Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2020
Uitspraken van 20-06-2020 tot 12-07-2020
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak

Hierbij de nieuwsbrief met daarin een korte weergave van de recent verschenen ondernemingsrechtelijke uitspraken. Het betreft een selectie.

Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te lezen. Daar kunt u ook gebruikmaken van onze zoekmachine om te zoeken op artikelnummer, onderwerp, advocaat, rechter en nog veel meer!

In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.

Hoge Raad

Vernietiging arrest inzake bestuurdersaansprakelijkheid, verweer tegen wegsluizen gelden ten onrechte in hoger beroep niet meegenomen
In OR 2020-0207 doet een distributeur een aanbetaling aan twee vennootschappen in het kader van een beoogde licentieovereenkomst. Wanneer deze licentieovereenkomst niet tot stand komt, vordert zij het betaalde bedrag terug. In hoger beroep legt zij de nadruk op bestuurdersaansprakelijkheid. Het hof oordeelt dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, nu de bestuurders de betrokken vennootschappen leeg hebben achtergelaten en het onverschuldigd betaald bedrag niet kan worden terugbetaald. Het hof komt tot dit oordeel, omdat de bestuurders onvoldoende verweer hebben gevoerd om het tegendeel van de gestelde aansprakelijkheid te bewijzen. De Hoge Raad vernietigt dit arrest, omdat het hof heeft nagelaten het verweer dat de bestuurders in eerste aanleg hebben gevoerd tegen het verwijt dat zij gelden hebben weggesluisd, in haar beoordeling te betrekken.

Hof

Bestuurdersaansprakelijkheid na verwijzing Hoge Raad (zie OR 2018-0123)
In OR 2020-0206 speelt een geschil tussen joint venture-partners na beëindiging van hun samenwerking. Na verwijzing door de Hoge Raad veroordeelt het hof de bestuurder (alsnog) wegens het niet nakomen van de verplichting van de vennootschap tot overname van de aandelen van de mede-aandeelhouder in een joint venture en tot vergoeding van de hieruit voortvloeiende schade.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het niet reserveren van ontvangen gelden op grond van een in hoger beroep vernietigd vonnis
In OR 2020-0202 wordt bestuurdersaansprakelijkheid aangenomen wegens het na vernietiging in hoger beroep van voor een vennootschap gunstig vonnis, niet (kunnen) terugbetalen van het eerder toegewezen bedrag. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat de bestuurders het van de wederpartij ontvangen bedrag vanwege een veroordeling tot schadevergoeding in een eerdere procedure, hadden moeten reserveren, temeer nu het door de wederpartij betaalde bedrag is besteed aan onverplichte betalingen.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens schending administratieplicht
In OR 2020-0219 oordeelt het hof dat, indien een bestuurder zijn vennootschap ademruimte wil bieden door bepaalde kosten niet in rekening te brengen vanwege de benarde financiële positie waarin de vennootschap verkeert, hij ofwel deze kosten dient kwijt te schelden, ofwel de (steeds oplopende) betalingsverplichtingen op te nemen in de jaarrekening en boekhouding. Achteraf aanzienlijke kosten in rekening brengen (waarmee geen rekening is gehouden in de boekhouding of jaarrekening) is een schending van artikel 2:10 BW. Het hof is van oordeel dat de bestuurder aansprakelijk is voor het boedeltekort. Het hof is dan ook van oordeel dat de bestuurder aansprakelijk is voor het boedeltekort.

Geen bestuurdersaansprakelijkheid op grond van selectieve betaling bij start-up
In OR 2020-0191 overweegt het hof dat er geen algemene regel bestaat op grond waarvan een schuldenaar die niet in staat is al zijn schuldeisers volledig te betalen, steeds onrechtmatig handelt wanneer hij een schuldeiser voldoet vóór andere schuldeisers. Het staat een bestuurder in beginsel vrij om op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers in de gegeven omstandigheden zullen worden voldaan. Toch zou het handelen van de bestuurder onrechtmatig kunnen zijn indien de selectieve betaling(en) ten opzichte van de onbetaald gebleven schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat de bestuurder daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de bestuurder wist of redelijkerwijze had moeten begrijpen dat de selectieve betalingen tot gevolg zouden hebben dat de andere schuldeisers onbetaald zouden blijven en de vennootschap geen verhaal zou bieden, omdat besloten was de activiteiten te beëindigen of omdat het faillissement aanstaande was, aldus het hof. Het hof oordeelt in casu dat geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en/of selectieve betalingen in verband met onbetaald gebleven facturen door een later failliet gegane start-up.

Geen bestuurdersaansprakelijkheid ondanks aangaan verplichting zonder eigen vermogen
In OR 2020-0199 stelt de eiser de Nederlandse bestuurders van een buitenlandse vennootschap persoonlijk aansprakelijk voor onbetaald gebleven facturen. Het hof oordeelt dat geen sprake is van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders. Het ontbreken van eigen vermogen bij de vennootschap ten tijde van het aangaan van de overeenkomst leidt niet tot schending van de Beklamelnorm, noch tot de conclusie dat de bestuurders hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen.

Toepassing Katterug-arrest: geen aansprakelijkheid beherend vennoot en geen bestuurdersaansprakelijkheid
In OR 2020-0200 stellen de verkopers van een boerderij een vordering in tegen een commanditaire vennoot wegens overtreding van het beheersverbod van een (reeds ontbonden) commanditaire vennootschap. Deze vordering wordt afgewezen met toepassing van de rechtsregel uit het Katterug-arrest. Net als de rechtbank, oordeelt het hof dat de commanditaire vennoot geen daden van beheer heeft verricht die de sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid ex artikel 21 WvK rechtvaardigen. Een vordering op de bestuurder van de beherend vennoot van de commanditaire vennootschap wordt eveneens afgewezen. Net als de rechtbank, oordeelt het hof dat er geen grond voor bestuurdersaansprakelijkheid is.

Geen bestuurdersaansprakelijkheid vanwege afgeleide schade en geen vernietiging van besluiten
In OR 2020-0195 vordert een gedupeerde aandeelhouder (en voormalig bestuurder) in hoger beroep schadevergoeding van de twee bestuurders (tevens aandeelhouders) vanwege gesteld onrechtmatig handelen jegens de vennootschap. De bestuurders hebben het geld van de vennootschap aan zichzelf toegekend, waardoor geen dividend is uitgekeerd. Evenals eerder de rechtbank, oordeelt het hof dat de aandeelhouder geen eigen vordering heeft en dat de vorderingen van de aandeelhouder dan ook worden afgewezen. In OR 2020-0194 spitst een vraag tussen dezelfde partijen zich toe op de vraag of de bestuursbesluiten die ertoe hebben geleid dat alle gelden zijn uitgekeerd aan de twee bestuurders vernietigd moeten worden, evenals de aandeelhoudersbesluiten op basis waarvan de AvA onder meer heeft vastgesteld dat geen dividend wordt uitgekeerd. Het hof oordeelt dat de bestuursbesluiten niet zien op een rechtsgevolg binnen de vennootschapsorde. Het betreft beslissingen van het bestuur die een externe (rechts)handeling van de vennootschap voorbereiden. Er is daarom geen sprake van besluiten als bedoeld in artikel 2:14 en 2:15 BW. Voor vernietiging van de AvA-besluiten bestaat geen grond. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Post M&A litigation: partiële ontbinding koopovereenkomst gerechtvaardigd
In OR 2020-0203 ontbindt de koper van de activa van een vennootschap de koopovereenkomst partieel met betrekking tot de component goodwill en betaalt een gedeelte van de koopprijs niet. De rechtbank veroordeelt de koper tot betaling van het restant van de koopprijs. In het door koper ingestelde hoger beroep gaat het hof in op de uitleg van het begrip goodwill, de vraag of de geleverde goodwill niet aan de koopovereenkomst beantwoordt (non-conformiteit) en de schending van contractuele garanties. Het hof oordeelt dat de partiële ontbinding gerechtvaardigd was en vernietigt het vonnis in eerste aanleg.

Ondernemingskamer

Enquêteverzoek door pandrechthouder toegewezen
In OR 2020-0196 verzoekt de grootste crediteur van een inmiddels failliete vennootschap een enquête. Ondanks de verplichting tot het doen van mededeling omtrent vervreemdingen verkocht de vennootschap activa waarop de crediteur een pandrecht heeft. Nu onduidelijk is hoe de schulden van de vennootschap zo hebben kunnen oplopen, beveelt de OK een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken. Daarbij wegen voorts mee het jarenlang niet publiceren van de jaarrekeningen en het persoonlijk tegenstrijdige belang bij de verkoop. De enquête verzoekende crediteur heeft vanwege het pandrecht stemrecht en is daarom ontvankelijk.

Uitkoopprocedure Kas Bank
In OR 2020-0197 oordeelt de OK dat uit de nadere verklaring van de notaris blijkt dat is voldaan aan de 95%-drempel van artikel 2:359c lid 1 BW. De OK veroordeelt gedaagden tot overdracht van de aandelen aan eiser.

Uitkoopregeling toegewezen
In OR 2020-0193 staat de uitkoopregeling van artikel 2:201a BW centraal. Een zoon wenst de laatste 5% van de aandelen in een supermarkt-bv die een Jumbo exploiteert van zijn vader over te nemen. De OK oordeelt dat de vordering tot overdracht van de aandelen deugdelijk is op grond van artikel 2:201a BW. Voor de vaststelling van de prijs per aandeel wordt een deskundige aangesteld die de prijs en peildatum dient vast te stellen.

Rechtbank

Bestuurdersaansprakelijkheid na overdracht aan katvanger
In OR 2020-0216 houdt de curator de huidige en voormalig bestuurder aansprakelijk vanwege schending van de administratieplicht, waarbij een opmerkelijk feit is dat de vennootschap een jaar na overdracht van de aandelen door de voormalig bestuurder/aandeelhouder failliet is gegaan. De voormalig bestuurder slaagt er niet in aan te tonen dat het niet voeren van administratie over een bepaalde periode een onbelangrijk verzuim is, omdat de onderneming van failliet feitelijk stillag. De rechtbank wijst erop dat artikel 2:10 BW bepaalt dat de administratie altijd op orde dient te zijn. De rechtbank gaat verder niet mee in het verweer van de voormalig bestuurder dat er andere feiten of omstandigheden zijn die een belangrijke oorzaak zijn geweest van het faillissement, namelijk het stilzitten van de huidige bestuurder, omdat zij slechts een katvanger is. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheid voor rekening van de voormalig bestuurder moet komen.  Het verweer van de huidige bestuurder dat zij willens en wetens is gebruikt als katvanger, wordt (uiteraard) ook niet gehonoreerd.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens gekozen constructie na turboliquidatie (Comsys)
In OR 2020-0215 vordert een werknemer schadevergoeding van de holdingvennootschap vanwege het niet betalen van salaris door de inmiddels geturboliquideerde dochtervennootschap. De holdingvennootschap, die tevens bestuurder is van de dochtervennootschap, heeft jegens de werknemer van de dochtervennootschap die ten behoeve van de holdingvennootschap werkzaamheden verricht, een bijzondere zorgplicht, omdat door de holding is gekozen voor een constructie waarbij de dochter een personeelsvennootschap was zonder eigen inkomsten te genereren. De holding diende er dan ook voor te zorgen dat de dochter haar verplichtingen jegens haar werknemers kon nakomen. De rechtbank wijst de vordering van de werknemer toe.

Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van betalingsonwil na turboliquidatie
In OR 2020-0214 heeft een schuldeiser de bestuurder van een ontbonden bouwbedrijf aansprakelijk gesteld. De bestuurder is overgegaan tot turboliquidatie van de vennootschap, terwijl ten tijde van het ontbindingsbesluit sprake moet zijn geweest van baten die – bij vereffening – hadden kunnen worden aangewend om de vordering van de schuldeiser volledig te voldoen. De kantonrechter oordeelt dat sprake is geweest van betalingsonwil en dat de bestuurder aansprakelijk is jegens de schuldeiser.

Bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen ondanks onrechtmatige opschorting van de huurbetalingen
In OR 2020-0213 wordt tegen de bestuurder van een huurder van een bedrijfsruimte door verhuurder Vesteda een vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid ingesteld, wegens het onbetaald blijven van huurbetalingen en het gebrek aan het bieden van verhaal. De rechtbank wijst de vordering af, omdat de hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid in dit geval niet wordt gehaald. De bestuurder heeft bij het aangaan van de betalingsverplichting voldoende informatie verstrekt, en werd zelf geconfronteerd met allerlei claims, toen hij in financiële moeilijkheden kwam. De keuze om de huurbetalingen op te schorten wegens stankoverlast was niet rechtmatig, maar hiervan kan de bestuurder geen persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt.

Geen afgeleide want geen schending specifieke zorgvuldigheidsplicht
In OR 2020-0209 vordert een holdingvennootschap schadevergoeding van meerdere (rechts)personen, wegens het (zonder toestemming) gebruikmaken van bedrijfsgegevens. De rechtbank stelt vast dat de bedrijfsactiviteiten in de inmiddels geturboliquideerde werkmaatschappij werden uitgeoefend, waardoor de holdingvennootschap niet-vorderingsgerechtigd is. De rechtbank kent geen bewijswaarde toe aan een in aanloop naar de procedure opgestelde cessieakte tussen de werkmaatschappij en de holdingvennootschap en verklaart de holdingvennootschap niet-ontvankelijk.

Besluit KNVB ex artikel 2:35 BW niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid
In OR 2020-0211 vordert amateurvoetbalclub DWSV vernietiging van het besluit van de KNVB om het lidmaatschap op te zeggen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de totstandkoming van het opzeggingsbesluit niet helemaal ‘volgens het boekje’ lijkt te zijn verlopen, maar acht de onvolkomenheden onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de totstandkoming van het besluit onzorgvuldig was, laat staan zo onzorgvuldig dat het besluit vernietigbaar is.

Ondanks onduidelijkheid over eerdere benoeming hoeft het huidige bestuur van een politieke vereniging niet terug te treden
In OR 2020-0210 bestaat er onduidelijkheid over de rechtsgeldigheid van de benoeming van het bestuur van een politieke partij (een vereniging). De voorzieningenrechter oordeelt dat veel onduidelijkheid bestaat over de vraag of tijdens de afgelopen drie algemene ledenvergaderingen voldaan is aan de eisen voor benoeming van bestuurders, maar dat dit waarschijnlijk wel het geval was tijdens de laatste algemene ledenvergadering. Daarom hoeven de huidige bestuurders niet terug te treden.

Post M&A litigation: advocaat niet aansprakelijk wegens tekortschieten in de advisering
In OR 2020-0208 oordeelt de rechtbank dat een advocaat van DLA Piper niet tekort is geschoten in de advisering van een investeringsmaatschappij in het kader van een aandelentransactie. Ten aanzien van de beoordelingsmaatstaf overweegt de rechtbank dat de door de advocaat in acht te nemen zorgvuldigheidsplicht meebrengt dat de advocaat in zijn advisering de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen, waarbij geldt dat de mate waarin de advocaat dient te informeren over en waarschuwen voor een bepaald risico afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. De rechtbank verwerpt de verwijten ter zake van gebrekkige advisering met betrekking tot overeengekomen garanties, een verrekeningsbeding en de zekerhedenpositie van de investeringsmaatschappij.

Rest mij nog u een bijzonder goede dag toe te wensen.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank