreis
Mede-hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof Den Haag Een oud-bestuurder en thans lid van het Algemeen Nederlandsche Verbond (‘ANV’) verzoekt het ontslag van de bestuurders van een door het ANV opgerichte stichting ter beheer van een nalatenschap, subsidiair de ontbinding van die stichting. Het hof bekrachtigt het oordeel van de rechtbank dat verzoeker niet is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 2:298 BW of artikel 2:21 BW. 25-04-2017
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Een projectfinancierder (A) vordert op grond van profiteren van wanprestatie terugbetaling van een leenschuld van de vennootschap die het project heeft voortgezet (Feriendorf). Anders dan de rechtbank, oordeelt het hof dat A voldoende belang heeft bij de beoordeling van zijn vordering jegens Feriendorf en dat geen sprake is van profiteren van wanprestatie noch van een aan een derde toe te rekenen onrechtmatige handeling van haar bestuurder. 25-04-2017
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Vordering van een verkoper van aandelen tot nabetaling van de koopsom op grond van de verkoopovereenkomst. Het hof oordeelt dat de verkoopovereenkomst deze nabetaling afhankelijk stelt van het resultaat van de vennootschap en dat de vervullende voorwaarden zich niet hebben voorgedaan. 18-04-2017
- Gerechtshof Amsterdam Vordering van de advocaat van een ontbonden vennootschap tegen haar voormalige bestuurder tot betaling van een onbetaald gebleven factuur. Evenals de kantonrechter wijst het hof de vordering af omdat niet gezegd kan worden dat de bestuurder in enigerlei opzicht onrechtmatig jegens de advocaat heeft gehandeld. 18-04-2017
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland Vordering van de verhuurder van de gefailleerde vennootschap tegen haar voormalige bestuurder op grond van onrechtmatige daad en artikel 2:249 BW. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende is onderbouwd dat de bestuurder er niet meer op mocht vertrouwen dat er een reële kans bestond dat de onderneming weer uit het slop zou raken en dat er bij de onderneming geen sprake was van een uitzichtloze situatie. Wat artikel 2:249 BW betreft, heeft de verhuurder volgens de rechtbank niet aan haar stelplicht voldaan. 19-04-2017
- Rechtbank Gelderland Vordering van een crediteur van een gefailleerde vennootschap tegen haar voormalig (indirect) bestuurder tot betaling van een geldlening. De rechtbank oordeelt dat ernstig verwijtbaar handelen onvoldoende is onderbouwd. 19-04-2017