Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.
Rechtspraak
Hierbij de nieuwsbrief met daarin een korte weergave van de recent verschenen ondernemingsrechtelijke uitspraken. Het betreft een selectie.
Ga naar onze website (www.or-updates.nl) of klik op een or-nummer om de hele samenvatting te lezen. Daar kunt u ook gebruikmaken van onze zoekmachine om te zoeken op artikelnummer, onderwerp, advocaat, rechter en nog veel meer!
In het bijzonder wijs ik u graag op de volgende uitspraken.
Hoge Raad
Ontbinding en verbodenverklaring Satudarah
In OR 2020-0397 komt het cassatieberoep tegen het toegewezen verzoek tot verbodenverklaring en ontbinding van Satudarah aan bod. Is er sprake van een beperking van de vrijheid van vereniging door artikel 2:20 BW? Zijn de supportclubs ten onrechte niet aangemerkt als zelfstandige informele verenigingen? Proportionaliteit en noodzakelijkheid verbod en ontbinding. De Hoge Raad volgt de conclusie van A-G Assink, verwerpt het beroep en doet de zaak af op grond van artikel 81 lid 1 RO.
Sirowa: billijke verhoging bij uitkoopprocedure toegestaan
In de voorgangen van OR 2020-0392 oordeelde de OK dat bij de bepaling van de prijs van de over te dragen aandelen rekening moet worden gehouden met handelingen van de meerderheidsaandeelhouder, die de waarde van de aandelen negatief hebben beïnvloed. De uitkoper komt hiertegen in cassatie en beargumenteert dat de OK geen rekening had mogen houden met deze handelingen. A-G Assink beargumenteert dat dit wel degelijk kan, en de Hoge Raad gaat hierin mee. De rechter mag bij de bepaling van de prijs abstraheren van de gevolgen van handelingen van de uitkopende aandeelhouder die hebben plaatsgevonden vóór de in artikel 2:201a lid 5 BW bedoelde peildatum, die de waarde van de aandelen ten nadele van de uit te kopen aandeelhouder(s) hebben verminderd. De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Hof
Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW aangenomen, aangaan (onzakelijke) transacties met zichzelf
In OR 2020-0396 slaagt een voormalig bestuurder niet in het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte persoonlijk ernstig verwijt dat hem kan worden gemaakt vanwege het laten prevaleren van het eigen financiële belang boven dat van de vennootschap, in verband met huurtransacties tussen hem en de vennootschap en een aan zichzelf verstrekte niet-zakelijke lening. Uit het tegenbewijs kan niet worden geconcludeerd dat het handelen van de bestuurder voordelig was voor de vennootschap. Het hof blijft bij het tussenarrest en veroordeelt de bestuurder tot betaling van een schadevergoeding aan de vennootschap.
Uitzondering op de afgeleide schadedoctrine van toepassing
In OR 2020-0389 staat het hoger beroep centraal tegen een kortgeding vonnis waarin het een bestuurder en aandeelhouder onder meer verboden is om omzet om te leiden in verband met een aandeelhoudersgeschil. Het hof is voorshands van oordeel dat het handelen van de bestuurder onrechtmatig is en dat de bestuurder zowel in hoedanigheid van bestuurder als in privé aansprakelijk is en dat eiser als aandeelhouder gegeven de specifieke omstandigheden een zelfstandig vorderingsrecht heeft op de betrokken derde waaraan de Poot/ABP-regel niet in de weg staat. Het hof wijst de vordering tot vernietiging van het kort geding vonnis af en wijst de vordering van eiser toe.
Afgeleide schade afgewezen
In OR 2020-0391 vorderen de aandeelhouders van een besloten vennootschap schadevergoeding uit hoofde van een onrechtmatige daad van een contractspartij van die vennootschap. Die contractspartij heeft al een boete betaald aan de vennootschap vanwege wanprestatie, waardoor de als gevolg van de wanprestatie geleden schade al aan de vennootschap is vergoed. Anders dan de aandeelhouders stellen, is er volgens de rechtbank in eerste instantie en het gerechtshof in hoger beroep geen sprake van een onrechtmatige daad van de contractspartij jegens de vennootschap. Evenmin oordelen zij dat sprake is van een onrechtmatige daad van de contractspartij jegens de aandeelhouders van de vennootschap. Nu er geen sprake is van een onrechtmatige daad jegens de aandeelhouders en bovendien de schade van de vennootschap al door de contractspartij is vergoed, wordt de vordering van de aandeelhouders tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad door het gerechtshof, net als eerder al door de rechtbank, afgewezen.
Verzoek tot ontslag of schorsing van een bestuurder van en stichting
In OR 2020-0388 verzoekt een schuldeiser in hoger beroep op grond van artikel 2:298 BW ontslag of schorsing van de bestuurder van de uiteindelijk aandeelhouder van zijn schuldenaar. Het betreft een verzoek ex artikel 2:298 BW om schorsing of ontslag van een bestuurder van een STAK. Het verzoek wordt afgewezen omdat verzoeksters geen belanghebbenden zijn. Het hof past hiertoe de tweekringenleer toe en concludeert dat onvoldoende vaststaat dat verzoeker een redelijk belang heeft bij de verzochte schorsing of het verzochte ontslag.
Post M&A-litigation
OR 2020-0383 betreft een geschil omtrent een ontbindende voorwaarde in een koopovereenkomst. De koper mocht op grond van deze voorwaarde de koopovereenkomst ontbinden indien uit boekenonderzoek nader omschreven ‘material facts or circumstances’ zouden blijken. Een beroep op een ontbindende voorwaarde is een bevrijdend verweer en de bewijslast ligt derhalve bij de koper. Anders dan de voorzieningenrechter oordeelt het hof dat de koper onvoldoende bewijs heeft aangeleverd op basis waarvan voorshands zou blijken dat sprake is van zulke ‘material facts or circumstances’.
Post M&A-litigation
In OR 2020-0387 vordert een voormalig bestuurder, tevens voormalig indirect aandeelhouder, betaling van zijn management fee door de vennootschap over de periode van grofweg anderhalve maand vóór de levering van zijn aandelen aan de achterblijvende aandeelhouder. De vennootschap betwist de verschuldigdheid van de management fee, omdat de managementovereenkomst met de ex-bestuurder gedurende de betreffende periode al zou zijn geëindigd. Anders dan eerder de kantonrechter, gaat het hof hier niet in mee: blijkens de koopovereenkomst eindigde de managementovereenkomst pas op het moment dat de ex-bestuurder zijn aandelen leverde.
Post M&A-litigation
OR 2020-0385 betreft een schadestaatprocedure, vanwege een vordering van een koper jegens verkoper tot vergoeding van schade als gevolg van garantieschendingen en onrechtmatige daad. Het hof wijst de vordering gedeeltelijk toe en gaat in op de methode voor schadeberekening, toerekening, eigen schuld en voordeelverrekening en op de rol van opzegging van bankkrediet bij deconfiture.
Rechtbank
Onrechtmatig handelen bestuurder en in groepsverband, toewijzing uitstootprocedure
OR 2020-0394 ziet op twee gevoegde zaken bij de rechtbank. In de eerste procedure oordeelt de rechtbank onder andere dat de opzegging en ontbinding van de managementovereenkomst door de vennootschap rechtsgeldig is en dat vermogensonttrekkingen door desbetreffende bestuurders onrechtmatig zijn. De tweede procedure betreft een geschillenregelingprocedure waarin de vordering tot uitstoting als aandeelhouder van de vennootschap door de rechtbank wordt toegewezen.
Uitstootprocedure afgewezen, ruime reikwijdte (nog) niet van toepassing
In OR 2020-0390 spelen er tussen de (enige) twee aandeelhouders van een vennootschap meerdere geschillen. Op een zeker moment besluit de meerderheidsaandeelhouder een uitstootvordering in te stellen tegen de minderheidsaandeelhouder in verband met gelegde conservatoire beslagen en concurrerende werkzaamheden door de minderheidsaandeelhouder. De meerderheidsaandeelhouder bepleit een ruime reikwijdte van de toepassing van de uitstootregeling, maar daar gaat de rechtbank niet in mee. Binnen het huidige wettelijke kader vindt de rechtbank geen gedragingen die toepassing van de uitstootregeling rechtvaardigen. De rechtbank wijst de vordering van de meerderheidsaandeelhouder af.
Verklaring voor recht dat de nieuwe bestuurders van het Maagdenhuis rechtsgeldig zijn benoemd, mag niet op eigen houtje worden uitgevoerd
In het arrest van het hof (ECLI:NL:GHAMS:2020:1834) is vastgesteld dat de nieuwe bestuurders rechtsgeldig zijn benoemd. In OR 2020-0393 oordeelt de rechtbank dat, nu het arrest van het hof nog niet onherroepelijk is, het in ieder geval niet mogelijk is om de verklaringen voor recht op eigen houtje ‘ten uitvoer te leggen’ door daarmee naar het Handelsregister te gaan of als nieuwe bestuurders het personeel aan te schrijven. Zich met deze niet onherroepelijke verklaringen voor recht in de hand uitroepen tot het enige echte bestuur van het Maagdenhuis en de zittende bestuurders beletten als Maagdenhuis in cassatie te gaan namens het Maagdenhuis van het in hun nadeel gewezen arrest, is zonder meer onrechtmatig. In het gelijktijdig behandelde executiegeschil is beslist dat de tenuitvoerlegging van het arrest van het hof wordt geschorst tot de Hoge Raad definitief heeft beslist.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid om procedure tegen bestuurder te starten: slechts sprake van een interne statutaire beperking
In OR 2020-0384 eist WMS Shipping BV van gedaagde, die een van de bestuurders en aandeelhouders van WMS Shipping BV is, de terugbetaling van door de vennootschap geleende bedragen. WMS Shipping BV wordt vertegenwoordigd door de andere bestuurder, tevens aandeelhouder. Gedaagde meent dat WMS Shipping BV niet rechtsgeldig vertegenwoordigd was toen zij gedaagde dagvaardde vanwege een statutaire bepaling die het voeren van gerechtelijke procedures onderwerpt aan goedkeuring van de AVA. De rechtbank oordeelt dat slechts sprake was van een interne statutaire beperking en wijst het ontvankelijkheidsverweer van gedaagde af.
Rest mij nog u een bijzonder goede jaarwisseling toe te wensen.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Cassatie tegen toegewezen verzoek tot verbodenverklaring en ontbinding Satudarah. Beperking van de vrijheid van vereniging door artikel 2:20 BW? Zijn de support clubs ten onrechte niet aangemerkt als zelfstandige informele verenigingen? Proportionaliteit en noodzakelijkheid verbod en ontbinding. De Hoge Raad volgt de conclusie van A-G Assink, verwerpt het beroep en doet de zaak af op grond van artikel 81 lid 1 RO. 13-11-2020
- Hoge Raad Uitkoopprocedure; cassatie. In deze zaak oordeelde de OK dat bij de bepaling van de prijs van de over te dragen aandelen rekening moet worden gehouden met handelingen van de meerderheidsaandeelhouder die de waarde van de aandelen negatief hebben beïnvloed. De uitkoper komt hiertegen in cassatie en beargumenteert dat de OK geen rekening had mogen houden met deze handelingen. A-G Assink beargumenteert dat dit wel degelijk kan, en de Hoge Raad gaat hierin mee. De rechter mag bij de bepaling van de prijs abstraheren van de gevolgen van handelingen van de uitkopende aandeelhouder die hebben plaatsgevonden vóór de in artikel 2:201a lid 5 BW bedoelde peildatum, die de waarde van de aandelen ten nadele van de uit te kopen aandeelhouder(s) hebben verminderd. De Hoge Raad verwerpt het beroep. 06-11-2020
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Afgeleide schade en directe aandeelhouderschade. De aandeelhouders van een besloten vennootschap vorderen schadevergoeding uit hoofde van een onrechtmatige daad van een contractspartij van die vennootschap. Die contractspartij heeft al een boete betaald aan de vennootschap vanwege wanprestatie, waardoor de als gevolg van de wanprestatie geleden schade al aan de vennootschap is vergoed. Anders dan de aandeelhouders stellen, is er volgens de rechtbank in eerste instantie en het gerechtshof in hoger beroep geen sprake van een onrechtmatige daad van de contractspartij jegens de vennootschap. Evenmin oordelen zij dat sprake is van een onrechtmatige daad van de contractspartij jegens de aandeelhouders van de vennootschap. Nu er geen sprake is van een onrechtmatige daad jegens de aandeelhouders en bovendien de schade van de vennootschap al door de contractspartij is vergoed, wordt de vordering van de aandeelhouders tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad door het gerechtshof, net als eerder al door de rechtbank, afgewezen. 27-10-2020
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een voormalig bestuurder, tevens voormalig indirect aandeelhouder, vordert de betaling van zijn management fee door de vennootschap over de periode van grofweg anderhalve maand vóór de levering van zijn aandelen aan de achterblijvende aandeelhouder. De vennootschap betwist de verschuldigdheid van de management fee, omdat de managementovereenkomst met de ex-bestuurder gedurende de betreffende periode al zou zijn geëindigd. Anders dan eerder de kantonrechter, gaat het hof hier niet in mee: blijkens de koopovereenkomst eindigde de managementovereenkomst pas op het moment dat de ex-bestuurder zijn aandelen leverde. 27-10-2020
- Gerechtshof Den Haag Hoger beroep tegen uitspraken van de voorzieningenrechter in twee (vrijwel) identieke procedures. Appellante stelt dat het verzoekschrift, strekkende tot vaststelling van de termijn waarbinnen de in beslag genomen aandelen overgedragen dienen te worden ex artikel 474g Rv, te laat is ingediend. Bovendien zou executie tot het onomkeerbare gevolg leiden dat fiscaal compensabele verliezen zouden komen te vervallen voor appellante. Het hof verwerpt deze stellingen en bekrachtigt de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank. 27-10-2020
- Gerechtshof Amsterdam In dit hoger beroep verzoekt een schuldeiser op grond van artikel 2:298 BW ontslag of schorsing van de bestuurder van de uiteindelijk aandeelhouder van zijn schuldenaar. Het betreft een verzoek ex artikel 2:298 BW om schorsing of ontslag van een bestuurder van een STAK. Het verzoek wordt afgewezen omdat verzoeksters geen belanghebbenden zijn. Het hof past hiertoe de tweekringenleer toe en concludeert dat onvoldoende vaststaat dat verzoeker een redelijk belang heeft bij de verzochte schorsing of het verzochte ontslag. 18-08-2020
- Gerechtshof Amsterdam Deze zaak betreft een schadestaatprocedure, vanwege een vordering van een koper jegens verkoper tot vergoeding van schade als gevolg van garantieschendingen en onrechtmatige daad. Het hof wijst de vordering gedeeltelijk toe en gaat in op de methode voor schadeberekening, toerekening, eigen schuld en voordeelverrekening en op de rol van opzegging van bankkrediet bij deconfiture. 18-08-2020
- Gerechtshof Den Haag In deze zaak staat het hoger beroep centraal tegen een kortgeding vonnis waarin het een bestuurder en aandeelhouder onder meer verboden is om omzet om te leiden in verband met een aandeelhoudersgeschil. Het hof is voorshands van oordeel dat het handelen van de bestuurder onrechtmatig is en dat de bestuurder zowel in hoedanigheid van bestuurder als in privé aansprakelijk is en dat eiser als aandeelhouder gegeven de specifieke omstandigheden een zelfstandig vorderingsrecht heeft op de betrokken derde waaraan de Poot/ABP-regel niet in de weg staat. Het hof wijst de vordering tot vernietiging van het kort geding vonnis af en wijst de vordering van eiser toe. 24-03-2020
- Gerechtshof Amsterdam Voormalig bestuurder slaagt niet in het tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte persoonlijk ernstig verwijt dat hem kan worden gemaakt vanwege het laten prevaleren van het eigen financiële belang boven dat van de vennootschap, in verband met huurtransacties tussen hem en de vennootschap en een aan zichzelf verstrekte niet-zakelijke lening. Uit het tegenbewijs kan niet worden geconcludeerd dat het handelen van de bestuurder voordelig was voor de vennootschap. Het hof blijft bij het tussenarrest en veroordeelt de bestuurder tot betaling van een schadevergoeding aan de vennootschap. 18-02-2020
- Gerechtshof Amsterdam Deze zaak betreft een geschil omtrent een ontbindende voorwaarde in een koopovereenkomst. De koper mocht op grond van deze voorwaarde de koopovereenkomst ontbinden indien uit boekenonderzoek nader omschreven ‘material facts or circumstances’ zouden blijken. Een beroep op een ontbindende voorwaarde is een bevrijdend verweer en de bewijslast ligt derhalve bij de koper. Anders dan de voorzieningenrechter oordeelt het hof dat de koper onvoldoende bewijs heeft aangeleverd op basis waarvan voorshands zou blijken dat sprake is van zulke ‘material facts or circumstances’. 17-01-2020
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Tussen de (enige) twee aandeelhouders van een vennootschap ontstaan meerdere geschillen. Op een zeker moment besluit de meerderheidsaandeelhouder een uitstootvordering in te stellen tegen de minderheidsaandeelhouder in verband met gelegde conservatoire beslagen en concurrerende werkzaamheden door de minderheidsaandeelhouder. De meerderheidsaandeelhouder bepleit een ruime reikwijdte van de toepassing van de uitstootregeling, maar daar gaat de rechtbank niet in mee. Binnen het huidige wettelijke kader vindt de rechtbank geen gedragingen die toepassing van de uitstootregeling rechtvaardigen. De rechtbank wijst de vordering van de meerderheidsaandeelhouder af. 21-10-2020
- Rechtbank Noord-Nederland WMS Shipping BV eist van gedaagde, die een van de bestuurders en aandeelhouders van WMS Shipping BV is, de terugbetaling van door de vennootschap geleende bedragen. WMS Shipping BV wordt vertegenwoordigd door de andere bestuurder, tevens aandeelhouder. Gedaagde meent dat WMS Shipping BV niet rechtsgeldig vertegenwoordigd was toen zij gedaagde dagvaardde vanwege een statutaire bepaling die het voeren van gerechtelijke procedures onderwerpt aan goedkeuring van de AVA. De rechtbank oordeelt dat slechts sprake was van een interne statutaire beperking en wijst het ontvankelijkheidsverweer van gedaagde af. 09-09-2020
- Rechtbank Amsterdam Nu het arrest van het hof (ECLI:NL:GHAMS:2020:1834) nog niet onherroepelijk is, oordeelt de rechtbank in dit arrest dat het in ieder geval niet mogelijk is om de verklaringen voor recht op eigen houtje ‘ten uitvoer te leggen’ door daarmee naar het Handelsregister te gaan of als nieuwe bestuurders het personeel aan te schrijven. Zich met deze niet onherroepelijke verklaringen voor recht in de hand uitroepen tot het enige echte Maagdenhuis en de zittende bestuurders beletten als Maagdenhuis in cassatie te gaan van het in hun nadeel gewezen arrest, is zonder meer onrechtmatig. In het gelijktijdig behandelde executiegeschil is beslist dat de tenuitvoerlegging van het arrest van het hof wordt geschorst tot de Hoge Raad definitief heeft beslist. 04-09-2020
- Rechtbank Noord-Holland Kern van dit geschil is de vraag of gedaagden (GCA Holding B.V., X en/of Y) als (middellijk) bestuurder dan wel beleidsbepaler van GCA Events B.V. aansprakelijk zijn jegens AZ N.V. De jegens GCA Holding B.V. en X ingestelde vordering wordt door de rechtbank afgewezen. Ten aanzien van de jegens Y ingestelde vordering overweegt de rechtbank dat er onvoldoende grond is om voorshands aan te nemen dat hem een persoonlijk ernstig verwijt valt te maken en verwijst de zaak naar de rol voor akte uitlating bewijs zijdens AZ N.V. 13-05-2020
- Rechtbank Noord-Holland Twee gevoegde zaken bij de rechtbank. In de eerste procedure oordeelt de rechtbank onder andere dat de opzegging en ontbinding van de managementovereenkomst door de vennootschap rechtsgeldig is en dat vermogensonttrekkingen door desbetreffende bestuurders onrechtmatig zijn. De tweede procedure betreft een geschillenregelingprocedure waarin de vordering tot uitstoting als aandeelhouder van de vennootschap door de rechtbank wordt toegewezen. 22-04-2020